Om nou alle belangen met Iran aan één conflict op te hangen. Wat we wel aanhangig willen maken zijn onze lijstjes uit het:
We luisterden naar: Caroline, Esben And The Witch, Yael Naïm, Rauelsson with Peter Broderick, Gareth Davis & Machinefabriek, Juv, Stephan Mathieu, Johan Borger, Dariush, Sattar, Nilüfer, Deaf Center en *AR. En gingen naar: Johan Borger. En keken naar: The Warriors.
Caroline – Verdugo Hills (cd, Temporary Residence)
Zal je net zien, ga je jezelf op de wereld oriënteren, komt Temporary Residence met de uit Okinawa afkomstige zangeres Caroline (Lufkin), die overigens gewoon in de VS woont. In 2006 komt ze daar al met haar debuut vol indringende etherische zang en minimale elektronica. Dat terwijl haar zus Olivia de poplijsten in Japan aanvoert. De laatste jaren maak Caroline uit van het Mice Parade leger en is ze te horen bij Saxon Shore. Nu weer eens een nieuwe cd van haar hand. Ook hier combineert ze ijle elektronica, uiteenlopend van glitches tot synthesizerpartijen, met haar etherische stemgeluid. Denk aan intieme kruisbestuiving van Tujiko Noriko, Múm, Colleen, Amiina en AGF. Bijzonder mooi!
MP3:
Swimmer
Esben And The Witch – Violet Cries (cd+cds, Matador)
Mijn zwarte cape en eyeliner zijn alweer een tijdje uit de kast met al die new wave oplevingen. Ook bij dit trio galmen de jaren 80 er flink doorheen. De tijd van Siouxsie & The Banshees, de tijd dat vrouwen nog een beetje eng waren. Dat en tevens dat onderkoelde van Warpaint, The XX, Anna Calvi en Zola Jesus. Heerlijke retroshit dit! Nu tijdelijk met extra 4 nummers tellend schijfje. Wat wil je nog meer?
Luister Online bij Myspace:
Warpath / Marching Song / Lucia At The Precipe
Yael Naïm – She Was A Boy (cd, Tôt Ou Tard)
In 2007 brengt de Frans-Israëlische zangeres haar prachtige debuut uit vol bitterzoete singer-songwritermuziek vol wereldse elementen. Eind vorig jaar volgt pas deze tweede cd, die ze samen met multi-instrumentalist David Donatien maakt. Ze evenaart haar debuut en op diverse plekken overstijgt ze deze zelfs. De cd opent een tikje Caro Emerald-achtig, maar daarna is het weer prachtige melancholie wat de klok slaat. Ditmaal geen Hebreeuwse zang maar, maar charmant Engels en één keer een soort Frans. Nummers als “Today” en “My Dreams” bijvoorbeeld zijn van een ongelooflijke schoonheid. In “Man Of Another Woman” laat ze meer Arabische invloeden horen, die wel neigen naar Natacha Atlas. Ook soulvolle stukken komen voor. De muziek wordt naast allerhande instrumenten fraai omlijst door piano, cello en verstilde koorzang. Soms mysterieus en andere momenten lekker poppy. Deze schoonheid zal liefhebbers van Françoiz Breut, This Immortal Coil, Keren Ann en Agnres Obel wel kunnen bekoren.
Luister Online bij Myspace:
Go To The River / Today / She Was A Boy / Come Home / My Dreams
Rauelsson with Peter Broderick – Réplica (cd, Hush)
Ja daar heb je hem weer, hoewel ik denk dat Peter Broderick ook wel een beetje voor de naam is ingezet. Doet niets af aan deze release overigens, die hoofdzakelijk van de hand is van Raúl Pastor Medall aka Rauelsson. De cd bevat de twee lange stukken “El Lobo, La Liebre Y La Panza Del Burro” (14:31) en “Un Castillo, Un Molino, Un Mapa Y Un Plan” (21:56). Het lijken beide meer op een collage van songs die een fraai geheel vormen. De liedjes bestaan uit intieme singer-songwritermuziek waarbij de piano, akoestische gitaar en de Spaanstalige zang de basis vormen. Deze worden afgewisseld met onder meer cello interluden, improvisaties en zang van Broderick. Stemmige, breekbare en bovenal wonderschone muziek, die ergens tussen Dakota Suite en Peter Broderick uitkomen.
MP3:
Réplica (sample)
Luister Online bij Fluid-radio:
Réplica (klik op de links op de pagina)
Gareth Davis & Machinefabriek – Grower (cd, Sonic Pieces, 2011)
Zoals we van Rutger gewend zijn kent de productiviteit van Machinefabriek geen winterslaap. Deze samenwerking met de Britse klarinetspeler Gareth Davis is wederom een pareltje. De diepe, lage tonen van het blaasinstrument versterken op deze release voornamelijk de drones die door Machinefabriek worden geproduceerd, maar hier en daar duikt het spel van Davis ook op de voorgrond, wat de twee stukken met wat jazz injecteert. Het is goed te horen dat de ze eerder met elkaar samen hebben gespeeld. Vaak is het niet meteen duidelijk wie welke geluiden maakt, omdat de rustieke doch mistige tonen vloeiend in elkaar overlopen. De combinatie van twee misschien wel heel verschillende muzikanten is echter niet onhoorbaar, en dat is wat de uitgebreide discografie van Machinefabriek ook zo interessant houdt.
Juv – Juv (2lp, Miasmah, 2011)
De Noren Are Mokkelbost en Marius von der Fehr stopten eind jaren negentig met de opnames van hun debuutplaat vanwege een persoonlijk conflict. Na elkaar lang niet meer te hebben gezien hebben ze twee jaar geleden de meningsverschillen uitgesproken en oude tapes afgestoft om Juv alsnog af te maken. De periode waarin de muziek werd geschreven is nog redelijk goed terug te horen. In 1998 floreerde de black metal in Noorwegen en het duistere, ruwe en afstandelijke van die muziek is duidelijk aanwezig. Juv valt daarentegen niet bepaald onder het metalgenre; de occulte ambientklanken met opgerekte gitaarriffs doen eerder aan Sunn O))) denken. Ondanks dat het materiaal oud is, kan het nog gerust met zijn tijd mee. De rauwe doomambient van Juv kent door de uitstekende kwaliteit geen strikte houdbaarheidsdatum.
Stephan Mathieu – A Static Place (cd, 12k, 2011)
De Duitse geluidskunstenaar Stephan Mathieu draait al tientallen jaar mee in de wat we voor het gemak maar “experimentele muziek” noemen. Hij bouwde verschillende installaties en bracht meer dan dertig releases uit op diverse labels. Ook op A Static Place neemt hij niet de meest eenvoudige weg. Hij gebruikte 78 toeren platen uit de periode van 1928 tot 1932 en speelde deze af op twee antieke platenspelers, uitgerust met cactusnaalden. Door de tonen direct vanuit de hoorn van de platenspelers op te nemen en te bewerken met onorthodoxe technieken creëert hij een fascinerend geluidsspectrum waarin de originele muziek ongetwijfeld niet meer in is terug te herkennen. Mathieu maakt er beweeglijke drones en ambient van, dat afwisselend pastoraal en dreigend aan doet. Net als de andere releases van Stephan Mathieu zeer de moeite waard.
Johan Borger – Sometimes en instore @ Velvet
Johan Borger zag ik een paar weken terug al als (elektrisch) gitarist in de band van Marten de Paepe, maar is dus ook voor zichzelf begonnen. Hij heeft net zijn debuut Sometimes uitgebracht. (Voorlopig nog op de luisterpaal van 3v12) Een degelijke Americana-plaat, met fijne kleine akoestische liedjes, al is het soms wel wat zoetsappig; het gaat richting Ray LaMontagne. (Commercieel gezien wel handig waarschijnlijk) Zondag bleek het live in een de lokale platenzaak vooral, subtiel verschil, zoetgevooisd, en dat bedoel ik positief. Live wonnen de liedjes aan fragiele diepgang. Sterker nog, door de zuivere old time country-meerstemmige samenzang van de Borger Family, zus op back-up, broer bassist, klonk dit toch verdraaid veel als de nummer 1 van mijn 2010 jaarlijst. Een waar Dave Rawlings & Gillian Welch-moment.
The Warriors (Walter Hill)
Vermakelijke, malle film. Cultgekkigheid met een behoorlijk budget en regie van Walter Hill. Waar zie je nou een film die de eerste 5 minuten begint als een OMC-trip, met aftandse metro's badend in vaalblauw licht, dromerige synthesizers op de soundtrack en coole negers, om in de volgende 5 minuten in no time in de favoriete film van de Insane Clown Posse te veranderen. Inclusief Kiss-achtig geschminkte gangsters in baseball-outfits. (Met knuppels!) Gaandeweg de film voegen we daar nog Tarantino-goofball-humor aan toe en krankzinnig (expres slecht?) acteerwerk. Kortom, een tripje. 'The girls are packed!'. Een of andere spaced out oppergangster by the name of Cyrus (de film zit vol Grieks mythologische referenties op de 300-manier) organiseert een speechmomentje, – caaaaan you dig it? – dat met 60.000 bad guys natuurlijk in chaos ontaardt. The Warriors, een crew uit het verre (plattelandse?) Coney Island, gekleed in hippie meets cowboy-achtige hesjes, wordt beschuldigd van het aanstichten ervan. Dat wordt matten! O.a. met de ware, hilarische slechterik, een op Kurt Cobain lijkende ziekerd. Ook noemenswaardig is de zieligste crew; The Orphans, in vaalwitte popjournalistenshirtjes, die wel een stoere latina-chick leveren… Dit alles gebracht met de tong in de wang, op cartooneske wijze, of beter gezegd, als pulpstripboekjes. De film ziet er ook écht uit als een comic, inclusief af en toe opduikende kadertjes en tekeningen. Heel fraai gedaan, bijvoorbeeld als onze helden op een bepaald moment wederom een end of the line metrolijn uitstappen. (De melancholie van de ondergrondse zeg maar). Curieus genoeg blijkt de film níet op een stripboek gebaseerd, maar op een gewone roman, schijnbaar heel wat diepzinniger dan wat er door deze filmfilter van is blijven hangen. Niet getreurd. Dit is gewoon een echte jeugdfilm, inclusief een dj (denk American Graffiti) die de boel aan elkaar praat en de plaatjes draait. Op de soundtrack treffen we een rare mengeling van MOR en funk, met als hoogtepunt de "titelsong" In The City van Joe Walsh. Daar moet ik eens meer van horen. Zijn liedje werkt in elk geval perfect, bijvoorbeeld aan het eind, op het strand. Back on the home plate, in het verlaten pretpark Coney Island. 'When we see the ocean we figure we're home'.
Dariush Golden Songs vol. 1 & 2
Sattar Golden Songs
Iraanse popmuziek van voor de revolutie is heel erg mooi, eenmaal Iran ontvlucht zijn veel artiesten vervallen in gemakzuchtige MIDI-orkestraties. Wég zijn de zwoele strijkers, traditionele instrumenten en modaliteiten. Zo blijft het een sport om de goede cd's te vinden, want de hoesinformatie van de in Californië geproduceerde CD's meldt helemaal niets over jaartallen. Zelfs de foto's zeggen niks en dan heb ik het nog niet over de vele spelfouten. Gelukkig is er downloaden, hoewel ik dan weer nooit die Golden Songs/Hits compilaties kan vinden, maar wel afzonderlijke discs die min of meer worden samengevoegd in goedkope vierdubbelaars. Zes van de acht Dariush schijfjes had ik al ongeveer op de HD maar nog niet allemaal van voor naar achter gehoord, maar het leek allemaal wel uit de gouden tijd te stammen. De eerste zes CD's blijkt hij nog zwaarmoediger dan ik dacht. Ware dodenmarsen als Sedayam Kon en Mosabeb, dan snak je wel naar iets luchtigers af en toe. Er is af en toe een funky basgitaar als in Nefrin Bar Doushman of een andere, vrolijkere noot. Maar toch liever géén pompeus cheesefest zoals de laatste twee stukken op de zevende schijf. Het blijkt het begin van het einde, want schijf acht staat vol met dergelijke kitsch. Toch een redelijke score omdat je voor $25 niet wel bereid bent een oogje toe te knijpen. Sattar is op z'n best ook een enorme droefdweep en ik dácht dat ik ook van hem de juiste box te pakken had. Na de door mij herkende los verkrijgbare CD Sedaye Baroon (hier min of meer de eerste schijf) blijk ik op zoek naar een goede e-shop toch ergens overheen te hebben gelezen. Schijf twee begint al niet ideaal, met cheesy synthesizergeluiden, maar aan het einde loopt het finaal de soep in. Hoe bestaat het toch dat zo'n getalenteerd zanger dit soort broddelwerk (Dokhtaram) pikt? Gelukkig trekt het bij op schijf drie met meer uptempo bandari songs en toch weer een paar oudere liedjes. De laatste schijf is helemaal akoestisch en klassiek, dus taar, tonbak, santoer en kemanche. Vijfenzeventig minuten, samen met Mahasty (stuk minder indrukwekkend dan haar zus Hayedeh, maar geenszins een slechte zangeres). Kortom, wisselvallig maar uiteindelijk niet zo'n miskoop als ik vreesde. Nu Hamsafar en Deltangi nog, al dan niet in een ander 'Golden' pakketje …
Nilüfer 12 Düet
Met ruim 35 jaar in de business op de teller heeft de Turkse popzangeres Nilüfer zich nog eens over haar eigen catalogus gebogen, nu eens samen met twaalf jonge rockbands. Niet dat ze nooit meer rock-georiënteerd werk heeft gedaan, het origineel van Ara Sıra Bazı Bazı heeft bijvoorbeeld een Las Grecas-achtige rockgroove, maar zoals veel popartiesten van deze generatie is het vrij divers, van chanson tot disco tot meer folky liedjes. Wat dat betreft is 12 Düet consistenter, ondanks dat elk nummer met een andere groep of artiest is opgenomen. Zo is rocksirene Şebnem Ferah haar partner in opener Erkekler Ağlamaz, beroemde softrocker Teoman doet Sensiz Olmaz en weirdo Hayko Cepkin geeft Aşk Kitabı een wel erg duister randje, hij haalt er zelfs zijn deathgrunt voor uit de kast. Nilüfers dramatische, smartelijke stem doet het in ieder geval uitstekend met rockgitaren. Een lekker wegluisterende poprockplaat is het resultaat.
Deaf Center – Owl Splinters (Type Records) Owl Splinters is de opvolger van Pale Ravine uit 2005, een album die gezien kan worden als een ware klassieker. Terwijl in die tijd langzaam de “moderne klassiek” aan het opkomen is leggen de heren Erik K. Skodvin en Otto Totland de lat direct zeer hoog. Natuurlijk waren er al de Max Richters en Johann Johannssons van de wereld, maar de gewaagde combinatie van donkere dreigende soundscapes en lichte klassieke klanken, zoals dit duo maakt, was eigenlijk nooit eerder vertoond. Zo'n statuur is moeilijk te evenaren en na ruim 5 jaar wachten zijn de verwachtingen dan ook zeer hoog. In die 5 jaar hebben de beide heren niet stil gezeten; Skodvin heeft met zijn Svarte Greiner project de wereld een aantal zeer zwartgallige albums gebracht en Totland heeft met Nest een prachtig album uitgebracht met lichte klassieke muziek gecombineerd met ambient geluiden. Op Owl Splinters horen we deze twee strijd terug: de donkere soundscapes van Svarte Greiner en de lichte stukken van Nest worden samengebracht in een omhulsel. Het contrast is nog groter dan op Pale Ravine. De spanning tussen beide heren is groter, wat dit tot een erg geslaagde plaat maakt. Of het nu de betere plaat is geworden daar ben ik nog niet uit, dat zal de tijd ons leren. Wel kan gezegd worden dat het team Skodvin & Totland een goede keus heeft gemaakt om ook samen weer muziekjes te gaan maken. Hopelijk komt de volgende iets sneller. http://www.typerecords.com
*AR – Wolf Notes (Corbel Stone Press) Achter het duo *AR vinden we Autumn Richardson en Richard Skelton. En bij die laatste naam kun je eigenlijk al wel raden waar we hier precies mee te maken hebben. Skelton, vooral bekend van zijn platen op Type Records onder zijn eigen naam en A Broken Consort op Tompkins Square, staat garant voor een aardige dosis gelaagde violen en cello geluiden die lichtelijk zijn bewerkt met de computer tot rustieke ambient en modern klassieke muziek. In zijn werk is altijd een duidelijk melancholisch geluid terug te horen die doet denken aan de uitgestrekte graan en maisvelden in het midden van de VS (en dat terwijl het een Brit is). En ook hier horen we dat kenmerk weer duidelijk terug. Echter bij deze samenwerking wordt het geheel aangekleed met de zang van Autumn Richardson wat voor een welkome verandering zorgt. De woordloze zang maakt het allemaal erg etherisch, soms wat te veel richting new age neigend, maar nergens gaat het die grens ook daadwerkelijk over. Maar toch blijkt er een steeds groter manco naar voren te komen. Het is gewoon erg moeilijk om de verschillende werken van Skelton uit elkaar te houden. Zijn geluid staat vast en er zit vrij weinig ontwikkeling in. En dat gaat hier bij de zang van Richardson ook op. Ja het is mooi maar uiteindelijk zit je bijna drie kwartier naar het zelfde stuk te luisteren dat je ook al op Landings, Marking Time, enzovoort, ook al enkele malen had gehoord. http://www.corbelstonepress.com/