Van de boete die VW gaat krijgen, hadden ze met gemak 2 of 3 Rembrandts kunnen aanschaffen. Ook een behoorlijk uitstoot in onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: İlkay Akkaya, Tullia Benedicta, Francis Alun Bell, Girl Band, Steve Hauschildt, Helios, Horsebeach, House Of Wolves, Photis Ionatos, John Lemke, Mansfield.TYA, Moon Zero, My Dying Bride, Patton, Peaches, Lana Del Rey, Chelsea Wolfe, Yellow6, Marie Davidson, Slayer en My Dying Bride.
Jan Willem
Ílkay Akkaya – Hayat (cd, Ütopya)
Van 1990 tot 2005 is zangeres İlkay Akkaya de kopvrouw van de groep Kızılırmak, waarmee ze 13 prachtalbums vol Oost-Europees aandoende muziek met protestteksten maakte. Haar emotioneel geladen vormt het oorstrelende middelpunt. De omlijsting is deel elektronisch en deels traditioneel. Vanaf 1997 brengt ze ook soloalbums uit, die daar wel op aansluit, zij het dat ze haar zang met meer traditionele en klassieke instrumenten omringt. Dat is ook het geval op haar zevende cd Hayat, hetgeen “leven” betekent. Haar kennende zal ze wel weer allemaal zware thema’s aansnijden. De achterliggende emotie en gedachten zijn in elk geval voelbaar en haast te begrijpen. Als haar wereldse, getormenteerde en bovenal wonderschone zang begint staat het kippenvel weer op de armen. Ze krijgt van vele gastmuzikanten (onder meer uit haar vorige band en de groep Ezginin Günlüğü) steun op davul, percussie, bas, allerhande gitaren, mey, ney, saz, cura, fluit, duduk, zurna, accordeon, cello, hobo, Iraanse tamboerijn, mandoline, zang en in twee stukken ook een brassband. Opvallend is de vaker opduikende elektrische gitaar, waardoor haar folk duidelijk meer de rockkant opgaat. Ook de twee stukken met de brassband zijn anders, waar ze er een Balkanfeestje van maakt. De rest is van een vertrouwde droefgeestigheid en schoonheid.
Tullia Benedicta – Anteros (cd, Second Language Music)
Tullia Benedicta D’Aquino Canestraro, kortweg Tullia Benedicta, is een Italiaanse singer-songwriter en producer. Ze houdt er van 2012 tot 2013 de postrock/shoegazeband Grace op na. Nadat deze uiteen gaat verhuist ze naar Londen. Hier werkt ze aan haar debuut, waarvoor ze Glen Johnson (Piano Magic) als klankbord gebruikt om haar ideeën te extrapoleren. Ze had hem in Italië al eens ontmoet. Uiteindelijk is hij ook de producer van haar debuut Anteros, uitgebracht op zijn prestigieuze Second Language Label. Ook Jerome Tcherneyan (productie, mix) en Franck Alba (gitaren) van Piano Magic geven acte de présence. Daarnaast zijn er nog twee gastzangeressen te horen en zorgt Anthony Ryan (ISAN, Seavault) voor de mastering. Tullia brengt onder meer beats, elektronica, samples, piano en etherische zang. Het resultaat van dit alles mag er wezen. Je krijgt een mysterieuze en bovenal duistere mix van experimentele elektronica, dubstep, glitch, techno, pop en new wave. Dit weet ze op redelijk toegankelijke wijze aan de man te brengen, al heb je continu het gevoel dat je in een soort surrealistische werkelijkheid bent aanbeland. Hoewel ze een volslagen uniek geluid ten gehore brengt moet je denken aan een caleidoscopische hybride van HTRK, Cindytalk, Laurie Anderson, Piano Magic, The xx, James Blake, Pan Sonic, Meira Asher, AGF en Richenel tijdens zijn 4ad/This Mortal Coil tijd. Inderdaad, horen is geloven. Tot besluit krijg je nog een Piano Magic remix door Tcherneyan van het nummer “Beats Of Silence”, dat zowaar een stap richting de dance zet. Anteros, de broer van Eros en de God van de wederliefde, heeft nooit met pijlen geschoten, maar wat Tullia hier doet is telkens een schot in de roos waardoor je vanzelf van dit album gaat houden.
Francis Alun Bell – Like Monsters Or So (cd-r, Moonpalace)
De uit Lissabon afkomstige multi-isntrumentalist Gonçalo Pereira houdt er nogal wat verschillende, sterke projecten op na. Met How Comes The Constellations Shine en Diamond Gloss bewijst hij over een eigenzinnige visie op de post-rock te schikken. In 2012 komt hij met zijn volgende soloproject Francis Alun Bell en het monumentale, 3 cd’s tellende Augustin, waar hij van post-rock naar meer neoklassieke muziek, glitch en ambient laveert. Nu is hij terug met Like Monsters Or So. Hij brengt akoestische post-rock, experimentele folk en veel neoklassiek (met piano en geluiden van strijkers), dat als een lijmmiddel door het album sijpelt. Tel daar zijn herfstige zang en allerlei subtiele details bij op en je hebt een geweldig album dat het midden houdt tussen A Winged Victory For The Sullen, Library Tapes, Dakota Suite, Dustin O‘Halloran, Power Of Dreams en zijn andere projecten. Hij is en blijft een eigengereide klasbak.
Girl Band – Holding Hands With Jamie (cd, Rough Trade / Konkurrent)
Dara Kiely (zang), Alan Duggan (gitaar), Daniel Fox (bas) en Adam Faulkner (drums) vormen de Ierse band Girl Names, inderdaad allemaal heren. Ze zorgen sinds 2012 al voor flink wat herrie. Prettige herrie welteverstaan, die ze naar buiten brengen op met name 7”- en 12”es en een enkele cd-single. Nu brengen ze hun volwaardige debuut Holding Hands With Jamie. Jamie zou naar hun producer James Hyland kunnen verwijzen, maar wat kan het ook bommen met zulke sensationele muziek? Want dat is het! Het is noise, maar dan één van de meest rauwe en ongecontroleerde soorten. Schreeuwerige zang, die op rustiger momenten aan Mark E. Smith (The Fall) maar ook G.W. Sok (ex-The Ex) doen denken, beukende basklanken, uit de bocht vliegende gitaarsounds en monsterlijke haast machinale drumpartijen. Op dikwijls maniakale wijze dendert de muziek, nu ja of de geluidenbrij, op ongepolijste en onsubtiele wijze aan je voorbij. Maar man, wat geeft dit een energie! Die energie houdt ook alle uiteen spattende delen bij elkaar, waardoor het wel coherentachtig wordt. Denk aan een op hol geslagen hybride van Sonic Youth, Metz, The Fall, Trumans Water, Joanna Gruesome, The Ex, Butthole Surfers, Pailhead en Godheadsilo. Na ruim 38 heb je een geweldige uitputtingsslag ondergaan. Wat een enorme belofte! Nee meer dan dat! Whatever!
Steve Hauschildt – Where All Is Fled (cd, Kranky / Konkurrent)
De Amerikaanse synthesizer/keyboardspeler Steve Hauschildt vormt samen met Mark McGuire en John Elliott zowel het geweldige trio Emeralds als Fancelions. Eerder heeft hij solo ook van zich laten horen als Celestial Sprinkler en daarnaast runt hij het label Gneiss Things. Onder zijn eigen naam heeft hij inmiddels 2 albums op het prestigieuze Kranky label uitgebracht en daarvoor nog twee cd-r’s. Hij brengt veelal een warm atmosferische, ritmische en droefgeestige mix van ambient, elektronica, drones, psychedelica en buitenaardse krautrock. Met zijn hand roerend in het verleden brengt hij futuristische muziek. Drie jaar na zijn laatste cd komt hij nu met Where All Is Fled. Hij heeft zich hier laten inspireren door surrealistische kunst, tekens uit het alchemisme en terugkerende beelden uit zijn dromen. Het is daarom misschien wel zijn meest contemplatieve en intieme werk tot nu toe geworden. Hij tekent met de synthesizer muzikale schetsen en kleurt die in met orkestraties, gruizige geluiden en bijzondere melodielijnen. Zoals de track “Anesthesia” al aangeeft, zit er een behoorlijk verdovende kracht in zijn muziek. Daarnaast staan er ook tot de verbeelding sprekende, meer uptempo stukken op, al blijft het dromerige aspect ook dan behouden. Hauschildt combineert op droefgeestige wijze ambient, synthesizermuziek, krautrock, drones en psychedelische muziek, maar weet het wel tot één geluid te smeden. Hij weet ergens het midden te houden tussen Gas, Jean-Michel Jarre, Biosphere, Tangerine Dream, Vangelis en tevens zijn andere projecten. Een buitengewoon fraai en meeslepend werk.
Helios – Yume (cd, Unseen / Konkurrent)
Helios is het geesteskind van Keith Kenniff, die ook van zich laat horen als Goldmund, Mint Julep. Met Helios maakt hij ambient met elektronica, akoestische instrumenten en veldopnames. Daarmee heeft al 6 albums, inclusief een digitale en een remix cd, gemaakt vol verstilde, pastorale en bovenal emotioneel geladen muziek gemaakt. Uit ontevredenheid of onzekerheid blijft er nogal eens wat materiaal op de planken liggen, waaronder heel veel mooi spul weet ik uit ervaring (hij stuurde ooit een bups onuitgebrachte muziek naar via de mail). Nu is er dan toch weer eens een nieuwe cd getiteld Yume. Dit is het Japans voor “droom” is en dekt de lading van de muziek goed. Kenniff brengt namelijk zachte instrumentale songs, die goed passen bij de nacht, hoewel ze ook overdag gehoord mogen worden en voor de nodige bezinning en rust kunnen zorgen. De muziek is breekbaar, filmisch, emotioneel geladen, rijk gedetailleerd en intiem, maar zeker niet introvert. Dat laatste komt onder meer door de vele subtiele beats die her en der opduiken. Zijn elektro-akoestische ambient koerst door de gruizige sounds soms ook richting de shoegaze. Verder is het gewoon een kwestie van snaveltjes toe, ogen dicht en heerlijk genieten van deze droompracht. Aanrader voor liefhebbers van Eluvium, Goldmund, Hammock, Deaf Center, Robin Guthrie, Wil Bolton en Marsen Jules.
Horsebeach – II (cd, Alone Together / Konkurrent)
In feite is Horsebeach een soloproject van de uit Manchester afkomstige multi-instrumentalist Ryan Kennendy. Live vormt hij met Matt Booth (achtergrondzang, drums), Tom Featherstone (gitaar) en Tom Critchley (bas) wel een viertal. Op het gelijknamige debuut uit 2014 maakt hij dromerige, licht melancholische indierock, die hij dikwijls lardeert met elementen uit de shoegaze en droompop. The Smiths worden terecht vaak ter referentie aangehaald, al tapt hij duidelijk ook uit andere vaatjes. Hij presenteert nu zijn volgende album, simpelweg II geheten, waarop hij de lijn van het debuut doortrekt. Ook hier is de invloed van The Smiths te horen, maar echoën ook andere geluiden uit de jaren 80 en 90 door in zijn muziek. Met referenties als Power Of Dreams, New Order, The Cure, Arthur Russell, The Durutti Column, Pale Saints en The Serenes (al zal hij die niet kennen) in zijn achterzak, weet hij pakkende, hedendaagse songs voor ons neer te zetten. Donkere baspartijen, sfeervolle elektronica, uiteen waaierende gitaarpartijen en dromerige zang maken hier de dienst uit. Het zijn stuk voor stuk stemmige, smaakvolle songs die op nostalgische wijze diep onder de huid weten te kruipen. Een tweede album dat bepaald geen moeilijk te nemen horde is gebleken. Het is eenvoudigweg weer een volgende sterke cd.
House Of Wolves – Daughter Of The Sea (cd-r, Moonpalace)
House Of Wolves is het intieme singer-songwriterproject van de uit Califonië afkomstige Rey Villalobos, die op zijn vorige album Fold In The Wind (2012) een magische en bovenal melancholische mix van etherische folk, dromerige lo-fi en breekbare minimal aan de dag legt. Zijn nieuwe cd Daughter Of The Sea is misschien nog wel mooier. Villalobos brengt zang, gitaren, piano, keyboards, veldopnames en drums. Hij beschikt over prachtig licht verhoogde getormenteerde stem, waardoor de acht songs er behoorlijk in kunnen hakken. Lekker veel gitaargetokkel met mooie zang en zijn bijzondere manier om dat verder in te kleuren. Op experimentele maar toegankelijke en veelal akoestische wijze nestelt hij zich ergens tussen Yonlu, Angel Olsen, José Gonzales, Nick Drake, Gareth Dickson, Damien Rice, T-Rex en zelfs Grouper. Helaas is het na 25 minuten alweer afgelopen. Maar wat een pracht.
Photis Ionatos – Périples (cd, Homerecords.be)
Photis Ionatos is een Griekse zanger/gitarist en de broer van de Griekse diva Angélique Ionatos, die volgende maand een album op het Franse Ici D’Ailleurs uit gaat brengen. Beide verlaten tijdens de dictatuur van het kolonelsregime (1967-1974) Griekenland en gaan via België uiteindelijk naar Frankrijk. Samen maken ze muziek, maar ook Photis komt met solomateriaal. Het is lang geleden dat hij een soloplaat heeft gemaakt, echter op het geweldige Belgische Homerecords.be verschijnt nu zijn nieuwe cd Périples, of wel περιπλουϛ hetgeen iets als “met een omweg” betekent. Hierop zet hij zijn eigen omzwervingen en dromen om in heerlijk melancholische muziek. Hij wordt bijgestaan door gasten op dwarsfluit, bouzouki en accordeon. Zes songs zijn gebaseerd op de gedichten van 6 de Griekse poëet Aki Roukas, die zijn gevoelens goed weergeven. De overige zeven liggen al een tijd op de plank en zijn ook gebaseerd op werken van andere dichters. Deze passen nu prima samen en representeren de innerlijke reis die hij heeft afgelegd. Met zijn herfstige stem vertelt hij emotionele verhalen, die omlijst worden door dark folk, rebetika en klassiek getinte pop. Alles klinkt tijdloos en weet diepe snaren te raken. Diepgravende en ontroerende pracht.
Luister Online:
Périples (album)
John Lemke – Nomad Frequencies (cd, Denovali)
John Lemke heeft Berlijn verruild voor het Schotse Glasgow. Daar is hij vooral bezig met het maken van muziek voor tv en theater. In 2013 komt hij met zijn debuut cd People Do, waarop hij weet te overtuigen met een bijzondere mix van glitch, dub, neoklassiek, IDM, jazz, minimal music en techno. Daarna volgt nog een mini cd, alvorens zijn tweede album Nomad Frequencies het licht ziet. Wederom brengt hij een breed scala aan stijlen, zoals hierboven genoemd, waarbij hij soms uiterst speels uit de hoek komt of zelfs richting de dance koerst. Hij krijgt steun van altviolist Kim Moore (Zoey Van Goey) en saxofonist/klarinettist Andrew Baker, die beide voor veel sfeer zorgen en de laatst genoemde ook voor jazzy elementen. Hoewel zijn sound redelijk ongrijpbaar is, moet je denken aan een caleidoscopische hutspot van Matthew Collings, Four Tet, Boards Of Canada, Hauschka, Poppy Ackroyd, Saffronkeira, Greg Haines en Portico Quartet. Een zeer gevarieerd, maar meeslepend werk met heel veel verbluffende hoogtepunten.
Mansfield.TYA – Corpo Inferno (cd, Vicious Circle)
Mansfield.TYA is het project van de Françaises Julia Lanoë en Carla Pallone. Op hun eerste 3 albums laten ze een wonderschone mix horen van folk, neoklassiek, chansons en rock, waarbij de dames zwoel zingen en strijken. Elk albums verschilt net iets van de voorgaande, waardoor ze interessant blijven. Op de nieuwe cd Corpo Inferno moeten we maar liefst 4 jaar wachten. Er is dan ook wel één en ander veranderd. Ze introduceren veel meer elektronica en beats en vallen maar af en toe terug op hun oude geluid, maar ook dan blijven de elektronica in de buurt. En dat pakt geweldig uit. Ze behouden die bitterzoete atmosfeer en schoonheid van weleer, maar dan vanuit een nieuwe, spannende hoek. Onderstaande video is misschien de minst representatieve, maar het geeft wel duidelijk het verschil aan met vroeger. In één track is Shannon Wright nog te gast. Op het hele album staan heel veel ijzersterke, betoverende tracks vol bijzondere of bij de keel grijpende vondsten, die de grote klasse van deze dames maar eens te meer onderstreept.
Moon Zero – Moon Zero (cd, Denovali)
De Londense muzikant Tom Garratt heeft als Moon Zero de releases Tombs (2013) en Loss (2014) uitgebracht, die door het fijne Denovali label als dubbel cd is heruitgegeven. Hij neemt bij voorkeur alles in kerken op, zowel om de akoestiek als de orgels die er voorhanden zijn en door zijn geluidssculpturen gemixt worden. Het resultaat omvat een mengelmoes van dark ambient, drones en neoklassiek, waarbij zijn werkwijze en daarmee output behoorlijk gevarieerd is. Moon Zero komt nu met het gelijknamige debuut aanzetten. Hierop gaat hij verder met de eerder ingeslagen weg, zij het dat de muziek op veel punten krachtiger en meer duister is geworden. Ook de hoeveelheid gruizige en zo nu en dan hard aanzwellende noise is toegenomen. Hij weet je nog meer bij de strot te grijpen, niet alleen door de heftige muziek maar ook door de intense, veelal droefgeestige emoties die in de muziek besloten zit. Liefhebbers van Petrels, Fennesz, Tim Hecker, Haxan Cloak, Grouper, Mushy en misschien zelfs Sunn O))) zouden hier zo maar dik onder de indruk van kunnen zijn. Overdonderend debuut!
My Dying Bride – Feel The Misery (cd, Peaceville)
Het Britse My Dying Bride bestaat nu al zo’n 25 jaar en heeft een belangrijke stempel gedrukt op het doommetal genre. Ze weten metal op trage wijze te presenteren en te koppelen aan immense droefgeestigheid. Dat laatste komt onder meer door de emotioneel geladen zang van Aaron Stainthorpe, die zomaar over kan gaan in vervaarlijke grunten, dat dan weer wel. Juist omdat ze niet helemaal passen in het metalgenre weten ze me te boeien. Nu komen ze met hun twaalfde album met de veelbelovende titel Feel The Misery, dat 8 nummers breed en ruim een uur lang is. Deze opent voor hun doen behoorlijk uptempo met het aangrijpende “And My Father Left Forever”, hetgeen een eerbetoon is aan de pas overleden vader van Stainthorpe. Ook erna gaan ze redelijk hard verder, waarbij de zang weer laveert van uiterst getormenteerd tot grunting. Maar het kolkt als nooit tevoren. Hiermee weten ze dan na al die jaren toch weer eens echt te verrassen. Op de tweede helft van het album gaat het tempo als vanouds dan weer wat omlaag. Maar ze weten je wederom keihard bij de strot te grijpen.
Patton – C (cd, Prohibited Records / L’Autre Distribution)
De groep Patton is in de late jaren 90 gestart door de Belgische broers Sam (drums, zang, elektronica) en Max Bodson (gitaar, zang, elektronica). Ze zijn niet heel scheutig met het uitbrengen van hun albums, maar het is wel keer op keer een schot in de roos. Ze hebben namelijk pas de mini Love Boat (1997) en de twee albums JR For Jaune-Rouge (2002) en Hellénique Chevaleresque Récital (2010) op hun naam geschreven. Hierop laten ze een eigenzinnige mix van post-rock, art rock, folkrock en experimentele muziek horen. Nu presenteren ze hun derde cd C, ook de derde letter uit het alfabet, waarop ze weer hun unieke visie op rockmuziek tentoon spreiden. De muziek waaiert uiteen tussen de eerder genoemde genres met jazzy elementen, waarbij de ene keer de akoestische kant en op andere momenten meer de elektronische kant naar boven komt drijven. Soms hard, maar meestal ingetogen. Wat ze ook brengen, het allemaal complex maar tot de verbeelding sprekend en intiem. De gevarieerde dikwijls meerstemmige zang, zowel in het Engels als Frans, is daarbij ook een sterke troef. Dat alles weten ze ontzettend goed te doseren en timen, waardoor je telkens verrast wordt door hun ingevingen. Hoewel je ze eigenlijk niet echt met iets kunt vergelijken, moet je denken aan een bevreemdende kruisbestuiving van Jono El Grande, Tarwater, The Berg Sans Nipple, The Double U, John Fahey, Chevreuil en Robert Wyatt. Het is niet alleen een zeer ambitieus album geworden, maar ook één die je niet snel van je af kunt en wilt schudden.
Peaches – Rub (cd, I U She Music / Bertus)
De Canadese Merrill Nisker is hoogstwaarschijnlijk beter bekend als Peaches. Hiermee brengt ze sinds 2000 een pakkende mix van synthpop, hip hop, elektro en punkrock. Het meest opvallende zijn haar dikwijls seksueel getinte, taboedoorbrekende of zeg maar gerust perverse teksten. Daar moet je, net als ik, wel tegen kunnen, de humor en onderliggende feministische boodschap van inzien. Inmiddels heeft ze 4 albums afgeleverd, waarvan de laatste alweer zes jaar geleden. Nu is ze terug met haar vijfde worp, met de niets verhullende titel Rub. Het is helder dat er qua onderwerpen weer pikante thema’s aangeboord worden en wat dat betreft de pijp nog lang niet leeg is. Sterker nog, ze lijkt alle schroom van zich afgeworpen te hebben en is hier meer confronterend en controversieel dan ooit. Maar als iemand daar mee wegkomt is het Peaches wel. Zeker omdat ze dit alles met geweldige muziek omhult. Ze opent meteen al sterk met “Close Up” (hmm, contradictio in terminis?), waarbij Kim Gordon (ex-Sonic Youth) te horen is. Muzikaal gezien pakt ze het wat robuuster aan. Ze doet meermaals denken aan Die Antwoord, al put ze wel uit meer alternatieve vaatjes met minder puberpuisten en zit ze soms eerder in de buurt van Front 242, Miss Kittin en Chicks On Speed. Vuige beats, noise, EBM, synthpop en allerhande elektronische bijgeluiden weet ze om te smeden tot een beklijvend sensueel geheel. De afsluiter “I Mean Something”, want dat meent Peaches ook, is met de gastzang van Feist ook zeer opmerkelijk. De koningin van de smerige elektropunk is helemaal terug met haar volgende hoogtepunt.
Lana Del Rey – Honeymoon (cd, Polydor / Interscope)
De mooiste nachtegaal van de afgelopen jaren is denk ik toch wel Lana Del Rey, hetgeen het alias is van Elisabeth Woolridge Grant. Per album lijkt ze alleen maar beter te worden. Haar derde album Ultraviolence van vorig jaar lijkt een voorlopig hoogtepunt. Voorlopig, want nu komt ze met haar vierde album Honeymoon. Hierop weet ze haar prachtig bitterzoete zang in een dromerig nostalgische setting te plaatsen, die het midden houdt tussen Twin Peaks, de oude James Bond films en die tranentrekkende muziek uit de jaren 60. Alles in het teken van de liefde, maar niet waar alles koek en ei of bereikbaar is. De muzikale omlijsting met sfeervolle orkestraties, subtiele toetspartijen en meer zijn wellicht wat glad, maar alles kent een enorme diepgang door de emotionele lading. Sowieso zit je al aan de grond genageld door haar narcotiserende, betoverende zang. Als een kippenvelopwekkende drug stroomt deze door je hele lijf. De ene song is nog mooier dan de andere. Denk aan een gedroomde combinatie van Julee Cruise, Mazzy Star, Marissa Nadler, Low, Cocteau Twins, Lauryn Hill en This Mortal Coil. Schandalig mooi!
Chelsea Wolfe – Abyss (cd, Sargent House)
De Amerikaanse zangeres Chelsea Wolfe (tevens piano en gitaar) is niet voor één gat te vangen en baant zich op veelal mysterieuze wijze een weg door doom-folk, gothic-folk, experimentele muziek, rock, noise, avant-garde en wave. Het levert tot nu toe 4 indrukwekkende albums en een mini cd op. Na twee jaar is ze terug met haar vijfde wapenfeit Abyss (afgrond). Naast haar min of meer vaste compagnon Ben Chisholm (gitaar, programmering, bas, keyboards) zijn ook drummer Dylan Fujioka (Upsilon Acrux), gitarist Mike Sullivan (Russian Circles) en zangeres/altviolist Ezra Buchla (Gowns) van de partij. Het zorgt ervoor dat de muziek ook met enige regelmaat, naast de eerder genoemde genres, opschuift richting de black metal, shoegaze en industrial. Het is zondermeer haar meest heftige album tot nu toe. Terwijl de muziek soms verwoestend kan uithalen, blijft haar zang etherisch en betoverend. De ambivalentie van een afgrond, namelijk de verwoestende diepte en het prachtige uitkijkpunt van erboven, wordt hier dan ook op geweldige wijze ten gehore gebracht. Soms is het namelijk keihard, maar vaak ook rustig en vol bezinnende pracht. Op indrukwekkende wijze weet ze ergens tussen Zola Jesus, Boduf Songs, Amber Asylum, Siouxsie & The Banshees, Cocteau Twins, Esben And The Witch, Mush, Marriages, Swans, Marissa Nadler en Soap&Skin uit te komen. Dat zijn nogal wat namen op een rij, maar Chelsea Wolfe maakt het ook daadwerkelijk waar. Oud en nieuw, vuurwerk en dromen, alles zit hierin besloten. Haar beste album tot nu toe!
Yellow6 – No Memories, Only Photographs (cd, Silber)
Vanaf 1998 is Yellow6 het project van Jon Attwood, die daarvoor in punkbands heeft gespeeld. Parallel hieraan brengt hij ook splitalbums uit met Rothko, Avrocar, Absent Without Leave, Caught In The Wake Forever, David Newlyn, Egsun, Landing en werkt hij met Dirk Serries samen als The Sleep Of Reason. Op zijn solowerk, dat zijn er nogal wat, brengt hij steevast minimale, melancholische atmosferische muziek van hoog niveau. Zijn vorige jaar verschenen Closer To The Sea Without Moving eindigt ook hoog in mijn TOP20’14. Nu komt hij met de volgende cd No Memories, Only Photographs, mijn 50ste, waarop hij zich heeft laten inspireren dat de werkelijke gedachte aan iets of iemand daadwerkelijk verdwijnt; zo is bijvoorbeeld de laatste persoon die WO I heeft meegemaakt in 2009 overleden. Bepaald geen vrolijk beeld. De muziek over deze vergankelijkheid is er dan ook naar, namelijk uiterst droefgeestig en desolaat. Met gitaar, bas, effecten (pedalen) en drumprogrammering weet hij klanklandschappen vol ambient, drones, softnoise, experimenten en shoegaze. Het is intens, intrigerend en van een aan de grond nagelende pracht, waarbij het kippenvel meermaals op de armen staat. Het zou een duistere hybride van Labradford, Dirk Serries, Rothko, Robin Guthrie, Harold Budd, Slowdive en Flying Saucer Attack kunnen zijn. Met zijn Yellow6 weet Jon telkens te verrassen en zelfs beter te worden. Een album dat lang zal blijven heugen!
Martijn
Marie Davidson Un Autre Voyage
Nou ja, autre, autre, dat valt nogal mee. Het tweede album van de Canadese is wederom een duistere trip van kille elektronica waar deze keer wel af en toe een man mee zingzegt. Het bederft de pret niet. De dreigende muziek is opgebouwd uit techno, italo, prog/kosmische en elektronische soundtrackmuziek waar de algehele beklemmende sfeer en Davidsons stemgeluid de bindende factor zijn. Een uitstekend vervolg op Perte D’Identité in ieder geval.
Slayer Repentless
My Dying Bride Feel The Misery
Twee oude rotten, allebei nog slechts twee originele leden. De een razendsnel, de ander behoorlijk traag. Slayer klinken redelijk zoals ze al jaren klinken, alleen zijn de leukste stukjes al slechts OK (want al veel vaker gedaan, vooral door henzelf). Misschien tijd voor iets anders (Tom is best leuk met kinderen), of Holt moet een creatieve inbreng én chemistry krijgen met Kerry om nog tot iets boeiends te komen. My Dying Bride dacht ik ook wel een beetje mee klaar te zijn (want rondjes in het hok), maar eigenlijk bevalt deze nieuwe me prima. Er zijn wat bescheiden zijstapjes maar nergens in de buurt van experimenteel. Aaron kan tegenwoordig aardig melodieus zingen en grunt gelukkig ook weer. Feel The Misery is solide in de beste zin van het woord (Jan Willem postte al samples hierboven).