Vandaag is het Prinsjesdag. Voor inhoud moeten we je toch echt doorverwijzen naar onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: A.R.C. Soundtracks, Balkan Orchestra Čalgija, Balmorhea, Behind The Shadow Drops, Phoebe Bridgers, Daemonia Nymphe, Darto, Derby Derby, Fink, Firo, Foo Fighters, Siv Jakobsen, Marble Sounds, Metz, Myrkur, Daniel O’Sullivan, Prophets Of Rage, Sternlumen, Temenik Electric, Lina Tullgren, Vancouver Sleep Clinic, We Stood Like Kings, Wolves In The Throne Room, Various Artists: Twin Peaks (2x), Hoven Droven en Gizmodrome.
Jan Willem
A.R.C. Soundtracks – Dereliction//Mirror (cd, Gizeh)
In 2014 debuteert A.R.C. Soundtracks op het Little Red Rabbit sublabel Little Crackd Rabbit met het album Archive: Volume One, waarop ze een spannende mix van neoklassiek, drones en musique concrète laten horen. De groep bestaat uit de Last Harbour-oprichters Kevin Craig en David Harmes samen met Marc Rahr. Het levert een meeslepende duistere beauty op. Na een cassette van vorig jaar keren ze nu terug in de zogeheten Dark Peak-serie van het Gizeh label. Hierop gaan Craig (stem, effecten, synthesizers, percussie) en Harmes (lap steel, elektrische piano, synthesizers, samples) samen met gastzangeres Elizabeth Willow verder met hun eerder ingezette duistere koers. Ze brengen een unheimische, duistere mix van drones, dark ambient, experimentele muziek, spoken word en post-rock, die als een spannende thriller overkomt. Het zou zo de denkbeeldige soundtrack van de verdwenen scènes uit David Lynch z’n film Erasurehead kunnen zijn. Het is een bij de strot grijpend, bloedstollend geheel geworden dat liefhebbers van Labradford, Pink Floyd, Throbbing Gristle, The Haxan Cloak, Human Greed, Massive Attack en een duistere variant van Ennio Morricone wel aan zal spreken. Een uiterst (gelimiteerde) tot de verbeelding sprekende en gitzwarte schoonheid.
Balkan Orchestra Čalgija – Vintage Recordings (1964-1966) (mcd, Toumilou Records / Xango Music Distribution)
Sommige mensen vragen mij wel eens hoe ik zo van wereldmuziek of folk ben gaan houden. Dan is steevast mijn antwoord dat het via Dead Can Dance bij Le Mystère Des Voix Bulgares is begonnen. Die laatst genoemde groep laat een geluid horen, dat indertijd zo anders is dan wat ik daarvoor heb gehoord met emoties die onverstaanbaar maar universeel lijken. Later volgen er vele anderen, van Azië en Europa tot Afrika, waarbij ook de muzikale etnoloog Hector Zazou een grote rol speelt. Maar laat ik ook de Nederlandse muzikale etnoloog, arrangeur en muzikant Wouter Swets (1930-2016) niet uitvlakken in dit geheel. Deze verzamelaar van Balkanmuziek, die hij dikwijls opnieuw arrangeert laat ook van zich horen middels orkesten als Čalgija en Al Farabi. Maar tegenwoordig kan je eveneens aankloppen bij Michiel van der Meulen (Pîrî Reis) voor grensoverschrijdende muziek. Hoe dan ook met Balkan Orchestra Čalgija maakt Swets in de jaren 60 dus opnames die van Macedonië en Bulgarije tot Griekenland gaan. Die zijn nu postuum door het Toumilou label nu op de mini cd Vintage Recordings (1964-1966) gebundeld, waar Swets (accordeon) vergezeld wordt door accordeonist Albert van der Meulen (de vader van de hierboven genoemde Michiel), darboekaspeler Pedro van Meurs en een anonieme klarinettist. Slechts 6 tracks met een lengte van net meer dan 12 minuten, maar van zo’n overrompelende pracht dat het goed is dat deze nu weer te horen zijn. En krakend en wel mogen dit vintage opnames zijn, maar het staat nog altijd als een huis. Zowel de door Terpsichore (folkdansgroep en koor) gezongen opener als de instrumentale stukken. Muziek die zoveel meer zegt dan de taal alleen. Een schitterend werelds kleinood!
Balmorhea – Clear Language (cd, Western Vinyl / Konkurrent)
In 2006 formeren Rob Lowe en Michael Muller Balmorhea, dat tijdelijk ook wel eens uitgroeit tot een vijfmans formatie. Van 2007 tot 2012 brengen ze daarmee vijf prachtalbum uit, die op filmische wijze het midden houden tussen post-rock en neoklassiek. Eerder dit jaar komt Rob Lowe nog met een r&b-achtig solowerk, maar daar heb ik iets minder mee. Nu komen ze vijf jaar na hun laatste album met Clear Language, dat voornamelijk gedragen wordt door de stichters op gitaar, piano, orgel en elektronica. Daarnaast zijn het Aisha Burns ((alt)viool), Ephraim Owens (trompet) en Wim Coppers (drums) die her en der hun bijdrage leveren. Als vanouds slaan ze weer bruggen tussen diverse genres en daarmee weten ze je weer in de houdgreep weten te nemen. Het is alsof je deel uitmaakt van een ontroerende, tot de verbeelding sprekende film. Hun melancholische pracht weten ze op gevarieerde, nachtelijke en fluweelachtige wijze aan de man te brengen. Dat levert muziek op om intens van te genieten. Dat lijkt me klare taal!
Behind The Shadow Drops – H a r m o n i c (cd, Temporary Residence Ltd. / Konkurrent)
Gitarist/componist Takaakira Goto, kortweg Taka Goto, is één van de grondleggers van het in 1999 opgerichte Mono. Met deze geweldige Japanse post-rockformatie levert hij al vele prachtalbums af, maar hij blijkt de behoefte te hebben zich ook op andere wijze te uiten. Vandaar dat hij onder zijn eigen naam in 2015 debuteert met het album Classical Punk And Echoes Under The Beauty, waar Goto meer een neoklassieke koers vaart. Dat lardeert hij met tegendraadse elektronica en rock. Het levert een adembenemend melancholisch werk op. In die lijn gaat hij nu ook verder als Behind The Shadow Drops, waarvan het debuut H a r m o n i c nu is verschenen. Wellicht kiest hij voor een andere naam door de bijdragen van Alison Chesley aka Helen Money op de cello, violiste Kristin Fife, John McEntire (Tortoise, The Sea And Cake, Red Krayola, Gastr Del Sol) op percussie, drums en programmering en Will Thomas op cello en viool. De 9 composities die Goto hier presenteert bevatten verder ook elementen van trip hop, ambient, lichte industrial en minimal music. Dat levert weer uiterst emotioneel geladen muziek op, die je niet onberoerd laat. Goto zelf brengt gitaar, piano en elektronica en schept een filmische sfeer waar de anderen de rest heel fraai inkleuren. Maar niets is helemaal dichtgetimmerd, vandaar misschien ook wel de spaties in de titel, waardoor het veel aan de verbeeldingskracht van de luisteraar overlaat. Het is bezinnende, zinnenstrelende muziek, die niet alleen wonderschoon is, maar ook weet te intrigeren. Het belicht een heel andere kant van Goto, zij het dat het behoorlijk duister is allemaal. Naast liefhebbers van de meer rustige kant van Mono, zullen die van Eluvium, Anoice, Massive Attack, Jóhann Jóhannsson, Nouvelles Lectures Cosmopolites en Rachel’s hier ook van smullen. Een overrompelende beauty!
Phoebe Bridgers – Stranger In The Alps (cd, Dead Oceans / Konkurrent)
De uit Los Angeles afkomstige singer-songwriter Phoebe Bridgers is pas elf jaar oud als ze haar eerste song schrijft. Nu elf jaar later mag ze, na een single in 2015 op Ryan Adams z’n label, haar volwaardige debuut Stranger In The Alps het licht laten zien op het fijne Dead Oceans. Ze brengt 11 (weer die 11) stemmige liedjes, die gedragen worden door haar bitterzoete zang. De muziek houdt het midden tussen pure singer-songwritermuziek en Americana, altcountry en folkrock. Hoewel ze met haar prachtstem en akoestische gitaarspel al genoeg fraais weet te creëren, krijgt ze her en der nog steun van gasten op onder meer strijkinstrumenten. En vast nog meer (piano, percussie), waaronder Ryan Adams, Rob Moose en Conor Oberst, maar deze info krijg ik niet zo snel boven water. Maakt ook niet heel veel uit, want de muziek spreekt voor zich. Haar emotioneel geladen pracht zorgt meteen al voor een aantal instant klassiekers, die fans van Angel Olsen, Sharon Van Etten, Julia Jacklin, Alela Diane en Nina Nastasia ook wel aan zal spreken. Een te gek (weer die 11) droomdebuut!
Daemonia Nymphe – Macbeth (cd, Equilibrium)
Hoewel de geweldige Griekse formatie Daemonia Nymphe al 23 jaar bestaat, zijn ze bepaald niet scheutig met hun releases. Ze hebben er pas 3 afgeleverd. Onder leiding van Spyros Giasafakis en Evi Stergiou stapt de groep in het gat dat Dead Can Dance achterlaat als ze zich tijdelijk opheffen. Nu doe ik ze daarmee wel een beetje tekort, al bedoel ik het positief, want ze hebben duidelijk een meer tribale aanpak en maken dikwijls gebruik van oude Griekse instrumenten als kitharis, pandoura, seistro, keras en askaulos. Spyros brengt naast een groot deel van de instrumenten ook de mannelijke vocalen, terwijl Stergiou voor het vrouwelijke tegenwicht zorgt. En dan mogen ze misschien niet vaak een album brengen, als ze het doen is het ook altijd een voltreffer. Nu komen ze met hun vierde cd Macbeth, dat ze voor de gelijknamige productie van het Nationale Theater van Noord Griekenland hebben geschreven. In maar liefst 13 tracks (14 op cd) brengen ze een spannende soundtrack, die in de lijn ligt van hun vorige werk en ook los van het theater prima overeind blijft. In feite brengen ze, samen met hun 8 gastmuzikanten, nu nog meer dan voorheen. Niet alleen tribale folk, heavenly voices en wereldmuziek, maar ook Keltische folk, neoklassiek, neofolk, industrial en dark ambient. Dat weten ze echter op een heel fraaie wijze tot één geheel te smeden, waarbij ze je in de houdgreep nemen met hun overdonderende kracht en pracht. Denk aan een caleidoscopische mix van Dead Can Dance, Elijah’s Mantle, Von Magnet, Rajna, Le Mystère Des Voix Bulgares, Wardruna en Irfan. Opnieuw een schitterend schot in de roos.
Darto – Human Giving (cd. Aagoo / Five Roses Press)
Sommige bands hebben een pakkend en toegankelijk geluid in huis, maar zijn toch verdomd lastig te omschrijven. Dat is ook het geval met het in 2012 opgerichte Amerikaanse viertal Darto. Alleen wie wat doet is al bijna niet te vinden. Ik kom op de volgende namen en deels hun inbreng met Gordon De Los Santos, Gregory Flores, Candace Harter (zang, gitaar, synthesizers) en Nicholas Merz (zang, gitaar). Hun tweede album is ook weer zeer goed doorwaadbaar, maar om nu te zeggen je krijgt dit of dat, nee. Ze brengen innovatieve kruisbestuivingen van Americana, altcountry, bubblecore, lo-fi, downtempo, post-punk, folk, avant-garde en psychedelische rock. Dat allemaal gegoten in een poppy maar diepgravende mal. Telkens kan je er je vinger niet helemaal op leggen en dat maakt dit ook zo ontzettend interessant. Ook de afwisselende vrouwelijke en mannelijke zang, soms samen, hebben ze hier prima afgewisseld. Of je Hail, Stereolab, Lisa Germano, Fever Ray, The Velvet Underground, John S. Hall en The Breeders door de blender haalt en in slingerende bewegingen uitgiet. En ieder ander zal vast nog 10 namen kunnen noemen. Na ruim 33 minuten blijf je verwonderd maar tevreden achter met dit caleidoscopische geluid.
Derby Derby – Love Dance (cd, Atypeek Music/ Ormo Records)
De muziek uit Frankrijk is zo veelzijdig, dat ik er een grote liefde voor heb ontwikkeld. Dat gaat van de zuchtmuziek en chansons tot de meer experimentele, noise, avant-garde en anderzijds alternatieve muziek. Nu is er het trio Alan Regardin (trompet), Fabrice L’houtellier (drums) en Sylvain Didou (bas), die een andere draai geven aan de muziek. Ze brengen op hun debuut Love Dance slechts 2 nummers, beide met één van de woorden uit de albumtitel, ten gehore die samen toch pas na 30 minuten finishen. De muziek, die het experimentele midden houdt tussen drones, noise en krautrock is hypnotiserend, meeslepend en tot de verbeelding sprekend. Muziek die je echt weet te grijpen en waar je soms zelfs helemaal in opgeslokt wordt. Maar het is tevens muziek die je even helemaal uit de realiteit kan brengen of laten wegdromen. Een evenzo prachtig als krachtig statement van deze groep!
Fink – Resurgam (cd, R’COUP’D / Ninja Tune)
Fink, het project van de Britse singer-songwriter, gitarist, producer en DJ Fin Greenall, kent vele gezichten die eigenlijk nooit teleurstellen. Hij begint met downtempo elektronica om vervolgens succesvol over te stappen naar stemmige singer-songwritermuziek, waarbij hij niet in herhaling valt. Deze veelzijdige muzikant blijft zich vernieuwen en laat naarmate zijn discografie groeit ook weer langzaam de elektronica in zijn muziek toe. Eerder dit jaar komt hij al met Fink’s Sunday Night Blues Club, Vol. 1, waarop hij zijn muziek bewust anders inkleurt met bluesrock. Heel fraai anders en toch door zijn typische zang vertrouwd. Dan is al bekend dat hij nog met een meer regulier album gaat komen dit jaar. En dat is zijn achtste cd Resurgam geworden, uitgebracht op het dochterlabel R’COUP’D van Ninja Tune, waarop hij 10 nieuwe nummers brengt. Fink (zang, Fender Rhodes, gitaar, lap steel, piano, effecten) mag rekenen op diverse gasten op bas, drums, harmonica, gitaar, zang, synthesizers, klokkenspel, piano, saxofoon en voetstampen. Ondanks dit uitgebreide instrumentarium is de muziek vrij sober, soulvol en ontzettend indringend, al kan hij enkele keren ook behoorlijk losgaan met meer rockachtige muziek. De muziek bevat weliswaar behoorlijk complexe en experimentele elementen, maar die weet hij zo in te bedden dat het toch relaxt en goed doorwaadbaar overkomt. Maar het zorgt wel voor de nodige diepgang. Hij zet een prachtig nachtelijke atmosfeer neer, waarbij zijn krachtig, emotioneel geladen zang de rode draad vormt. Fink levert gewoon weer zijn zoveelste juweel op.
Firo – Arv Og Slarv (cd, Etnisk Musikklubb / Xango Music Distribution)
Firo is een nieuw Noors folkgezelschap waarbij de nieuwe getalenteerde folkzangeres Mari Midtli (tevens vedel) de krachten bundelt met oudgediende Mads Erik Odde (accordeon), Bjørn Kåre Odde (vedel, altviool) en Øyvind Sandum (accordeon, citer), die al eerder te horen zijn bij Lendmenn, Gudbrandsdølenes Spelmannslag, Odde & Holmen, Brødrene Sandum, Nordafjells, Sandum Trio en Sol I Skuggeskog. Deze nieuwe groep wil aantonen dat oude songs ook in nu nog cool kunnen zijn. Ze putten daarbij uit de archieven van de traditionele muziek die rond het dal Gudbrandsdalen uit de provincie Oppland is gemaakt. Daarbij nemen ze de skjemteviser (humoristische songs), bygdeviser (dorpsliederen) en ballades als uitgangspunt. Het resultaat hiervan is te horen op Arv Og Slarv, waarbij de vertalingen elkaar nogal tegenspreken maar het label en de band zeggen dat het “erfenis en roddel” betekent. Hoe het ook zij, de muziek mag er wezen. Ze laten 14 songs van weleer herleven in het hier en nu. De zang van Mari is een wonderschoon wapen, maar ook de onderliggende muziek is van een emotioneel geladen pracht. Naast een paar uptempo en vrolijke songs, zijn het vooral de melancholische die de meeste indruk op mij maken. Ook als de zang even ontbreekt weten ze een diepe indruk achter te laten. Tijdloze muziek die je best cool mag noemen.
Foo Fighters – Concrete And Gold (cd, Rosswell Records/ RCA/ Sony)
Nirvana is een band die ik zeer lief heb, waarbij het me echt niet boeit of dat passend is in alternatief rockende kringen. Want daar hoor ik nog wel eens geluiden dat het teveel pop is. Ik heb na de dood van Kurt Cobain in eerste instantie ook moeite om de nieuwe band Foo Fighters van zanger/gitarist Dave Grohl (Probot, Queens Of The Stone Age, Them Crooked Vultures), voorheen drummer uit die bewuste band, te omarmen. Toch moet ik net als goede vriend TK erkennen dat hij op zijn beste momenten die band overstijgt. Maar er volgen ook jaren dat ze de populariteit opzoeken en een slappe afspiegeling van zichzelf worden. Ze herpakken zich echter op het drie jaar verschenen achtste cd Sonic Highways. Hierop laten ze weer het achterste van hun tong zien met stevige rock. Dat doen ze op nog hardere wijze op Concrete And Gold, waarbij ze bepaald niet in herhaling vallen. Hun nieuwe aanpak bestaat uit screamo, alternatieve rock en noise, maar ook meer stemmige poprock. Daarmee laten ze een geluid horen dat verder gaat dan voorheen plus een dwarsdoorsnede van hetgeen ze eerder hebben gemaakt. De Foo Fighters zijn terug op hun allerbest.
Siv Jakobsen – The Nordic Mellow (cd, Siv Jakobsen)
De Noorse zangeres/gitariste Siv Jakobsen wordt met van harte aangeraden door AK, die altijd met serieus te nemen tips komt. Dat blijkt ook wel weer bij deze nachtegaal, die na een zeer goed ontvangen epee uit 2015 nu met The Nordic Mellow komt. Hierop presenteert ze 10 nummers, of 13 als je de Japanse editie op de kop weet te tikken. Ze is in een eerste instantie een singer-songwriter pur sang, maar dikt dat aan met folk, droompop en neoklassieke elementen. Daarbij krijgt ze ondersteuning van muzikanten op drums, percussie, keyboards, zang, contrabas, bas, gitaar, violen, altviool en cello. Als ik haar muziek hoor moet ik meteen denken aan Laura Marling, Essie Jain en Nancy Elizabeth, zij het dat ze echt wel over een eigengereid geluid beschikt. Dat komt mede door haar prachtige bitterzoete stem, die een heerlijke vibrato bevat. Het is wonderschone, diepgravende muziek die continu voor bergen kippenvel en bezinning weet te zorgen. Dat is wat je met recht een droomdebuut noemt!
Marble Sounds – Live With Casco Phil At Concertgebouw Brugge (cd, Zeal / Konkurrent)
Pieter Van Dessel (zang, piano, gitaar), tevens van Plastic Operator, start ooit in z’n eentje het Belgische project Marble Sounds. Dat groeit al snel uit tot een heuse band, die inmiddels de drie prachtalbums Nice Is Good (2010), Dear Me, Look Up (2013) en Tautou (2016) het licht heeft laten zien. De muziek hierop is een fraaie mix van Americana, indierock, wave en singer-songwritermuziek, waarbij ze telkens beter lijken te worden. Op 14 april dit jaar speelt de groep samen met het achtkoppige strijkensemble Casco Phil live in het concertgebouw in Brugge. De registratie hiervan i nu te vinden op Live With Casco Phil At Concertgebouw Brugge. Naast Van Dessel en Casco Phil bestaat de line-up hier uit bassist Frederik Bastiaensen (ex-General Mindy), gitarist Gianni Marzo (Isbells), toetsenist Brecht Plasschaert en percussionist Mattijs Vanderleen ([sic], Tommigun), aangevuld met zangeres/labelgenoot Renée Sys (Renée), hoornspeelster Rozanne Descheemaeker (Illuminine, Wim Mertens) en trompettist Gerd Van Mulders (Headphone). Daarmee laten ze 11 songs horen, 6 van hun laatste album en van de andere twee elk 2 plus één track (“If You Stay Then I Can’t Go”) van hun epee A Painting Or A Spill (2007). Nu is hun muziek altijd al intiem, breekbaar, emotioneel geladen en van een bijzondere schoonheid, maar zoals ze dat hier neerzetten leveren ze daar gewoon op overdonderende wijze, zij het verstild en filmisch, instant kippenvel bij. Wat een prachtige combinatie! Dit is nu weer eens een live album die echt wat toevoegt aan het studiomateriaal.
Metz – Strange Peace (cd, Sub Pop / Konkurrent)
Zowel met hun gelijknamige debuut uit 2012 als de opvolger II (2015) weet het in 2008 opgerichte Canadese powertrio Metz me aan de grond te nagelen. De gitaarspelende schreeuwlelijk Alex Edkins, bassist Chris Slorach en drummer Hayden Menzies (The Grey, Three Penny Opera) brengen namelijk niet te versmaden, compromisloze punkrock en noise, die als een orkaan over je heen dendert. Daarbij brengen ze niet per se een nieuwe sound, maar winnen ze het dik op punten aan inzet en kracht. Steengoed uitgevoerde muziek, die je enkel kunt ondergaan. Hun derde wapenfeit Strange Peace, opgenomen door klasbak Steve Albini (Big Black, Shellac), is nu een heugelijk feit. Ze laten hier 11 nieuwe songs van samen maar liefst 36 minuten op je los, die je vanaf de eerste seconde steil achterover doen slaan. Het zit weer vol venijn, energie en kracht, zij het dat ze her en der ook wat subtieler te werk gaan. Maar het blijft gewoonweg genieten van die ongepolijste aanpak met die gezonde punkattitude. Ik heb ze zelf helaas nog nooit live gezien, maar geloof meteen dat dit een opzwepende oerbelevenis moet zijn. Het is op hun cd namelijk al een soort tornado van Sonic Youth, Unsane, Godheadsilo, The Ex, Karate, Brutal Juice en Minor Threat. Driewerf hoere, oi!
Myrkur – Mareridt (cd, Relapse)
Dat er nog altijd muzikanten zijn die voor een flinke verrassing kunnen zorgen bewijst de Deense zangeres/multi-instrumentaliste Amalie Bruun (zang, piano, nyckelharpa, viool, gitaar, synthesizer, orgel) wel met haar project Myrkur. Hierop plaatst ze heavenly voice, folk en black metal naast elkaar, soms als gescheiden genres maar dikwijls ook in elkaar overgaand. Daarbij heeft ze ook een geweldig stembereik, van heel zuiver hoog tot vervaarlijk gruntend laag. De rustige muziek is ook echt engelachtig en wonderschoon, haar folk van een noest mooie soort en haar metal overtuigend venijnig. Ik al haar materiaal tot nu toe geweldig, al voelt het niet altijd als een eenheid en verwordt het soms ietwat tot een trucje; een fraai trucje, maar toch. Wellicht vindt ze dat zelf ook, want op haar tweede studioalbum Mareridt, hetgeen “nachtmerrie” betekent en uiteraard weer met een M, creëert ze wel die hybride. Het is echt meer een eenheid, waarbij er nog altijd verstilde, folk als harde stukken te horen zijn, maar het haakt op een meer vloeiende wijze in elkaar. Daar bij krijgt ze hulp van artiesten op drums, percussie, gitaar, bas, synthesizers, loops, contrabas, koorzang en zang, waaronder leden van Wolves In The Throne Room, Chelsea Wolfe en Randall Dunn. Met haar 12 nummers levert ze een uiterst gevarieerd maar consistent album op dat voor bergen kippenvel en adrenaline zorgt. Bepaald geen nachtmerrie, maar veeleer de gedroomde opvolger. Haar allerbeste tot nu toe.
Daniel O’Sullivan – VELD (cd, O Genesis)
Bij de Britse multi-instrumentalist Daniel O’Sullivan ontbreekt het bepaald niet aan creativiteit, variëteit en kwaliteit. En ook niet aan activiteit. Waar haalt hij de tijd vandaan? Hij liet eerder dit jaar al met Ulver en Charlemagne Palestine & Grumbling Fur Time Machine Orchestra een album het licht zien en is te gast bij Alexander Tucker. O’Sullivan start ooit bij Guapo, maar verlaat deze groep en gaat verder met Miasma & The Carousel Of Headless Horses, Æthenor, Miracle, Mothlite, Grumbling Fur, Laniakea en later ook Ulver. In de tijd die hij overheeft tussen 2010 en 2016 werkt hij gestaag aan zijn solodebuut VELD, waaraan hij de titel ontleend aan het horrorverhaal “The Veldt” van Ray Bradbury. Toch is dit nieuwe album echt zijn popalbum, al is dat O’Sullivan dan toch altijd net weer even wat anders. Zo laat hij zich door alledaagse zaken beïnvloeden, maar ook door bepaalde artiesten. Hij brengt hier 14 tracks, waarvan maar een deel echt voor een soort popsong door zou kunnen gaan. En zelfs daar brengt hij ongemakkelijke en complexe elementen aan, die weer voor diepgang zorgen. Daarbij krijgt hij hulp van zangeressen Linn Carin Dirdal (Saa, Marble Arch), die ook al eens bij Mothlite acte de présence heeft gegeven, Jael Reasoner en Astrud Steehouder (Paper Dollhouse) plus gasten op trompet, drums, percussie, pads, gitaar, synthesizer en elektrische marimba. Onder hen ook Knut Jonas Sellevold (Marble Arch, Elektrofant). Het moge duidelijk zijn dat je niet met een doorsnee album te maken hebt. Zo zorgt Dirdal in de openingstrack “The Pendulum” er met haar zang voor dat de muziek sterke associaties oproept met Cocteau Twins, wat later nog wel eens gebeurt, terwijl de muziek eerder een combinatie van Eno & Byrne en sacrale elementen vormt. De toon is gezet. Daarna zingt O’Sullivan met zijn tijdloze zang, aangevuld door Steehouder. Dan maakt hij wel popachtige muziek, met een flinke vuist in de jaren 80 (denk Level 42 meets Sailor), maar daar brengt hij zoveel details, psychedelische elementen en lagen aan dat je er ook weer niet echt grip op krijgt. Zijn toegankelijke, ogenschijnlijk eenvoudige geluid is echt nooit wat het is. Daarna komen ook synthpop, progrock, allerhande experimenten, droompop, shoegaze, krautrock en de hoekige avant-garde van Arthur Russell voorbij, al dan niet in wisselende combinaties. Het knappe is dat hij al die innovatieve elementen op een doorwaadbare wijze weet te brengen. Tevens is het allemaal intiem en persoonlijk, wat alleen al blijkt uit de geluiden van dochter Ivy. Dit is een album om je helemaal in te wentelen, hetgeen wel vaker het geval is bij O’Sullivan. Hij eindigt met een 17 minuten durend klanklandschap vol elektro-akoestische muziek, veldopnames, ambient en drones. Na bijna 70 minuten heb je dan een geweldig meeslepend luisteravontuur gekregen, waarvan je niet snel een tweede zult vinden. Grootse klasse!
Prophets Of Rage – Prophets Of Rage (cd, Fantasy/ caroline)
Men neme gitarist Tom Morello, bassist Tim Commerford en drummer Brad Wilk, allen van Rage Against The Machine en Audoslave. Vervolgens voeg je daar vocalist Chuck D en draaitafelspecialist DJ Lord van Public Enemy plus vocalist B-Real van Cypress Hill aan toe en je hebt de supergroep Prophets Of Rage. Wel de zesde groep met die naam, maar niet met zoveel klasbakken. Vorig jaar hebben ze me al nieuwsgierig gemaakt met de mini The Party’s Over. De verwachtingen zijn hooggespannen, mede omdat ik van hun andere groepen ook veel in de kast heb staan. Zoals te verwachten klinkt het vooral als Rage Against The Machine met stoere raps, venijnige zang en fijne elektronische interventies. Het is niet meteen zo dat dit een instant klassieker is, maar wat houd ik van muziek als deze. Helaas hebben ze net als Body Count en Living Colour eerder dit jaar de noodzakelijke boodschappen over racisme, politiegeweld tegen Afro-Amerikanen, armoede en andere misstanden in hun land. Maar iedereen weet helaas dat de VS daar niet uniek in is. Die urgentie om dit naar buiten te brengen maakt hun muziek ook nóg overtuigender. De bas- en drumpartijen lijken soms expres op de achtergrond de ritmesectie van “killing in the name” te brengen, maar dat hoor ik er misschien ten onrechte in. Duidelijk is dat de terechte harde boodschap hier gehoord moet worden, zeker met deze sterke muzikale omlijsting.
Sternlumen – Nørrebro Nights (cd, Totta Leela Music / Gateway Music)
Thomas Kudela is een Deense pianist uit Nørrebro, een wijk uit Kopenhagen. Alweer een pianist waar we de laatste jaren mee doodgegooid worden? Ja, maar wel één die echt weer iets toevoegt. Hij opereert onder de naam Sternlumen en laat vorig jaar zijn gelijknamige debuut het licht zien. Daarop is al goed te horen dat hij uit meerdere vaatjes tapt en daarmee ook het verschil weet te maken ten opzichte van vele tijdgenoten. Zijn muziek is namelijk opgebouwd uit jazz, minimal music, neoklassiek en ambient. Dat levert uiterst beklijvende muziek op, die zowel mooi is als biologerend. Daar gaat hij op stemmige wijze mee verder op zijn tweede cd Nørrebro Nights, die vermoedelijk is geïnspireerd door de nachten in zijn wijk. Hoewel de muziek inderdaad dikwijls een nachtelijke, rustieke sfeer uitademt, zijn de pianopartijen virtuoos en vingervlug. Tevens weet hij diepgravende emoties met zijn spel naar de oppervlakte te toveren. Hij vormt daarmee een schakel tussen Steve Naive, Nils Frahm, Lubomyr Melnyk, Ludovico Einaudi en Wim Mertens. Een prachtig meeslepende opvolger van zijn toch al fraaie debuut.
Temenik Electric – Inch’Allah Baby (cd, Nomad Café Production / Xango Music Distribution)
Ik vind het altijd wel verfrissend als er vanuit Arabische dan wel Moslimkringen een knipoog gemaakt kan worden naar het geloof, want ik ben er heilig (nu ja, hoor mij) van overtuigd dat we prima zij aan zij kunnen leven zonder dat het geloof van wie dan ook dat in de weg staat. Of afkomst, of kleur. We moeten het met z’n allen zien te rooien op deze aardkloot en wat je denkt dat erna komt is wat mij betreft aan een ieder om daar anders over te denken. En qua cultuur of culinaire zaken juich ik andere invloeden enkel toe. Er bestaat gewoon geen gelijk in deze. De in Frankrijk gevestigde groep Temenik Electric valt bij mij meteen goed. Na hun debuut Ouesh Hada? (leef dit?) uit 2013 komen ze nu met Inch’Allah Baby, wat een woordspeling is op “Insjallah schatje”, ofwel “met Gods wil schatje”. De knipoog is gemaakt, maar de muziek mag er ook wezen. De vijf leden van deze groep laten een heerlijke mix horen van Arabisch getinte rock, Westerse elektronica en hip hop. Dat levert een waanzinnig resultaat op, waarbij een soort Tricky, Mano Negra meets Tamikrest ontstaat. Dat is grensoverschrijdend mooi en meeslepend.
Lina Tullner – Won (cd, Captured Tracks / Konkurrent)
Lina Tullgren is een Amerikaanse zangeres/gitariste, die vorig jaar de 12” Wishlist uitbrengt. Hierop is al goed te horen dat ze er een sobere maar doeltreffende stijl op nahoudt. Dit is wederom het geval op Won. De tracks zijn behoorlijk kaal en de muziek klinkt als een wat uitgeklede versie van Warpaint en Pinback, waarbij haar licht onderkoelde zang ergens tussen Kristin Hersh en Susanne Lewis uitkomt. Dit om een idee te krijgen, want de 10 nummers dragen echt wel haar stempel. Half leunend op wave en emorock en toch nooit helemaal passend. Her en der voegt er nog wat subtiele experimenten aan toe en weet ze je per luisterbeurt meer en meer te verrassen met haar eigengereide aanpak en het feit dat je steeds weer iets ontdekt. Een bijzonder aangenaam debuut.
Vancouver Sleep Clinic – Revival (cd, Sony)
Het wemelt tegenwoordig van de mannen die met een falsetstem hun muziek ten gehore brengen. Ze zijn daarbij niet allemaal even bijzonder. Bon Iver, DM Stith en James Blake zijn daar wel sterke voorbeelden van. In dat rijtje mag ook de Australische muzikant Tim Bettinson aanschuiven met zijn Vancouver Sleep Clinic project. Hij debuteert met zijn album Revival, dat meteen op het major label Sony uitgebracht wordt. Dat valt ook wel te begrijpen, want de klasse die Bettinson laat horen is groot(s). Hij combineert op smaakvolle wijze popmuziek met dubstep, neoklassiek, ambient, soul en leftfield elektronica. Dat maakt zijn sound tot een herkenbare maar tevens bijzondere in het hedendaagse muzieklandschap. Het is een intiem album, maar wel van vele markten thuis en kan mede daardoor, denk ik, een groot publiek bedienen. Een ontwapenende eersteling.
We Stood Like Kings – USA 1982 (cd, Kapitän Platte / Cargo)
Er zijn van die bandnamen die ik echt heel fraai vind. Daarvan is het Belgische We Stood Like Kings er zeker één van. Deze post-rockband grijpt steeds terug in de tijd om erna hun visie op te geven. Zo debuteren ze met Berlin 1927 (2014) en komen ze erna met USSR 1926 (2015). Met hun instrumentale maar zeer veelzeggende post-rock brengen ze niet alleen de soms harde erupties, maar belanden dikwijls ook in meer klassieke en jazzy vaarwater, wat hen ook zo uniek maakt. Voor hun nieuwste wapenfeit USA 1982 pakken Judith Hoorens (piano), Philip Bolten (gitaar), Colin Delloye (bas) en Mathieu Waterkeyn (drums) het wel heel ambitieus aan. Ze brengen namelijk hun soundtrackversie van de in 1982 verschenen documentaire Koyaanisqatsi van Godfrey Reggio, waarvan de officiële versie destijds door Philip Glass is gemaakt. Gelukkig maken ze geen variant op dat machtige meesterwerk, maar echt een eigen werk dat ze met 11 nummers (6+5) en een goede 82 minuten over twee cd’s hebben uitgesmeerd. Het helpt voor de beleving aan de ene kant wel als je de docu hebt gezien en aan de andere kant kan de originele soundtrack in de weg staan. Koyaanisqatsi betekent voor de Hopi-indianen “leven in gekte, leven in onrust, leven in onbalans, leven in desintegratie, een manier van leven die vraagt om een andere manier van leven”, hetgeen door de beelden en de muziek ook sterk naar voren komt. Ik vind het echt ongelooflijk knap dat dit viertal die verontrustende emoties in een volslagen andere genre hebben weten te vangen, waarbij ze reiken van Ludovico Einaudi tot aan Explosions In The Sky. En net als de soundtrack van Glass staat deze release ook zonder beeld huizenhoog overeind. Het is geen wedstrijd geworden tussen beiden, laat ik dat helder maken, maar ik kan van deze versie minstens zoveel genieten als de initiële. Ik vind het ook met afstand de beste cd van onze zuiderburen.
Wolves In The Throne Room – Thrice Woven (cd, Artemisia Records / Konkurrent)
Als je moet afgaan op het geluid van Wolves In The Throne Room, dan is het soms moeilijk voor te stellen dat de groep maar 3 leden telt. Toch zijn het echt enkel Nathan Weaver (zang, gitaar), Aaron Weaver (drums, synthesizers) en tegenwoordig Kody Keyworth (zang, gitaar) als derde man. Ze lengen hun black metal dikwijls aan met etherische en psychedelische elementen; extremen met een melancholische rode draad. Op hun nieuwe album Thrice Woven leveren ze 5 tracks af met een totale lengte van 42 minuten. Ze openen met het 9,5 minuten durende “Born From The Serpent’s Eye”, dat door Don McGreevy (Earth, Master Musicians Of Bukkake) stemmig met de akoestische gitaar wordt gestart. Al na 30 komt de band er doorheen met hun vertrouwde, verpletterende black metal. Totdat ze halverwege tot stilstand komen er een serene sfeer ontstaat met de engelachtige zang van Anna Von Hausswolff. Weer een paar minuten later komen de gitaren er weer doorheen, eerst nog met Anna’s zang daarna enkel de band. De laatste minuut besluiten ze weer op etherische wijze met Anna. Dan heb je pas 1 nummer gehad! In de tweede, “The Old Ones Are With Us”, hoor je eerst de stem en akoestische gitaar van Steve Von Till (Neurosis), alvorens de band er weer doorheen raast. Halverwege keert de rust weder en is Von Till weer te horen. Een paar minuten later blijkt dit weer een stilte voor de storm en gaan ze hard maar o zo melancholisch verder. Dat laatste is te danken aan de synthesizerklanken die er doorheen klinken. De derde en vijfde track, zonder gasten, klinkt weer zoals je van ze gewend bent, wederom met fraaie serene momenten. In de vierde, het slechts 2,5 minuten durende “Mother Owl, Father Ocean”, is Von Hausswolff weer te horen in een soort dark ambientstuk, dat door opgeleukt wordt harpiste Zeynep Oyku Yilmaz (wat ze op Celestial Lineage (2011) ook al eens deed). In de lijn der verwachting en een aantal keren er ver overheen. IJzersterk!
Various Artists: Twin Peaks (Limited Event Series Soundtrack) (cd, Rhino / Rancho Rosa)
Various Artists: Twin Peaks (Music From The Limited Event Series) (cd, Rhino / Rancho Rosa)
De terugkeer van de Twin Peaks serie is terecht met veel enthousiasme ontvangen. Voor mij om meerdere redenen want naast het beeld mag het geluid er ook wezen en dan bedoel ik natuurlijk op de muziek. Indertijd vind ik de soundtrack van Angelo Badalamenti ook al heel fijn. En net als nu uitgesmeerd op twee verschillende albums. David Lynch en “doe maar een muziekje” is er nooit bij. De kritische regisseur, zelf eveneens muzikant, komt derhalve doorgaans met opvallende soundtracks. In dit geval doet hij er zelfs heel geheimzinnig over en druppelen de namen van participerende artiesten binnen. Hoe dan ook heb je Twin Peaks (Limited Event Series Soundtrack), laten we zeggen de Badalamenti soundtrack aangevuld met de artiesten Muddy Magnolias (geremixt door Lynch), Johnny Jewel, David Lynch & Dean Hurley, Chromatics en Thought Gang (Lynch & Badalamenti) plus een stuk van het Warsaw National Philharmonic Orchestra. Maar 12 van de 18 tracks zijn van Badalamenti afkomstig, die naast enkele oude stukken (uiteraard “Twin Peaks Theme” en “Laura Palmer’s Theme”) ook nieuwe presenteert. Deze passen weer heerlijk bij de serie, soms te overdreven romantisch en daardoor bevreemdend en op andere momenten gewoonweg duister en mysterieus. Deze 77 minuten vormen in je hoofd al een denkbeeldige film.
En dan is er nog het 20 nummers tellende album Twin Peaks (Music From The Limited Event Series). Het bal wordt geopend met een edit van “Twin Peaks Theme”. Daarna volgen 19 artiesten, van vroeger en nu en met oud en nieuw materiaal. Ik zal niet alles oplepelen, want klik daarvoor gerust op de link bovenaan de recensie, maar met Au Revoir Simone, Blunted Beatz, Sharon Van Etten, Nine Inch Nails, Eddie Vedder, The Veils en uiteraard Julee Cruise heb je een leuke set in handen. Ook deze mag er wezen met 78 minuten. Zo kom je ook nog in het bezit van de single die je altijd al had willen hebben: “Sharp Dressed Man” van ZZ Top. Ik bedoel maar. Maar zonder gekkigheid is het een fijn album.
Martijn
Hoven Droven 2017 E.P.
Die waren er ook nog. Ze begonnen als een stevige folkrockband maar met de jaren werd het steeds softer, zeker op Hippa (2001). Turbo en Rost waren al weer wat steviger maar dit nieuwe EP’tje is anders dan vroeger maar wel pittiger dan wat ze in jaren hebben gemaakt. Een lekkere punch wat de oneven ritmes lekker dik aanzet.
Gizmodrome n/t
Mijn eerste favoriete groepen waren onder andere Level 42 en The Police, wat later kwam daar King Crimson (jaren tachtig-incarnatie) bij. Nu spelen Mark King, Stewart Copeland en Adrian Belew samen in Gizmodrome. Het vierde bandlid, Vittorio Cosma, ken ik niet. Wat ik moest verwachten wist ik niet maar dat is het dus niet. In Oysterhead, Copelands project met Les Claypool (Primus) en Trey Anastasio (Phish) kwam geen drumvuurwerk waar ik op gehoopt had, maar in Gizmodrome springt hij wel gelijk in het oor. Zowel door zijn spel maar ook de Afrikaanse invloeden. King en Belew ga je na meer luisterbeurten steeds beter horen, al blinkt de eerste uit in dienstbaarheid, wel even anders dan in z’n eigen band dus. Het is nergens het niveau van de oude favorieten maar verwachtingen zijn een bitch. Het is duidelijk dat ze plezier hadden in de studio en het klinkt allemaal als een klok, ik ga het gewoon nog een paar keer draaien.