Het schaduwkabinet: week 38 – 2022

Je een hoedje schrikken is heel normaal op Prinsjesdag. Niemand zal gillend rijk worden, zoveel is duidelijk, behalve van het genot van de muziek in het:

SCHADUWKABINET

We luisterden naar: Ellen Arkbro & Johan Graden, Au Suisse, Brennenstuhl, Adam Geoffrey Cole, Condor Gruppe, Stella Donnelly, Lisa Gerrard & Marcello De Francisci, Heather Nova, Gloria de Oliveira & Dean Hurley, Whitney en Marlon Williams.

 


 

Jan Willem

Ellen Arkbro & Johan Graden – I Get Along Without You Very Well (cd, Thrill Jockey / Konkurrent)
I Get Along Without You Very Well is het interessante resultaat van de samenwerking tussen twee jonge Zweedse talenten, te weten componiste Ellen Arkbro en pianist Johan Graden, die overigens nu in Jordanië woont. En dat ze het prima zonder elkaar kunnen, hebben ze in het verleden al wel aangetoond met werken die over de hele wereld zijn uitgevoerd. Maar ze werkten ook al eens samen op Arkbro’s album For Organ And Brass (2017). Op dit nieuwe album slaan ze een brug tussen klassiek en jazz, waaraan ze subtiel experimenten, drones, filmische elementen en kamerpop toevoegen. Dat pakt uiterst sfeervol en spannend uit. Arkbro brengt haar zoetgevooisde zang en laat tevens van zich horen op de synthesizer, terwijl Graden hier naast de piano ook klarinet, orgel, synthesizer en percussie voor zijn rekening neemt. Daarnaast mogen ze rekenen op nog eens acht gastmuzikanten op basklarinet, tuba, trombone, trompet, bas, drums, percussie en contrabas. In acht stukken van samen ruim 33 minuten lang, brengen ze een broeierig, onthaastend geheel. Als een stel sluipschutters weten ze ongemerkt voltreffers te plaatsen. Ongemerkt nemen ze je mee de diepte in en daar valt veel te ontdekken en genieten. Ik denk dat dit voer is voor liefhebbers van onder meer Stina Nordenstam, Anja Garbarek, Talk Talk, Elysian Fields, Kali Malone, Hail en Felicia Atkinson. En dan is samen in plaats van zonder elkaar bepaald geen slecht idee. In tegendeel zelfs, want dit is een subliem album geworden.

 

Au Suisse – Au Suisse (cd, City Slang / Konkurrent)
Au Suisse is het nieuwe Amerikaanse project van producer Morgan Geist (The Galleria, Metro Area, Storm Queen) en zanger, violist en eigenlijk multi-instrumentalist Michael Kelley alias Kelley Polar (Kelley Polar Quartet). Die laatste heeft ook ooit in 1999 de strijkers verzorgd op een 12” van Metro Area. Als het album start met de hoge, fluweelzachte zang denk je even dat je naar Blueneck of The White Birch luistert. Totdat de synthesizers starten. Maar die zang is wel een prettig onderscheidende factor in de muziek. Ze laten verder een mix van electro, synthpop, indie dance, IDM, funk en heuse jaren 80 (italo)disco. Dat weten ze op smaakvolle wijze aaneen te lassen. Daarbij krijgen ze her en der nog wat instrumentale steun op gitaar, bas, piano, drums en percussie, waaronder ook Jeremy Greenspan (Junior Boys) en Dan Snaith (Caribou) die beide de band A Pulse Train delen. De muziek kan een breed publiek aanspreken, van Pet Shop Boys, Moby en The Soft Pink Truth tot Depeche Mode, Four Tet, Trentemøller en Jessy Lanza. Dat gaat er natuurlijk in als Zwitserse chocolade.

 

Brennenstuhl – No (cd, Tonzonen / Soulfoud Music / Creative Eclipse PR)
De Duitse groep Brennenstuhl heeft zo’n vijf jaar geleden het gelijknamige debuut uitgebracht. Dat ze een niet alledaags geluid aan de dag leggen, was toen al duidelijk. Zelf omschrijven ze het als acid krautrock jazz, maar dan ben je er eigenlijk niet helemaal. Dat blijkt ook weer uit hun nieuwe album No. De line-up bestaat uit Eva Welz (zang, saxofoon, percussie), Anjo Gruber (gitaar, zang), Christoph Zeitner (drums) en Mu Brzoska (bas). Ze serveren 12 nieuwe stukken, sommige heel kort maar de meeste lang, die samen goed zijn voor zo’n 48 minuten. Met de “nee” uit de titel lijken ze ook te willen zeggen niet aan genregrenzen te willen doen. Inderdaad zit er wel de door hun genoemde elementen door, maar op avontuurlijke wijze mixen ze er ook experimenten, artrock en zelfs trip hop doorheen. De zang van Eva klinkt daarbij als een mix van Antye Greie (AGF, Laub), Erykah Badu en Tess Parks, hetgeen al een genot op zich is. Met de muziek wisselen ze lekker catchy melodieën af met minder toegankelijk complexe maar intrigerende uitstapjes. Het is een album dat je continu verrast en tot het einde in de houdgreep neemt. Ze daar maar eens nee tegen!

 

Adam Geoffrey Cole – Fallowing (cd, Sunstone)
Bij het horen van bepaalde stemmen krijg je meteen associaties met troubadours van weleer, die de godfathers van de folk zouden kunnen zijn. Dat had ik bijvoorbeeld met wijlen Owain Phyfe van The New World Renaisance Band, maar heb ik nog altijd met de Australische muzikant Adam Geoffrey Cole, die er sinds 2010 het project Trappist Afterland op nahoudt, waarmee hij gnostische folk maakt. Ongeveer een jaar geleden heeft hij kennelijk ook een album onder zijn eigen naam uitgebracht, namelijk Fallowing. Aangezien ik niet wil falen, maar vooral omdat zijn muziek tijdloos is, hier alsnog de recensie. Cole brengt hier naast zang ook akoestische gitaar, mandoline, bouzouki, citer, tabla, bellen, bodhran, dulcitar en draailier. Hij krijgt nog ruggensteun van Anthony Cornish (Trappist Afterland, Blessington, Eden, The Hour, The Revenant, Ikon) op harmonium en viool. Hij brengt hier 11 tracks van samen een zo’n 38 minuten ten gehore. De muziek is wederom diep geworteld in de folk en Renaissance, die zeker doet denken aan de genoemde artiest en diens band. Maar ik denk dat liefhebbers van The Doomed Bird Of Providence, Espers, Kiss The Anus Of A Black Cat, Current 93 en Bert Jansch hier ook prima mee uit de voeten kunnen. Tijdloze schoonheid!

 

Condor Gruppe – Gulliver (cd, Sdban / N.E.W.S.)
Between The Lines, Creature With The Atom Brain, Dead Stop, Mauro Pawlowski & The Grooms, Flying Horseman, White Circle Crime Club, Monza, Crimpers, Blackie & The Oohoos, Internationals, Gabbro en meer zijn Belgische bands die leden hebben geleverd voor het in 2012 opgerichte Condor Gruppe. Ze delen hun liefde voor obscure Italiaanse soundstracks uit de jaren 70, surfmuziek, krautrock, wereldse groove en spaghettiwesterns. Die ingrediënten kom je ook tegen op hun albums, zij het dat ze dat op geheel eigenzinnige wijze inkleuren en dikwijls ook buiten de lijntjes. Tot dusver hebben ze drie albums uitgebracht, waaronder ook een Moondog-tribuut, hetgeen hun originaliteit nog maar eens onderstreept. Vier jaar na Interplanetary Travels (2018), alwaar ze weer een verwijzing maken naar Sun Ra, is het combo is terug met hun vierde album Gulliver. Deze is een knipoog naar een spirituele reis in de steeds evoluerende saga van de band. Deze bestaat hier uit Michiel Van Cleuvenbergen (gitaar), Jan Wygers (bas), Krist Torfs (drums), Kris Delacourt (gitaar, keyboards), Milan Warmoeskerken (gitaar), Dirk Timmermans (trompet, percussie), Matti Willems (saxofoon, percussie), Nicolas Mortelmans (sitar, percussie) en Hanne De Backer (baritonsaxofoon). Ondanks deze enorme bezetting is de muziek stemmig en niet overvol, zij het voorzien van subtiele details. En dan krijgen ze in twee nummers nog hulp op de handpan. Het album opent mysterieus, alsof ze in een nevelig Oosters gebied zich voortbewegen. Dan trekt de mist langzaam op en weten ze je op hypnotiserende wijze mee te voeren op een geweldige luistertrip langs psychedelica, krautrock, surf, filmmuziek, jazz, experimenten en wereldse (Oosterse/Afrikaanse) elementen. De ene keer is dat heel zen en bezinnend en op andere momenten opzwepender, biologerend en spannend. Her en der zetten ze ook hun stem in, maar dit meer als instrument en woordloos; het geeft de muziek wel iets extra’s mee. Dat alles hebben ze nog van een mooi melancholische vernis voorzien. Om een idee te krijgen moet je denken aan een kruisbestuiving van Ennio Morricone, Pink Floyd, Can, Goat, Khruangbin, Friends Of Dean Martinez, Ravi Shankar, Secret Chiefs 3, Pixies (ten tijde van Bossanova) en een romantisch vleugje Serge Gainsbourg. Beter is nog dit album zelf te beluisteren. Ik wens u alvast een fijne reis!

 

Stella Donnelly – Flood (cd, Secretly Canadian / Konkurrent)
De Australische singer-songwriter Stella Donnelly heeft vogel spotten als hobby. Het helpt haar even te ontsnappen aan een door grenzen omgeven wereld. Door naar de vogels te kijken komt ze ook tot het besef hoe het is om een individu in een grote massa te zijn en hoe je jezelf er makkelijk in kunt verliezen. Ze herontdekt zichzelf als het ware. De foto van de kluten op de hoes van haar tweede album Flood zijn een metafoor voor dat alles. Aan de ene kant zijn het allemaal dezelfde vogels, maar samen vormen ze toch een bijzonder geheel wat door elk uniek exemplaar komt. Zo kan je in de kudde toch opvallen of jezelf wegcijferen en uitblinken met de focus op je muziek. Dat alles heeft 12 nieuwe songs opgeleverd waar Donnelly (zang, piano, synthesizer, gitaar, lap steel, xylofoon) geruggensteund wordt door negen muzikanten op piano, gitaar, bas, lap steel, drums, percussie, vleugelhoorn, saxofoon, synthesizer, zang en productie. Het zijn heerlijk contemplatieve en bovenal stemmige liedjes geworden, die je ergens in de indiepop dan wel rock kunt indelen. Je moet het verder ergens zoeken tussen Big Thief, Suzanne Vega, Aldous Harding, Hatchie en Phoebe Bridgers. En dan mag je concluderen dat ze een prima tweede album heeft afgeleverd, dat ver boven de grijze massa uitstijgt.

 

Lisa Gerrard & Marcello De Francisci – Exaudía (cd, Atlantic Curve/ Schubert Music Europe)
Als ik qua muzikale invloeden schatplichtig ben aan een artiest is Lisa Gerrard van Dead Can Dance daar absoluut één van. Met haar woordloze, wereldse zang heeft ze veel muzikale poorten voor mij geopend en los daarvan is haar zang gewoonweg betoverend. De laatste jaren zet ze die veelvuldig in voor soundtracks en dat pakt vaak een beetje hetzelfde uit. Dat is absoluut andere koek op het nieuwe album Exaudia, dat ze samen met de Italiaans-Argentijnse componist Marcello De Francisci heeft gemaakt. Hiermee heeft ze al veelvuldig samengewerkt. De Francisci is voornamelijk bekend als soundtrackmaker, waarvan Mission Impossible III, Hellboy, Hero, Avatar, Prince Of Persia en Night At The Museum bekende voorbeelden zijn. Maar dus ook albums met Gerrard als Balibo (2009), Departum (2010), Insight (2011), Oranges And Sunshine (2011) en met Michael Stearns erbij ook Samsara (2012). Op dit nieuwe werk, dat 7 nummers telt en bijna 39 minuten duurt, brengen ze weer eens echt wat langere en meer diepgravende stukken. Niet dat je meteen van je stoel tuimelt van verbazing, maar het koerst wel meer richting Dead Can Dance en dan met allerlei elektronische franje eromheen. De zang is geheel gecomponeerd door Gerrard en de muziek door De Francisci, die tevens keyboards, midi programmering en orkestraties voor zijn rekening neemt. Daarbij mag het duo wel rekenen op de zang van Bahar Shah en gasten op violen, cello, gitaren, citer, bas, saz, dulcimer, Tibetaanse bellen en percussie. Het is wonderschoon en werelds en zou zo als een nieuw Dead Can Dance album door kunnen gaan. Er staat echt geen maat op Lisa Gerrard. En hier toont ze zich van haar beste kant in een meer dan fraaie muzikale omlijsting.

 

Heather Nova – Other Shores (cd, Odyssey Music Network / Rough Trade)
Ik houd enorm van de stem van de in Bermuda geboren Heather Allison Frith, die natuurlijk veel bekender is als Heather Nova. Ze timmert nu al bijna 30 jaar aan de weg en heeft al zo’n 11 albums met het betere alternatieve rock, die aardig naar popmuziek koerst, uitgebracht. Nova (zang, akoestische gitaar, piano) wil nu eens liedjes naar buiten brengen, die haar op de één of manier hebben geraakt of gevormd. Of misschien ook wel hoe ze beter zouden klinken? Dat doet ze op akoestische wijze op het album Other Shores. Samen met gasten op cello, gitaar en percussie brengt ze allemaal klassiekers en bekende nummers op haar eigengereide wijze. Nummers van Foreigner, John Lennon (waar ze niet Jealous Guy maar Girl zingt), Bee Gees, The National, Journey, Pixies, Sting, Neil Young, Michael Kiwanuka, Buzzcocks, Françoise Hardy, Gavin Sutherland en zelfs van Rick Astley (ja natuurlijk “Never Gonna Give You Up”) weet ze op schitterende wijze te vertolken. Van anderen en toch van haar zelf, zo hoort een goed coveralbum te zijn.

 

Gloria de Oliveira & Dean Hurley – Oceans Of Time (cd, Sacred Bones / Konkurrent)
Gloria de Oliveira is een Duits-Braziliaanse zangeres, producer, songwriter, labelbazin (La Double Vie), visueel artieste, muziekregisseur en actrice. Een echte alleskunner. Naast haar eigen muziek heeft ze nu het album Oceans Of Time gemaakt met de Amerikaanse geluidsontwerper Dean Hurley, die al jarenlang intensief samenwerkt met David Lynch. Die combinatie is niet alleen op papier al heel interessant, ook hun muziek mag er wezen. Ondanks dat de Atlantische oceaan tussen hen inzat, hebben ze een coherent en uiterst sfeervol album weten te maken, dat twaalf nummers telt en bijna 40 minuten lang is. Ze omringen zich met diverse violisten, altviolisten en een cellist. De cd opent filmisch met veel strijkers (“Intro”) en gaat dan op uiterst mysterieuze wijze over in een ambientachtig stuk (“Im Nebel”) met Duits spoken word. In de derde track gaat de muziek open als een bloem en ontvouwt zich een weelderig en weemoedig geheel dat een gelaagde combinatie is van dark ambient, wave, lichte experimenten, shoegaze en droompop, die behoorlijk doen denken aan de muziek van het 4AD label uit de jaren 80 en 90. Sowieso doet de zang van Gloria regelmatig denken aan die van Elizabeth Fraser van de Cocteau Twins, waar ze muzikaal gezien ook zeker raakvlakken mee hebben. Andere referenties zijn onder meer Swallow, Grouper, Birds Of Passage, This Mortal Coil, Bowery Electric, Zola Jesus en Beach House. Ook brengen ze nog de fraaie song “All Flowers in Time” (Bend Towards The Sun), een niet uitgebrachte song van Jeff Buckley die deze met Elizabeth Fraser heeft gezongen. Wat een adembenemend droomdebuut!

 

Whitney – Spark (cd, Secretly Canadian / Konkurrent)
Om een band als Unknown Mortal Orchestra te verlaten is niet niks, maar dat is precies wat zanger en drummer Julien Ehrlich in 2016 heeft gedaan. Samen met zijn vroegere Smith Westerns kompaan en gitarist Max Kakaceks (Teenage Lovers) start hij dan de nieuwe groep Whitney. Dat levert ze in dat jaar het overtuigende debuut Light Upon The Lake op, vol droefgeestige doch soulvolle indierock. Hierbij wordt je veelvuldig getrakteerd op stemmige trompet- en hoornpartijen van Will Miller plus fijne bijdragen op diverse instrumenten door andere gasten. Dat alles zetten ze door op hun tweede album Forever Turned Around (2019). Daarna verschijnt er nog het coveralbum Candid (2020). Nu zijn ze terug met hun nieuwe, derde album Spark, dat van beider gebroken harten naar nieuwe liefdes voert. Ze brengen meer dan voorheen een elektronisch geluid. Toch zijn de typische elementen, die grabbelen in de soulvolle muziek van weleer nog altijd aanwezig. Het voelt als een frisse doorstart, die in eerste instantie wat onwennig aanvoelt. Maar toch weten hun songs te beklijven. Daarbij mogen Julien en Max, die naast de genoemde instrumenten ook keyboards, bas en synthesizer brengen, rekenen op diverse muzikanten op altviool, viool, cello, bas, keyboards, synthesizer, drumprogrammering, hoorns, fluit en trompet. Het voelt een beetje aan als een tussenalbum, waarbij de harde koerswijziging zich pas op een volgend album zal aandienen. Dat maakt dat dit album de nodige verrassingen en spanningen kent. En dat levert een smaakvol en prima geheel op.

 

Marlon Williams – My Boy (cd, Dead Oceans / Konkurrent)
Tot tweemaal toe weet de in Australië woonachtige Nieuw-Zeelandse zanger/gitarist Marlon Williams prettig te verrassen. De eerste keer met zijn gelijknamige debuut uit 2015 (hier 2016) en het nóg betere Make Way For Love (2018). Het is zijn doorbraak- maar ook uitmaak-album, want het is ervoor uitgegaan met zijn lief Aldous Harding. Dat had natuurlijk z’n weerslag op de muziek, die stemmig is en tussen rock, ballads, altcountry en folk inzit en waarbij Williams zich van een uiterst kwetsbare kant toont. Dat komt ook wel door zijn zang, die op het snijvlak van Roy Orbison, Adam Green, Scott Walker, Antony en Chris Isaak zit. Het maakt de muziek extra gevoelig, maar geeft ook iets tijdloos en bekends mee. Nu is hij terug met My Boy, zijn pandemie album. Hij begint hierop tocch uiterst frivool. Hij strooit veelvuldiger met synthesizers en krijgt hulp van diverse artiesten op zang, gitaar, bas, lapsteel, altviool, drums, percussie, synthesizer, mellotron, piano, cello, drum-machine en -programmering. Maar naarmate het album vordert vind je er ook meer droefgeestige stukken, die weer die gevoelige inborst van hem tonen. Doordat hij dit steeds weer afwisselt met meer lichtvoetige muziek, maakt dat het nergens zwaar op de maag ligt. Het is uiterst geschikt materiaal voor de liefhebbers van onder meer Xiu Xiu, John Grant, Jeff Buckley, Antony And The Johnsons, Bill Callahan en de genoemde zangers. Aan alles voel je dat de rek er bij Williams nog lang niet uit is en er in de toekomst nog een hoop meer moois zoals dit te verwachten valt.

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.