We hebben het steeds weer over het weer dat ons weer weet te verrassen met weer nieuwe weerrecords. Standaard zijn hier gewoon weer onze verrassende lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Bully, John Carpenter, Chapelier Fou, Collapse Under The Empire, Colleen, Dälek, Dog In The Snow, Esmerine, Ben Frost, Grandbrothers, Grooms, Mark Kozelek with Ben Boye and Jim White, Lean Year, Lotte Kestner, Solfrid Molland, Monophona, Morgen Wurde, Morosito, Lídia Pujol, Max Richter, Saicobab, Satanique Samba Trio (3x), The Spacelords, St. Vincent, Térébenthine, That Faint Light, Marry Waterson & David A. Jaycock, Wobbler, Pearls Before Swine, Godspeed You! Black Emperor en Andrew Weathers Ensemble. En gingen naar: Linde Schöne.
Jan Willem
Bully – Losing (cd, Sub Pop / Konkurrent)
Het is vast voor velen herkenbaar dat je bij bepaalde klussen in huis gewoon opzwepende muziek nodig hebt. In 2015 ben ik een deel van het huis aan het schilderen en zet het debuut Feels Like van Bully erbij op. Onder aanvoering van zangeres/gitariste Alicia Bognanno laat deze in 2013 opgerichte Amerikaanse groep een geluid horen dat je tussen The Breeders en Pixies in kunt plaatsen. U begrijpt misschien, het klusje was zo geklaard. Nu ben ik wederom met een omvangrijke schildersklus bezig en zet de zojuist ontvangen promo van Losing op, de tweede van Bully. De groep bestaat verder uit Clayton Parker (gitaar), Reece Lazarus (bas) en Casey Weissbuch (drums). Het fijne Sub Pop label heeft het album uitgegeven omdat het hen op een prettige manier doet terugdenken aan de muziek die ze in de jaren 80 en 90 hebben uitgebracht. En in die gedachte kan ik helemaal meegaan, want in hun 12 energieke alternatieve rocksongs moet ik naast de bovengenoemde artiesten regelmatig denken aan Babes In Toyland, Nirvana, Hole, Sonic Youth en Dinosaur Jr. De groep brengt dit echter met zoveel energie en frisheid, dat je niet naar een herhalingsoefening luistert maar alleen intens kan genieten. De sterke zang van Bognanno, die een zwoel stemgeluid in huis heeft maar ook regelmatig als brulboei uit de hoek komt, speelt daarbij een belangrijke factor. Het deel dat ik heb geschilderd tijdens de beluistering hiervan is aanzienlijk. Nu nog een paar keer op repeat voor de rest. Heerlijk adrenalineplaatje.
John Carpenter – Anthology (cd, Sacred Bones / Konkurrent)
Je kunt gerust stellen dat de legendarische regisseur/componist/producer John Carpenter weer helemaal “hot” is sinds het verschijnen van zijn twee albums Lost Themes, die voor het eerst geen soundtrack gerelateerd materiaal bevatten. Ervoor heeft deze grootmeester natuurlijk al muziek gemaakt voor onder meer (zijn eigen) films “Dark Star”, “Halloween”, “Assault On Precinct 13”, “The Fog”, “Escape From L.A.” en “Vampires”. Zijn carrière gaat dan ook van 1974 tot nu. En om dat eens uit te lichten brengt het innovatieve label Sacred Bones nu de cd Anthology, met de ondertitel “Movie Themes 1974-1998”, uit. Alle 13 tracks zijn opnieuw opgenomen, met onder meer zijn zoon Cody, maar bevatten wel de sfeer die pas bij de oorspronkelijke films, zij het een tikje ruiger. Sterker nog, af en toe moet je echt even kijken of Metallica, Nine Inch Nails of Ennio Morricone niet stiekem meedoen. Dat de thema’s ook nu nog helemaal mee kunnen, bewijzen deze nieuwe versies wel. Een prachtig, herziend overzicht!
Chapelier Fou – Muance (cd, Ici D’Ailleurs)
Achter de dolleman Chapelier Fou gaat de Fransman Louis Warynski (ook in This Imortal Coil) schuil, die sinds 2009 van zich laat horen met dit project. Hij beschikt over een bijzondere sound en brengt op frivole wijze veelal een melancholische mix van IDM, neoklassiek, toytronica, minimal music en andere abstracte muziek. Dat levert al de fijne cd’s 613 (2010), Invisible (2012) en Delta (2014) op, plus een handvol mini albums. Op zijn vierde album Muance krijgt hij hulp van celliste Camille Momper (Egyptian Project), klarinettist Maxime Tisserand (Orchard, Matt Elliott, Christophe) en altviolist Maxime François (Twin Pricks). Warynski laat hier 11 nieuwe instrumentale tracks het licht zien, die uiterst speels en ritmischer zijn dan hiervoor. Ze landen nog altijd ergens tussen de genoemde genres. Dat pakt de ene keer uptempo en complex uit en op andere momenten sprankelend melancholisch. Hij manoeuvreert zich ergen tussen Yann Tiersen, Aphex Twin, Carlo Fashion, Boards Of Canada, Melodium, Ez3kiel en The Notwist. Het is echt weer een fraai avontuurlijk album geworden.
Collapse Under The Empire – The Fallen Ones (cd, Finaltune Records / Broken Silence)
Postrock is in eerste instantie in het leven geroepen voor meer elektronisch gerichte groepen die wel rockstructuren hanteren. Maar inmiddels staat het haast synoniem voor de gitaargroepen die van sferische rock naar harde erupties gaan, zoals Mogwai, Explosions In The Sky en Godspeed You! Black Emperor. Maakt ook niet heel veel uit, zolang we maar dezelfde taal spreken. Het Duitse duo Collapse Under The Empire, bestaande uit Chris Burda en Martin Grimm (eerder van de heavy metal band Headstone Epitaph), behoort duidelijk tot die laatste categorie. Alhoewel, ze larderen hun muziek ook met synthwave en krautrock en weten daarmee echt een eigen geluid aan de dag te leggen. Dat laten ze wederom horen op hun zesde album The Fallen Ones. De negen tracks die ze hier laten horen zullen liefhebbers van Mogwai, Explosions In The Sky en Maybeshewill zeker aanspreken, maar ook die van M83, Clint Mansell, Hammock en 65daysofstatic. Dit komt door het feit dat ze in feite de oorspronkelijke postrock koppelen aan de latere versie ervan plus shoegaze en elektronica. Ondanks dat hun muziek geheel instrumentaal is, brengen ze een veelzeggend en tot de verbeelding sprekend geluid, waar postrockharten sneller van gaan kloppen. Een magistraal vervolg.
Colleen – A Flame My Love, A Frequency (cd, Thrill Jockey/ Konkurrent)
De Franse muzikante Cécile Schott is met haar project Colleen al zo’n 15 jaar actief; tegenwoordig overigens vanuit Spanje. In het begin brengt ze vooral aaneenschakeling van zelfgefabriceerde loops, meestal van viola da gamba, gitaar en effecten, waarmee ze mooie, intrigerende en rijk gedetailleerde composities creëert. Na drie albums duurt het maar liefst 6 jaar voor de nieuwe The Weighing Of The Heart (2013) verschijnt. Hierop is haar werkwijze veranderd en zingt ze ook voor het eerst. Zonder in herhaling te vallen gaat ze daarmee verder op Captain Of None (2015). Haar zang en vioolspel leunen hier op melodieuze bedjes van diverse tribale percussiestukken, effecten en melodicapartijen, waarbij ze ook haar liefde voor dub, jazz, Afrikaanse en andere exotische muziek laat horen. Dat alles onderstreept eens te meer haar unieke benadering, die, niet onbelangrijk, ook nog ontzettend mooie muziek oplevert. Als muze noemt ze Arthur Russell, hetgeen ook wel iets zegt over haar muzikale interesse. Keurig twee jaar later is er nu haar zesde album A Flame My Love, A Frequency. Ze slaat hier weer een andere weg in door haar muziek hoofdzakelijk met Moog en andere synthesizers te creëren, waarmee ze ijle, repetitieve ritmes en ruimtelijke atmosferen produceert. Een deel ervan is instrumentaal en in de rest hoor je haar fluweelzachte zang. Je belandt in een bijzonder parallelle microkosmos, waar ze op verfijnde wijze haar muziek voor het voetlicht brengt. Het verschaft een geheel nieuwe inkijk op haar muzikale en persoonlijke wereld, die altijd nauw met elkaar verbonden zijn. Dat is niet alleen licht bevreemdend en biologerend maar ook adembenemend en van een parelachtige pracht.
Dälek – Endangered Philosophies (cd, Ipecac)
Hip hop, rap en ik zijn geen standaardcombinatie, maar ik heb genoeg klassiekers in de kast staan die ik ook echt steengoed vind. Public Enemy, Cypress Hill, Ice-T, O.C., Paris en met name Dälek zijn toch wel grote favorieten. Die laatst genoemde weet al jaren experimentele muziek, noise en industrial te combineren met hip hop. Ze werken onder meer samen met de legendarische krautrock-formatie Faust, hetgeen wel iets zegt over de band. Hun releases zijn dan ook veelal van donkerheid die z’n weerga niet kent. Hoewel ze nooit heel veel sleutelen aan hun muzikale recept, is de boodschap die ze over willen brengen altijd urgent en maakt elke release de moeite waard. Dat is ook zo op hun zevende cd Endangered Philosophies. Vanuit de krochten van de aarde en hun ziel brengen ze hier weer 11 tracks, die op duistere wijze hip hop koppelen aan noise en industrial. Geen onnodige grove taal, maar teksten waarbij de grofheid van de hedendaagse maatschappij een plek krijgt. Dat dit een ietwat ongemakkelijk gevoel met zich meebrengt is gewoonweg te billijken. Dat levert bovendien weer een album vol en noodzakelijke en geweldige muziek op.
Dog In The Snow – Consume Me (cd, Battle Worldwide Recordings / Sonic Rendezvous)
Na intensief op tournee te zijn geweest met Fear Of Men gaat de Britse Helen Ganya Brown solo verder als Dog In The Snow. Na enkele mini’s is er nu haar volwaardige debuut Consume Me. Brown beschikt over een heerlijke stem, die ze zo bij 4AD zouden inlijven en in een nieuw te vormen This Mortal Coil in zouden zetten. Ze doet wisselend namelijk denken aan Liz Fraser, Siouxsie en Anneli Drecker; een stem met draagkracht. Qua muziek put ze zowel uit de folk als rock muziek, maar lengt dat telkens aan met smaakvolle elektronica. Hierdoor variëren de referenties van Sonic Youth, Cocteau Twins en Bel Canto tot Susumu Yokota en Lost Horizons. Hoewel dit alles uitstekend in elkaar steekt en het uiterst genietbaar is, verwacht ik dat haar sound nog verder uit gaat rijpen en ons in de toekomst gaat verrassen. Voor nu is dit debuut van krap 35 minuten al wel een hele grote belofte.
Esmerine – Mechanics Of Dominion (cd, Constellation / Konkurrent)
De legio zijprojecten van Godspeed You! Black Emperor, zijn vaak meer dan de moeite waard en verworden meermaals ook tot volwaardige entiteiten. Dat geldt zeker voor het in 2000 opgerichte Esmerine. In eerste instantie bestaat hun output uit kamermuziek gelardeerd met postrock, maar later blijkt dat ze hun muziek bepaald niet in beton gieten. De harde kern wordt hierbij gevormd door celliste,gitariste en zangeres Rebecca “Beckie” Foon (The Silver Mt. Zion, Fifths Of Seven, The Mile End String Ladies Auxiliary, Set Fire To Flames, Saltland) en percussionist/toetsenist Bruce Cawdron (ex-Godspeed You! Black Emperor, Set Fire To Flames, Triple Burner). Tegenwoordig bestaat de line-up verder uit Brian Sanderson (piano, (dansmeester)viool, hoorn, mellofoon, ngoni, gitaar, marimba), Jérémi Roy (contabas, bas) en Jamie Thompson (drums, percussie, synthesizer) van onder meer The Unicorns en Islands. Na hun eerste twee prachtalbums If Only A Sweet Surrender To The Nights To Come Be True (2003) en Aurora (2005) lijkt het doek te vallen voor de groep. Maar in 2011 komen ze na zes jaar absentie ijzersterk terug met La Lechuza, waarbij de reden minder is, want het is een stemmig eerbetoon aan hun veel te vroeg overleden vriendin, muzikante/zangeres en graag geziene gast Lhasa de Sela (1972-2010). Daarna pakken ze de draad weer op en brengen erna nog de geweldige cd’s Dalmak (2013) en Lost Voices (2015) uit. Op deze albums vermengen ze hun kamermuziek en postrock meer en meer met wereldse elementen. Ze lijken enkel te groeien. Twee jaar na hun laatste wapenfeit is er dan weer het nieuwe werk Mechanics Of Dominion. Hierop krijgen ze hulp van gastmuzikanten op gitaren, violen, altviool en contrabas, waarbij ik enkel Sophie Trudeau (Diebold, Godspeed You! Black Emperor, Set Fire To Flames, A Silver Mt. Zion, Valley Of The Giants, The Mile End String Ladies Auxiliary) ken. Het is hoe dan ook een opstelling die er niet om liegt. Ze verlaten hun meer wereldse sound, op een enkele track na, en brengen in eerste instantie iets dat het midden houdt tussen hun vroegere sound met minimal music, kamermuziek en jazzelementen, maar bouwen dit uit naar imposante harde postrock. Daarmee leveren ze zowel hun meest subtiele als krachtigste wapenfeit tot nu toe af. Een bij de strot grijpend meesterwerk, dat liefhebbers van hun andere projecten zeker zal aanspreken.
Ben Frost – Super Dark Times (mcd, The Orchard)
Vorige week nog onderstreep ik dat de Australische componist/producer Ben Frost een druk jaar heeft, hetgeen nogmaals benadrukt wordt door zijn nieuwe soundtrack Super Dark Times. Deze heeft hij gemaakt voor de film met de gelijkluidende titel van Kevin Phillips. Frost presenteert hij 13 tracks, die toch alweer na een half uur finishen. De muziek hierop is wellicht het meest rustieke dat hij ooit gemaakt heeft, maar tevens de gitzwartste en meest angstaanjagende. Zachte industriële klanken zwellen soms licht aan, wat meteen voor een schrikeffect zorgt. Daarbij hoor je nog pulsaties, hartkloppingen, dwarse technobeats en plots opduikende geluiden. Samen vormt dat een unheimisch dark ambinet-achtig geheel. Ik weet niet wat voor film het is, maar zonder beeld is het zelfs al spannend genoeg. Fraai donker kleinood.
Grandbrothers – Open (cd, City Slang / Konkurrent)
De piano is een druminstrument. Nietwaar. Welwaar! Deze discussie hoeft helemaal niet gevoerd te worden, want ook al is de piano an sich een snaarinstrument, de mogelijkheden van dit instrument zijn talrijk. Dat bewijst het duo Grandbrothers uit Duitsland op hun tweede album Open op overtuigende wijze. De Duits-Turkse pianist Erol Sarp duelleert hierop met de Zwitserse engineer en softwareontwerper Lukas Vogel. Op hun debuut Dilation uit 2015 levert dat al fraaie muziek op, waarbij Vogel de pianomuziek van Sarp inzet als ritmesectie en basis van zijn visie op techno. De piano fungeert hier als een soort drummachine. Dit nemen ze weer als uitgangspunt voor hun nieuwe album, waarbij de titel veelzeggend is. Een open geluid, een open visie en een eyeopener voor de luisteraar. Liefhebbers van Hauschka, Nils Frahm, Philip Glass, Brandt Brauer Frick en Poppy Ackroyd zullen hiervan smullen. Minimaal maar maximaal plezier!
Grooms – Exit Index (cd, Western Vinyl / Konkurrent)
Er zijn van die groepen die zich nergens iets van aantrekken en gewoon hun eigen weg blijven bewandelen. Zo’n groep is ook het Amerikaanse Grooms, die al sinds 2010 hun releases naar buiten brengt. Ze nestelen zich ergens tussen shoegaze, droompop, postrock, noise en indierock en larderen dat alles ook met samples en allerhande elektronica. De band bestaat uit frontman en zanger/gitarist Travis Johnson, bassist Jay Heiselmann en drummer Steven Levine, tevens acteur/komediant, die allen eerder ook in verschillende andere groepen participeren. Op hun vijfde album Exit Index brengen ze weer een fijne hutspot aan stijlen. Een bewijs dat de inhoud echt belangrijker is dan het uiterlijk, want wat een foeilelijke hoes! Maar hun experimentele pop is alweer net zo breed als de eerder genoemde genres. De warme zang van Johnson past helemaal bij het fuzzy geluid dat ze hier naar buiten brengen. Op een wollige wolk brengen ze hun ruimtelijke en licht melancholische muziek, die maar weinig raakvlakken kent met andere acts. Ga ze vooral zelf eens beluisteren alvorens je ze onterecht afserveert. Zo is de titel van het album absoluut niet bedoeld en daarvoor is de muziek veel te goed.
Mark Kozelek with Ben Boye and Jim White – Mark Kozelek with Ben Boye and Jim White (2cd, Caldo Verde / Konkurrent)
Mark Kozelek krijgt er maar geen genoeg van, want na een dubbel cd met Sun Kil Moon volgt er nog één met Jesu en brengt hij onder zijn eigen naam een mini en een album met Sean Yeaton uit. Er zijn dan ook genoeg ergernissen en gebeurtenissen in de hedendaagse maatschappij die Kozelek van het hart moeten. Maar de gifbeker is nog niet leeg en hier is hij alweer terug met een titelloos album, uiteraard een dubbele, samen met toetsenist Ben Boye (Chivalrous Amoekons, Joshua Abrams Natural Information Society, Bonnie ‘Prince’ Billy) en drummer Jim White (Dirty Three, Crime & The City Solution, Tren Brothers, Nick Cave). Beide geven verspreid ook al op de eerdere albums dit jaar acte de présence. Deze nieuwe twee schijven bevatten elk 5 langgerekte stukken muziek en duren samen een goede 87 minuten. Kozelek (gitaar, bas) brengt hier weer een soort halfzang, die door hemzelf en de andere twee de ene keer van een skeletachtig decor worden voorzien en op andere momenten van nachtelijke jazzy rock; hoewel ze twee keer ook aardig losgaan. En of het nu gaat om Trump of zijn droom waarin hij Elliott Smith weer ontmoet, vrolijk wordt het nooit. Het is zelfs misschien wel zijn meest grimmige en bijtende album, al zorgt zijn stem altijd voor verzachting. Het is een prima album geworden, met hele fraaie uitschieters, die je moeiteloos anderhalf uur meenemen.
Luister Online:
Housecat
Lean Year – Lean Year (cd, Western Vinyl / Konkurrent)
Emilie Rex (zang, keyboards, gitaar) verruilt de veilig omgeving van de academie voor de onzekere van het artistieke bestaan. Dat doet ze met niemand minder dan Rick Alverson (gitaar, zang, drums, pianosnaren, noisemachine), die eerder te horen is Spokane en daarvoor nog in Drunk. Hij heeft juist eerder de muziek verlaten om zich op zijn carrière als regisseur te storten. Samen gaan ze dit muzikale avontuur aan als Lean Year, waarvan nu de gelijknamige cd is verschenen. Hierop hebben ze een fraaie band om zich heen verzameld met bassist Robert Donne (Labradford, Anjou, Cristal, Spokane, Aix Em Klemm), contrabassist Matt Ulery (Loom), violist Chihsuan Yang, (tenor-,bariton-) saxofonist/klarinettist Elliott Bergman (NOMO, His Name Is Alive), drummer/ bassist/ gitarist/ toetsenist Erik Hall (NOMO, In Tall Buildings), die tevens de tape loops en de productie verzorgt. Ze brengen 10 songs van bij elkaar ruim 33 minuten, die ergens tussen droompop, folk en postrock uitkomen. Zodra Emilie Rex begint te zingen rijst het kippenvel en weet ze met haar werkelijk prachtig bitterzoete zang volledig te narcotiseren. Maar ook de samenzang met Rick Alverson is wonderschoon. De muzikale omlijsting is uiterst subtiel en stemmig en weet eveneens te betoveren. Je gaat van de ene parel naar de andere, waarbij ze grofweg klinken, mede door de klarinet en saxofoon en strijkers, als een akoestische versie van The Notwist met Chantal Acda als zangeres. Daarnaast zijn het ook Mi And L’Au, The White Birch, Low, Blonde Redhead en Talk Talk waar ik met enige regelmaat aan moet denken. Het zo mooi en melancholisch dat het haast zeer doet. Wat een overdonderend droomdebuut!
Lotte Kestner – Off White (cd, Saint Marie / Konkurrent)
Na haar leven in de prachtgroep Trespassers William, gaat zangeres Anna-Lynne Williams uit die band op meerdere wijze verder. Ze is een graag geziene gastvocalist (Sneaky Thieves, Mikhail, Anomie Belle, Delerium, Autumn Chorus), richt ze met Robert Gomez de groep Ormonde op, start haar soloproject Lotte Kestner waarmee ze aan de lopende band muziek mee uitbrengt en schrijft twee dichtbundels. Eerder dit jaar laat ze haar fraaie album Covers het licht zien met allerlei fraaie covers, waarbij ze originelen met enige regelmaat naar de kroon steekt. Williams moet het voor een groot deel van haar betoverende zang hebben, maar ze weet zelf ook prima songs en arrangementen te schrijven. Dit toont ze eens te meer aan op haar nieuwe album Off White. Hierop brengt ze 12 nieuwe, eigen songs die ze naast haar sublieme zang voorziet van gitaar en piano. Daarnaast krijgt ze hulp van gasten op viool, altviool, cello, drums en bas. Het levert een fluweelzacht, verdovend en wonderschoon melancholisch geheel op. De muziek is uiterst ingetogen en hangt vooral als een teder decor om haar overtuigende zang heen. Het is toch maar weinig zangeressen gegeven om op zo’n sobere wijze deze enorme impact te hebben. Een beauty van een uitzonderlijke klasse!
Solfrid Molland – Forvandling (cd, Kirkelig Kulturverksted / Xango Music Distribution)
De Noorse zangeres en pianiste Solfrid Molland heeft klassiek piano en muziektheorie gestudeerd aan de Universiteit van Oslo. Toch beperkt ze zich op haar albums niet enkel tot klassieke muziek, maar kiest meestal voor een meer avontuurlijke aanpak. Derhalve hoor je doorgaans ook folk en wereldse elementen terug in haar muziek. Zo werkt ze op haar debuut Katedral For Tapte Drømmer (2011) ook samen met Taraf De Haidouks en op haar tweede Musikken Er Mitt Fedreland met Roemeense artiesten. Zelf kan ze niet alleen geweldig pianospelen, ook haar zang is zo ongelooflijk mooi. Dat bewijst ze andermaal op haar derde album Forvandling, hetgeen “transformatie” betekent, die al in de herfst van vorig jaar is uitgebracht, maar hier nu officieel gedistribueerd wordt. Neem alleen de openingstrack “Lovsong Til Verda” al. Deze is zo melancholisch en machtig mooi, dat je er diep door geroerd raakt; met en zonder overdrijven één van de mooiste songs die ik in tijden gehoord heb. Molland wordt hier bijgestaan door Hayden Powell (trompet), Mats Eilertsen (contrabas), Torbjørn Økland (gitaar, mandoline) en diens bekendere broer Nils Økland (viool). Hiermee brengen ze muziek die zich een droefgeestige baan door genres als folk, neoklassiek, nachtelijke jazz en wereldse elementen (Afrikaanse, klezmer) boort. Het trompetspel van Powell doet denken aan die van Nils Petter Molvær en Arve Henriksen, terwijl het pianospel weer een meer klassieke kant opgaat. Naast werkelijk schitterende nummers met zang zijn er ook tal uiterst sfeervolle instrumentale waar ze ook diepe indruk weten te maken. In de titelsong zingt Molland ook nog een prachtig duet met Paal Flaata van Midnight Choir. Als ik hier vorig jaar mijn handen op had kunnen leggen, dan was deze regelrecht in mijn jaarlijst terecht gekomen. Zo mooi? Ja, zo schandalig mooi!
Monophona – Girls On Bikes Boys Who Sing (cd, Kapitän Platte / Sonic Rendezvous)
Op weg naar vakanties in Frankrijk en de weg terug rijden we altijd door Luxemburg. Hierbij bekruipt je wel eens het gevoel dat alle huizen door één fantasieloze architect ontworpen zijn, de mensen liever niet op straat komen en dat er naast benzine en goedkope drank niet veel te halen is. Echter ik weet door het land zelf ook echt te bezoeken wel beter. En dan nog maar te zwijgen over de muziek. Of nee, middels dit bruggetje wil ik er juist over beginnen. Het land is namelijk de geweldige groep Monophona rijk, die bestaat uit Philippe Schirrer aka Chook (elektronica, productie), die ook het Full Force Recordings label runt, plus Claudine Muno (zang, gitaar, keyboards) en Jorsch Kass (drums). Hiermee leveren ze al de twee albums The Spy (2012) en Blackonblack (2015) af, vol melancholische trip hop. De bitterzoete, licht geknepen zang van Muno is daarbij echt een oorvanger. Op hun nieuwste cd, met de bepaald niet genderneutrale titel Girls On Bikes Boys Who Sing, sleutelen ze eigenlijk niet al te veel aan hun overheerlijke recept. Het grootste verschil is dat ze een meer politieke boodschap naar buiten brengen, omdat ze vinden dat door alles wat er nu in de wereld gebeurt ze niet enkel persoonlijke zaken kunnen brengen. Dat levert in enkele songs een wat feller geluid op, maar ook veelvuldig verstilde stukken ter bezinning. Muzikaal gezien houden ze nog altijd het midden tussen trip hop, indietronica, postrock en droompop. Daarbij moet je denken aan een fijne hybride van Fever Ray, Portishead, Amatorski, Soap&Skin, Lali Puna, Tricky en Trentemøller. Dat maakt ook deze derde worp weer uiterst indrukwekkend en wonderschoon.
Morgen Wurde – Assassinous Act (cd, Time Released Sound)
De Duitse muzikant J. Wolfgang Röttger houdt er meerdere muzikale aliassen op na, maar brengt uiteindelijk van 2012 muziek uit als Morgen Wurde. Op de digitale release Nach Allem (2012) en de cd Letzten Endes (2015) opereert hij nog ergens tussen jazz, ambient, illbient, trip hop, psychedelische rock en IDM in. Vorig jaar verschijnt Brach Auf op het prestigieuze Time Released Sound label. Röttger koerst daar met zijn muziek meer richting drones, ambient, etherische en filmische muziek. Zijn mysterieuze, instrumentale creaties lardeert hij hier en daar met liturgische zang(samples) van onder meer gastzangeres Maria Estrella Aggabao en atmosferische geluiden. Dat levert een fantastisch fascinerend album op. Deze sterke lijn trekt hij door op zijn vierde album Assassinous Act, wederom uitgebracht op Time Released Sound. Röttger heeft een soort soundtrack willen maken voor een fictieve misdaadfilm. Nu is de atmosfeer op dit nieuwe album zeker donker, onheilspellend, spannend en mysterieus, maar daarmee kan het evengoed een ode aan de herfst of de nacht zijn of muziek voor een western die zich afspeelt op Antarctica. Hoe het ook zij, het is wederom muziek geworden die je weet te grijpen en mee te slepen op een biologerende trip. In twee tracks wordt hij vergezeld door Georges-Emmanuel Schneider (elektrische viool, viool, elektronica, violofoon) en in drie andere door zangeres Maria Estrella Aggabao. Als de zang zich bij de toch al mooi muziek voegt krijgt deze een etherisch en magische gloed, waarvan een haast narcotiserende werking uitgaat. Bij dit alles moet je denken aan een mix van Bohren Und Der Club Of Gore, Vieo Abiungo, Jóhann Jóhannsson, Gas, Hilmar Örn Hilmarsson, Arvo Pärt en Deaf Center. Het is echt een bij de strot grijpende beauty geworden. Crimineel goed!
Morosito – Una Historia En Cada Piel (cd, Rocket Music / Xango Music Distribution)
Hoewel het dezer dagen wellicht wat lastig ligt om een Catalaanse kwestie te benoemen, wil ik het toch doen. Dat gooi ik uiteraard over een vrolijker boeg, zeker nu er weer zomerse temperaturen heersen. En aangezien je hier niet voor het weer bent gekomen, gaat dit natuurlijk over muziek. Het in 2010 opgerichte Morosito is een in Barcelona gevestigde groep rond Javi Moro (zang), Sito Blanco ((nu nog) Spaanse gitaar, zang) en verder Edu Flores (elektrische gitaar), Jaume Fité (bas) en Manel Cabello (cajón, caja, percussie, zang). Op hun tweede album Una Historia En Cada Piel mogen ze ook nog eens rekenen op 11 gasten op uiteenlopende instrumenten en zang. De muziek die ze hier laten horen is zomers, maar ook doorspekt met een lekkere melancholie. Daarbij brengen ze een pakkende caleidoscopische mix van flamenco, Roma muziek, Tex-Mex, folk, rock, Latin en pachanga. Hoewel ze op prettige wijze hun eigen koers varen moet je een legering van Gipsy Kings, Manu Chao en Calexico proberen voor te stellen, ook al dekt dat de lading ook niet helemaal. Dat dondert ook niet, want het is gewoon een overheerlijk nazomerplaatje geworden.
Lídia Pujol – Iter Luminis, Un Cami Orientat (2cd, Satélite K / Xango Music Distribution)
Ik doe het er echt niet om, maar ook de magistrale zangeres Lídia Pujol, voluit Lídia López Pujol, is een belangrijke spil in de Catalaanse muziekscene. Deze zangeres met haar prachtig bitterzoete zang heeft vanaf 1998 twee albums uitgebracht met Silvia Comes, één met Miquel Gil & Psàlite en twee onder haar eigen vlag, waarvan de laatste in 2007 is verschenen. Ze komt daarbij altijd ergens uit tussen jazz, folk, pop en wereldmuziek. Wat dat betreft lijkt zij het niet zo nauw te nemen met de grenzen. Maar zoals vaker gezegd: muziek verbindt en is of kan in elk geval grenzeloos zijn. Ze heeft zeven jaar gewerkt aan haar nieuwste album Iter Luminis, Un Cami Orientat, hetgeen “pad van het licht, een begeleid pad” betekent, dat 10 jaar na haar laatste verschijnt. Het is dan ook meteen een tweeluik is geworden, waarop ze muziek en poëzie uit het (verre) verleden laat schijnen in het hier en nu. Daarbij put ze uit middeleeuwse en andere traditionele muziek, maar ook muziek uit andere landen, waaronder ook Arabische, plus experimentele muziek en stemkunsten. Wat dat betreft heeft ze net zo’n frisse aanpak als Christina Pluhar met haar L’Arpeggiata. Haar zang is al meer dan genoeg om overstag te gaan, maar de muzikale begeleiding door gasten op zang, traditionele, Oosterse, Afrikaanse, strijk- en blaasinstrumenten mag er ook wezen. Dat alles laat ze op de eerste schijf van een goede 62 minuten lang met de ondertitel “Iter Luminis: La Cerimònia De La Llum” op overtuigende wijze horen. Liefhebbers van Dead Can Dance, L’Arpeggiata, Sequentia, Sussan Deyhim, Nouvelles Polyphonies Corses, Jaramar en Dastan Ensemble zijn dan al op hun wenken bediend. Zo breed is hun sound nou eenmaal. Dan volgt er nog een tweede schijf van ruim 64 minuten lang, die de ondertitel “Iter Luminis: Treballs I Plaers D’Amor” meekrijgt. Hierop brengt ze ook weer oude muziek in een nieuw jasje met diverse muzikanten, zij het in een kleinere bezetting. Dit maakt het allemaal een stuk intiemer en meer verstild, maar zeker niet minder mooi. De zang van Pujol is ook zachter maar knalt er soms meer uit dan ervoor, hetgeen voor adembenemende momenten zorgt. Daarnaast is er ook meer spoken word te horen. Pujol laat met dit majestueuze prachtalbum ruim twee uur lang horen hoe veelzijdig, maar ook vooral wat voor ontzettende grootse kunstenares ze is.
Max Richter – Nosedive (mcd, Deutsche Grammophon)
Nou nog eentje dan van Max Richter in de wekelijkse column over terugkerende artiesten. Drie weken achtereen, maar daar blijft het als het goed is dan echt bij. De uit Duitsland afkomstige Britse componist heeft nu een episode van de serie “Black Mirror” van muziek voorzien, waar artiesten als Clint Mansell en Ben Salibury & Geoff Barrow hem zijn voorgegaan. Op cd dan, want Richter heeft zijn mini album Nosedive, voor de gelijknamige aflevering, vorig jaar al digitaal uitgegeven. Richter (elektronica) heeft 7 stukken geschreven die samen ruim 24 minuten duren. Hij zet zijn elektronische muziek naast klassieke, die door diverse muzikanten op violen, altviool, cello’s en piano gebracht worden. De cd opent verstild met een fraai pianostuk, waar langzaam de strijkers en elektronica zich bijvoegen. Daarna krijg je steeds weer andere variaties met dezelfde ingrediënten, al zijn sommige stukken wat harder door de elektronische input. Het wonderschone geheel weet te biologeren tot het eind. Hoewel al die albums van de afgelopen wel steeds verschillen, dragen ze allen dat typisch melancholische stempel van Richter. En natuurlijk die adembenemende pracht!
Saicobab – Sab Se Purani Bab (cd, Thrill Jockey / Konkurrent)
Iedereen die de Boredoms wel eens heeft gehoord of beter nog heeft gezien, weet dat Japanners met de volle overgave kunnen performen. Als er uit zo’n geweldige groep weer iets nieuws geboren wordt, dan zijn mijn oren gespitst. Yoshimio (zang) uit die groep en tevens OOIOO en nog wat andere onbekendere bands heeft nu een nieuwe uitlaatklep met Saicobab. De bepaald niet alledaagse line-up bestaat verder uit Yoshidadaikiti (sitar), Akita Goldman (bas) en Hama (tamboerijn). Hiermee brengen ze nu de cd Sab Se Purani Bab, dat 7 nummers lang en ruim 50 minuten breed is. De groep experimenteert en improviseert er lustig op los, waarbij ze op creatieve wijze hun volslagen unieke geluid fabriceren. Ook bij het instrumentgebruik, dat echt virtuoos te noemen is, houden ze de vrije hand. Als de boel versterkt zou zijn, dan had je vermoedelijk een innovatief noise album in handen. Nu laten ze een wilde en bovenal knappe mix van traditionele Japanse muziek, raga, akoestische noise en stemkunsten horen. Het lijkt wel of ze de muziek in een flipperkast hebben opgenomen, zo grillig, snel en speels gaat het er aan toe. Dit is fantastisch intrigerende muziek van de buitencategorie, die je van begin tot eind stevig in de houdgreep weet te nemen. Onderstaande live versie geeft wel een goed beeld van hun sound. Onvergelijkbaar goed.
Satanique Samba Trio – Bad Trip Simulator #2 (cd, Satanique Samba Trio / Xango Music Distribution)
Satanique Samba Trio – Bad Trip Simulator #1 (cd, Satanique Samba Trio / Xango Music Distribution)
Satanique Samba Trio – Bad Trip Simulator #3 (cd, Satanique Samba Trio / Xango Music Distribution)
Het is best mogelijk dat je al eerder van het Braziliaanse combo Satanique Samba Trio hebt gehoord hebt, want ze timmeren al zo’n 15 jaar aan de weg. Hun eerste twee cd’s zijn nog via een label uitgegeven, maar daarna zijn ze in eigen beheer verder gegaan. Zo is er ook het drieluik Bad Trip Simulator verschenen, waarvan deel #2 als eerst in 2010 uit wordt gebracht. Maar niets is wat het lijkt bij dit trio dat op dit album gewoon opereert als septet. Ze gooien hierop de Braziliaanse muziek, Latin jazz en avant-garde in de blender en slingeren dit daarna chaotisch in nieuwe mallen uit. Dat levert uiterst intrigerende en steeds weer verrassende muziek op, die eigenlijk best goed te volgen is. Op prettig gestoorde en razendsnelle wijze brengen ze iets dat het midden houdt tussen Pascal Comelade, Dog Faced Hermans, Naked City, Os Mutantes en Frank Zappa, zij het dan duidelijk met Braziliaanse accenten. En ondanks dat het hoofdzakelijk instrumentaal is spat de humor er vanaf. In totaal zijn het 14 tracks, waarbij zo ontzettend veel gebeurt, dat ruim 26 minuten ook helemaal niet als te kort aanvoelen. Geweldig begin van deze slechte reis.
Bad Trip Simulator #1, oorspronkelijk uitgebracht in 2011, gaat daar gewoon mee verder. Ook hier is het “trio” weer een septet en experimenteren ze er lustig op los. Hoewel de aanpak hier weer speels is en ook de lol naar boven borrelt, is dit zeker een ander album geworden. Dat komt omdat ze de muzikale accenten iets meer richting de jazz en mathrock hebben verschoven. Toch blijft hun bijzondere sound daarbij overeind en weten ze er wederom net zo’n duizelingwekkende trip van te maken als de voorganger. Ditmaal met 15 tracks van bij elkaar een goede 35 minuten. Ik moet naast de eerder genoemde referenties ook wel denken aan Palinckx. Maar ook hier geldt het als vage associatie. Zelf luisteren is echt het beste om hun geluid helemaal te doorgronden!
Dan is er tot besluit nog Bad Trip Simulator #3, dat stamt uit 2013. Hierop is de groep gereduceerd tot een sextet. Dat levert misschien ook wel de meer puntige sound hier op. Begrijp me goed, ze variëren steeds iets binnen hun eigen grenzeloze kaders zodat de identiteit van de groep nooit verloren gaat. Hier laten ze iets meer elementen van de batucada en post-rock horen, plus baspartijen waar ze bij Primus wel pap van lusten. Voor de rest geldt dat de 11 nummers die ze hier in ruim 26 de revue laten passeren gewoon weer avontuurlijk zijn en deze reis op schitteende wijze besluiten. Waarom hierover beginnen, los van het feit dat ze verduveld goed zijn? Welnu, het fijne Xango Music distribueert deze cd’s nu. Dus volop verkijgbaar in de Benelux!
The Spacelords – Water Planet (cd, Tonzonen Records)
De Duitse spacerockband The Spacelords wordt in 2008 opgericht en brengt sindsdien 4 albums en een splitalbum met Dhvani uit. Hun hoofdbestanddeel bestaat inderdaad uit spacerock, maar zoals goede Duitsers betaamt zit daar ook kraut-, art-, prog- en een toefje psychedelische rock doorheen. Daarmee bedienen ze de liefhebbers van Spacemen 3, Thee Hypnotics, King Crimson, Tea Party en Can mee. Ondanks de kleine bezetting leggen ze een weldadige sound aan de dag. Dat geldt zeker voor hun nieuwe album Water Planet, waar ze met drie nummers breed en ruim 42 minuten lang wel even het verschil weten te maken. Hun eloquente rock neemt je mee op een ruimtelijke trip die z’n weerga niet kent.
St. Vincent – Masseducation (cd, Loma Vista)
Het is zeker geen liefde op het eerste gezicht tussen St. Vincent en mij. Dat kan wel eens gebeuren als je net niet het juiste nummer als eerste hoort. Maar eenmaal hooked is er geen ontkomen meer aan en vind ik haar één van de leukste nieuwlichters van de popmuziek. St. Vincent is het project van de enigmatische Annie Erin Clark, die nu alweer ruim 10 jaar meedraait in de muziekbusiness; al is ze al sinds haar twaalfde bezig met muziek. Hoewel haar album qua sound niet per se enorm van elkaar verschillen,weet ze op de albums al genoeg variatie en bijzonderheden te brengen waardoor dit nooit enig bezwaar vormt. Lekker hoekige artpop en rock met ludieke vondsten. Ik vind al haar werk eerlijk gezegd behoorlijk geniaal, zij het dat de plaat met David Byrne wat mij betreft een klein dipje vormt. Inclusief die plaat is Masseducation alweer haar zesde werk. Naar eigen zeggen het meest persoonlijke, waarbij ze thema’s als macht, lust en verlies aansnijdt. Wederom is ze er niet op uit om het de luisteraar eenvoudig te maken met haar springerige elektronica, rockuithalen en de onverwacht van koers veranderende songs, die soms behoorlijk grimmig uitpakken. Daarnaast krijg je eveneens een hartverscheurende ballad als “Happy Birthday, Johnny” voorgeschoteld, over een verloren broer of liefde; vul het in zoals het bij jezelf past. Ze wordt ondersteund door een batterij aan gasten op piano, mellotron, bas, gitaar, synthesizer, zang, saxofoon (onder meer Kamasi Washington), programmering, pedal steel, keyboards en legio strijkinstrumenten. Daarmee weet ze een eigenzinnig geheel van te smeden, waarvan je niet snel een tweede tegen zal komen. Alles wordt op bijzondere wijze ingekleurd en zorgt van een ultiem luistergenot. Alleen die luipaard op de voorkant heeft wel erg roze wangen, is het niet? Heerlijk kunstzinnige popplaat!
Térébenthine – Visions (cd, Poutrage)
Het Franse rockduo Térébenthine is bepaald niet scheutig met het uitbrengen van muziek, maar als ze het doen is het ook meteen raak. De groep uit Parijs en Châlons bestaat slechts uit drummer Raphaël Giacomelli en gitarist Guillaume Barre. Ze debuteren met hun gelijknamige mini in 2012 en laten 5 krachtige tracks vol noise, jazz-, post-, math-, prog- en punkrock het licht zien. Daarbij is het soms bijna niet voor te stellen dat het hier om slechts twee muzikanten gaat. Twee jaar later brengen ze een split met de groep Isaac, waar ze weer een diepe indruk weten te maken. Hun explosieve sound weet je direct bij de strot te grijpen. Dat geldt zeker voor hun feitelijke eerste langspeler Visions, een titel die recht doet aan hetgeen ze weten neer te zetten. Ze brengen 6 instrumentale tracks waar ze al de genoemde genres weer op spannende manier doorkruizen. Drie kwartier lang nemen ze je in de houdgreep, waarbij het echt genieten geblazen is. Liefhebbers van Primus, Shellac, Don Caballero, Chevreuil en Chokebore doen er goed aan dit album eens uit te proberen. Oh ja en er staat nog een verborgen track op van ruim 6 minuten, die ze best zonder het ruim 10 minuten interval hadden mogen brengen (#hoe-ouderwets). Maar dat is dan ook de enige kritiek op dit magnifieke album.
That Faint Light – That Faint Light (cd, Dialogos)
Een week of 8 geleden recenseer ik nog de nieuwe cd Playing With Ghosts van de Britse multi-instrumentalist Adrian Lane. Sinds hij zijn leven in de artrock/punkband Breakneck Static achter zich heeft gelaten, stort hij zich volledig op de neoklassiek. Dat heeft hem inclusief de genoemde cd al 4 melancholische prachtalbums opgeleverd, die ergens tussen neoklassiek, ambient, jazz en lichte experimenten uitkomen. Nu is hij alweer terug met het project That Faint Light. Adrian Lane (piano, gestreken psalterium, viool, gestreken gitaar, banjo, citer) werkt op het gelijkluidende debuut samen met de Italiaanse muzikant Guido Lusetti (elektronica). Lane creëert daarbij met zijn veelal oude akoestische instrumenten neoklassiek, pianomuziek en folk met middeleeuwse elementen. Lusetti zorgt dat deze in een zeer interessante elektronische omgeving worden ingebed, waarbij hij ook zorgt voor allerhande ruimtelijke geluiden. Door dit schijnbare contrast, schijnbaar want het past uitstekend bij elkaar, krijg je enorme spanningsbogen die zorgen dat je wordt meegezogen in de muziek. Muziek die eigenlijk tijd noch plaats kent, waarbij de heerlijke melancholie de rode draad vormt. Het is volslagen uniek, maar denk aan een kruisbestuiving van United Bible Studies, Richard Skelton, Erik Satie, L’Arpeggiata, Owain Phyfe, Glacis, Sequentia en Richard Moult & David Colohan om enigszins een idee te krijgen. Een meeslepend, tijdloos en meesterlijk album.
Marry Waterson & David A. Jaycock – Death Had Quicker Wings Than Love (cd, One Little Indian / Konkurrent)
De Britse singer-songwriter Marry Waterson, ook wel eens naar buiten tredend als Maria Gilhooley en Maria Waterson, heeft folk met de paplepel binnengekregen. Haar hele familie opereert in de folk en samen met haar broer Oliver Knight brengt ze ook al twee albums uit. Daarnaast is ze voor haar solocarrière al te horen in Blue Murder, The Watersons en The Waterdaughters. In 2015 laat ze samen met David A. Jaycock (Big Eyes, The Big Eyes Family Players) het prachtige Two Wolves het licht zien. Hierop brengen ze 15 uiterst dromerige songs, die ergens tussen folk en singer-songwritermuziek uitkomen. Voor hun tweede album Death Had Quicker Wings Than Love werken ze samen met producer Adrian Utley van Portishead. Ze brengen hier in ruim 31 minuten tien prachtige folksongs ten gehore. Er zit een vintage vernis over, maar het is ook zeker muziek die in het hier en nu past. Denk daarbij aan een mengelmoes van Nick Drake, Sandy Dennie, The Unthanks, Nancy Elizabeth, Natalie Merchant, Laura Marling en Essie Jain. Ja mooier kan ik het ook niet maken. Muziek die je even uit de realiteit neemt en je weet te omarmen met hedendaagse pracht.
Wobbler – From Silence To Somewhere (cd, Karisma / Plastic Head)
De Noorse rockscene is een broeierige en bovenal veelzijdige. Je vindt er uiteenlopende klasse bands, die gaan van progrock, alternatieve rock en metal tot postrock en symfonische rock. De in 1999 opgerichte groep Wobbler zit roert veelal vuistdik in het verleden, maar weet de muziek wel naar het hier en nu te brengen. Op hun eerdere drie albums laten ze een dynamische mix horen van prog- en symfonische rock. Daarmee gaan ze ook gewoon weer mee verder op hun vierde cd From Silence To Somewhere. De groep bestaat uit Andreas Wettergreen Strømman Prestmo (zang, gitaar, klokkenspel, percussie), Lars Fredrik Frøislie (keyboards, achtergrondzang), Kristian Karl Hultgren (bas, bas klarinet, bas recorder), Martin Nordrum Kneppen (drums, percussie, recorder) en Geir Marius Bergom Halleland (gitaar, achtergrondzang). In ruim 46 minuten brengen ze 4 tracks, die over een geweldige opbouw beschikken. Ze putten uit de erfenissen van Yes, King Crimson, White Willow, Marillion, Led Zeppelin, Focus en Pink Floyd, van waaruit ze hun eigengereide muziek maken. Dar levert een ijzersterk en meeslepend album op, waar nostalgie en nieuwlichterij elkaar telkens afwisselen.
Ludo
Linde Schöne@Mezz
Linde Schöne maakt hipperdehippere r&b (vleugjes dubstep, garage, gabber), in de taal van de straat. Bij mij treedt dan eerst wel een soort polico-modus in: een blanke zangeres, een blanke dj/producer (het blijkt later heel cliché haar vriendje), een blanke gitarist. En dan maar stoere zwarte muziek coveren, voor een overwegend blank publiek. Linde verschijnt zonder broek, getooid in burlesk pak, en voert stripclub-bewegingen uit. Daar word ik dan weer plaatsvervangend verlegen van, zo in mijn hoekje. Maar ja. Madonna deed het ook. Ik had er inmiddels toch aan kunnen wennen! Een beetje body positivity zit er niettemin wel bij, want Linde is gelukkig bepaald geen latje. Oh ja, het ging om de muziek (uitgelokte) seksist. Nou, leuk dus. Vooral op de garage- en dubstep-momenten. Linde kan best een Engelse housediva worden. En ooit… naar het Eurovisiesongfestival, want wanneer de teksten niet street zijn, is het gewoon net Paul de Leeuw. Vlieg met Linde mee, naar de regenboog, op een pilletje M.
Pearls Before Swine – One Nation Underground/Balaklava
Ontdekking van de week. (Althans, iemand tipte het me gewoon, dus ik claim geen krediet). Tom Rapp en co. maakten in de sixties lekker psychedelische folk. Op de eerste plaat nog zoetjes (denk Vashti Bunyan), en vooral iets te Dylanesk, maar wanneer Rapp op Balaklava beter gaat zingen, vinden ze hun unieke vorm. Eenvoudige melodieën gedeformeerd door malle geluiden en samples. Zo begint de plaat met een stokoude cylinder-opname van een van de Bugel-spelers uit de Slag bij… Balaklava.
Sietse
Godspeed You! Black Emperor – Luciferian Tower (Constellation).
Het duurde even (bijna 1 ½ jaar) voordat ik “Asunder, Sweet And Other Distress” van Godspeed You! Black Emperor had gekocht. En omdat ik die sinds aankoop zeer veel heb beluisterd heb ik de nieuwe plaat Luciferian Tower maar direct na uitkomen opgehaald bij de lokale platenboer. Jan Willem schreef er enkele weken terug al over, maar nu dus ook van mij wat woorden.
Dat het mooi zou worden was eigenlijk al wel duidelijk met de eerste paar losse tracks die als preview online waren gezet, en bij gehele beluistering blijkt het alleen nog maar meer.
Eigenlijk krijgen we op Luciferian Towers het alom bekende recept van GYBE te horen, maar toch weten ze er ook deze keer weer een nieuwe draai aan te geven. Zo lijkt er in de eerste track Undoing A Luciferian Towers heel veel ruimte voor improvisatie aanwezig te zijn (meer dan ander werk) waarbij blazers (saxofoon en fluit) behoorlijk los gaan. Vanuit daar wordt langzaam opgebouwd naar een climax die abrupt wordt afgebroken in het tweede stuk.
Dat tweede stuk is dan wel weer wat meer ingetogen dan het eerste. Ook lijkt de melodie hier meer ruimte te krijgen dan we normaal bij GYBE gewend zijn. Het laat op mij een wat poppier gevoel over, echter wel zonder verlies van het herkenbare geluid.
Wat me opvalt gedurende het beluisteren is dat het geluid allemaal wat helderder is geworden, iets wat in de laatste twee nummers alleen nog maar duidelijker wordt, met als mooi hoogte punt afsluiter Anthem For No State, welke wel weer wat steviger inzet.
Vergeleken met de voorgangers dus toch een weer net iets ander geluid, en dat ze zo blijven ontwikkelen blijft erg fijn. Maar zelfs zonder die ontwikkeling blijft het wel nog steeds heel duidelijk de beste in zijn soort, en maakt veel van de andere post-rock bands eigenlijk haast overbodig.
Andrew Weathers Ensemble – Build A Mountain Where our Bodies Fall (Full Spectrum Records)
Na het fenomenale “Fuck Everybody, You Can Do Anything” uit 2015 is Andrew Weathers nu terug met zijn ensemble voor het album “Build A Mountain Where Our Bodies Fall”, het 4e album van dit Ensemble (en het zoveelste van Andrew Weathers die ook solo behoorlijk hard aan de weg timmert).
Dit goed bewaarde geheim uit de Amerikaanse woestijn wist met de voorganger mij totaal om ver te blazen, zo dat bij horen dat deze nieuwe langspeler uit zou komen ik er direct een hele hoop heb besteld (spijtig genoeg is er geen EU distributie voor deze plaat, dus heb ik deze dappere stap maar genomen). En dit is een zeer goede keuze geweest want ook deze plaat is weer geweldig. De combinatie van Southern folk met minimal music en minimalism blijft ook op deze plaat voor verbazing zorgen.
Op het eerste gehoor lijkt dit een vreemde combinatie, maar juist bij een paar keer beluisteren valt alles duidelijk goed samen. De muziek doet zowel denken aan Steve Reich als aan Michael Pisaro, maar dan met de folk van Magnolia Electric Co., Wooden Wand en Woven Hand gemixt. En omdat geheel af te maken, iets waar je wellicht even aan moet wennen, wordt de stem ook nog volledig door autotune gehaald.
Het 18 koppige ensemble zet met “Build A Mountain Where our Bodies Fall” een van de beste platen voor het jaar neer, die het zeker tot het eind lijstje gaat halen. Echt zonde dat deze plaat niet een betere distributie in Europa heeft, want veel mooier dan dit zal het de rest van het jaar echt niet meer worden.