De overheid geeft subsidie voor lightproducten. Vandaar dat we nooit een rode cent terugzien voor hetgeen we brengen in onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Thomas Ankersmit, Eric Bachmann, Big Red Machine, Anna Calvi, Oliver Coates, Manu Delago, Bert Dockx, Escape-ism, Helios, Bas van Huizen, Ital Tek, Mahr, Anastasia Minster, Mogwai, Nothing, Sauna Youth, Sphyxion, Waxahatchee en Tonus.
Jan Willem
Thomas Ankersmit – Homage To Dick Raaijmakers (cd, Shelter Press)
Hoewel Thomas Ankersmit van huis uit een altsaxofonist is, kan je hem beter duiden als begenadigd componist en geluidskunstenaar. Deze muzikant, die afwisselend in Berlijn en Amsterdam woont, leer ik kennen middels zijn cd Figueroa Terrace (2014), wat een toonaangevend meesterwerk is. Hij brengt een biologerende mix van abstracte en minimale elektronica, musique concrète, ambient en drones. Daarvoor heeft hij al een live album uitgebracht en albums met Jim O’Rourke en Valerio Tricoli. Tevens werkt hij intensief samen met Phil Niblock. Hij werkt veelal op de Serge analoge modulaire synthesizer, hetgeen tevens het geval is op Homage To Dick Raaijmakers. Verder maakt hij gebruik van contactmicrofoons en tapes om de geluiden te versnellen. Zelf heb ik de drie dubbele cd The Complete Tape Music Of Dick Raaijmakers (1998) in huis en snap heel goed dat men een eerbetoon wil brengen aan dit pionierende werk, dat hoofdzakelijk in de jaren 60 tot stand is gekomen. In één lange track van ruim 34 minuten lang brengt Ankersmit hier muziek, die geïnspireerd is door de meester. Het is allemaal behoorlijk abstract, maar Ankersmit weet als geen ander om je als luisteraar toch meteen op sleeptouw te nemen. De stroom aan vrije geluiden vormt een wonderlijk coherent geheel, dat net als een film van David Lynch een tikje bevreemdend is maar ook van een spannende, biologerende meeslependheid. Soms heel zacht en subtiel, maar op andere momenten ook tegen het kakofonische aan. Hij speelt met ruimte, tijd en stilte en geeft als een muzikale beeldhouwer zo vorm aan zijn creaties. Het is musique concrète van een waanzinnig hoog niveau. Dick (1930-2-13) kijkt naar beneden en zie dat het goed is.
Eric Bachmann – No Recover (cd, Merge / Konkurrent)
Ik ken Eric Bachmann in eerste instantie vanaf 1993 als kopman van de geweldige indierockband Archers Of Loaf. Nadat ze in 1998 uit elkaar gaan, pakt hij door met het inmiddels ook opgeheven Crooked Fingers, vind je hem terug naast Micah P. Hinson en brengt hij 3 soloalbums en één met Jon Rauhouse uit. Hij is terug met No Recover en gaat daarop meteen voortvarend van start met uiterst emotioneel geladen muziek. Dat onderscheidt dit album ook meteen van alles ervoor. Hij begeleidt zijn prachtig herfstige zang hoofdzakelijk met klassieke gitaar, her en der voorzien van subtiele percussie, ritmes en piano, gastzang door Avery Leigh Draut en extra gitaarspel van Eric Johnson (Archers Of Loaf). Hoewel het allemaal reflectief en rustiek is, is het beslist geen album geworden waarbij je enkel ontspannen achterover leunt. Daarvoor snijdt Bachmann toch wel te diepgaande onderwerpen aan en is de muziek gewoonweg te intens. Het is net zo schrijnend als wonderschoon geworden. Net als wijn die lang in het vat zit, wordt Bachmann ook alsmaar beter met de jaren. Zijn beste tot nu toe!
Big Red Machine – Big Red Machine (cd, Jagjaguwar / Konkurrent)
In 2009 dragen Aaron Dessner (The National) en Justin Vernon (Bon Iver, Volcano Choir) het nummer “Big Red Machine” bij aan de compilatie Dark WasThe Night, het AIDS en HIV project. Een kleine tien jaar later, waarbij beide heren goed bevriend zijn, word de titeltrack van weleer de nieuwe bandnaam. Ze komen nu met hun gelijknamige, 10 nummers tellende album. Weliswaar verzorgen Dessner en Iver de hoofdmoot van het instrumentarium en de zang, maar krijgen ze steun van legio artiesten waaronder Lisa Hannigan, Phoebe Bridgers, Bryce Dessner, Richard Reed Perry en leden uit The Staves. Zij kleuren hun muziek in met strijkers, zang, elektronica, gitaar en meer. Dat levert een uiterst fraaie mix op van folkrock, poprock, minimal music en grime. De herkenbare zang van Vernon zal al veel mensen over de streep halen, maar ook de muziek zelf is van een strelende schoonheid, die zich als een warme deken om je vouwt. De twee zijn op voorzichtige wijze een bijzonder avontuur aangegaan, dat veel belooft voor de toekomst. Oja en parallel hieraan zijn ze ook het met Spotify vergelijkbare netwerk PEOPLE gestart, waarop deze release ook als eerst is verschenen.
Anna Calvi – Hunter (cd, Domino)
Anna Calvi is een stoere Britse blondine, met een donker blueshart, die al twee overtuigende cd’s op haar naam heeft staan. Daarop laat ze fijne combinaties horen van blues, wave, rock, folk, orkestraties en haar lekker galmende stem. Calvi (zang, gitaar, synthesizers, bas, piano, percussie) wringt zich op eigengereide wijze tussen tussen Siouxsie & The Banshees, Nick Cave, PJ Harvey, Tu Fawning, Joy Division, Rykarda Parasol en Esben And The Witch. En eigenlijk gaat ze daar 5 jaar na haar laatste worp op de derde cd Hunter gewoon weer mee verder. Het is allemaal wel een tandje scherper en rauwer geworden. Ze krijgt rugdekking van Adrian Utley (moog, synthesizers, ebow, mellotron, swarmatron) uit Portishead, Martyn Casey (bas) van Grinderman, Nick Cave & The Bad Seeds, The Triffids en The Bootleggers plus een strijkersectie en anderen op drums, percussie, vibrafoon, piano, klokkenspel en synthesizers. Het levert 10 overrompelende nummers op, die schoonheid en emoties in zich weten te verenigen. Een meer dan overtuigend vervolg.
Oliver Coates – Shelley’s on Zenn-La (cd, Rvng Intl / Konkurrent)
Mocht je nog nooit van de Britse cellist Oliver Coates hebben gehoord, dan heb je wellicht toch iets van hem in huis middels zijn bijdragen aan werken van Jonny Greenwood, Radiohead, MF DOOM, Massive Attack, Boards Of Canada, Squarepusher, Micachu, Steve Reich, Nico Muhly, Seb Rochford, Mira Calix en Brian Eno plus de BBC National Orchestra Of Wales, BBC Scottish Symphony Orchestra en Britten Sinfonia. Daarnaast heeft hij naast solowerken ook albums met Mica Levi, Leo Abrahams en Lawrence Lek gemaakt. Op zijn debuut brengt hij eigenzinnige versies van nummers van Squarepusher en This Mortal Coil tot aan Ianis Xenakis. Dit alles om maar aan te geven dat Coates bepaald niet enkel voor het klassieke gat te vangen is. Sterker nog, op zijn nieuwste album met de titel Shelley’s on Zenn-La, waarbij je vermoedt dat de beste man een pilletje teveel geslikt heeft, verlaat hij het (neo)klassieke pad bijna helemaal. Zijn cellopartijen belanden in een futuristisch landschap, waar retro helemaal terug is. Zo brengt hij combinaties van vintage drum ‘n’ bass, IDM en rave met moderne elektronica, avant-garde en minimal music. Dat wordt her en der nog gelardeerd door de zang van Chrysanthemum Bear en eenmaal Malibu. Het is net zo ongrijpbaar als pakkend en intrigerend. De eerste associatie die in me naar boven komt is Arthur Russell, maar ook Beaumont Hannant, His Name Is Alive, Goldie, Boymerang, Sarah Davachi en Mica Levi schieten door mijn gedachten. Wat een ongekend fraai unicum.
Manu Delago – Parasol Peak (cd, One Little Indian / Konkurrent)
De Oostenrijkse componist Manu Delago begint in 2003 met het spelen van de Hang en verwerkt die in zijn composities. Deze komen terecht op zijn solowerken, waar meestal diverse gastmuzikanten aan meewerken, en projecten Chillin Con Karma, Living Room en Hotchpotch, maar ook op die van The Cinematic Orchestra, Bugge Wesseltoft, Nitin Sawhney, Björk en Ólafur Arnalds. Hij komt met zijn muziek op bijzondere wijze ergens tussen jazz, neoklassiek, folk, downtempo en experimentele muziek uit. Dat is wederom het geval op zijn nieuwe cd Parasol Peak. Voor dit album is deze Hang-virtuoos met Georg Gratzer (blaasinstrumenten), Marc Osterer (trompet, acoordeon), Alois Eberl (trombone, accordeon), Johanna Niederbacher (cello), Tobias Steinberger (percussie) en Chris Norz (percussie) door de Alpen getrokken en heeft hij op verschillende hoogtes de nummers opgenomen. Acht daarvan zijn op de cd beland, die slechts 31 minuten duurt. Het spektakel is overigens ook verfilmd. De muziek is weer een eigenzinnige grog geworden van de hierboven genoemde stijlen plus nog wat Balkan-achtige thema’s. De intieme nummers spreken stuk voor stuk tot de verbeelding en zijn van een prettige droefgeestigheid. Hoewel hij een volslagen eigen sound in huis heeft, moet je denken aan een wereldse mix van Portico Quartet, The Cinematic Orchestra, Dictaphone en Nils Petter Molvær.
Bert Dockx – Transit (cd, Unday/ N.E.W.S.)
Als er iemand is die het muzikale landschap de laatste jaren kleur geeft, dan is het de Belgische muzikant Bert Dockx wel. Deze zanger/gitarist is de frontman van de intense post/folk/bluesrock band Flying Horseman, waarin ook leden van het innemende Blackie & The Oohoos participeren, en het meer experimentele jazzrock combo Dans Dans. De groepen weten zich onder meer door een uiterst persoonlijke benadering en prachtig nachtelijke atmosfeer te onderscheiden. Daarnaast heeft hij ooit als Work een epee uitgebracht en maakt hij deel uit van projecten als Sgt. Fuzzy en Sweet Defeat. In 2014 verrast hij met zijn solovehikel Strand, waarmee hij intieme, sobere, poëtische liedjes brengt, die net zo nachtelijk en spannend zijn als veel van zijn andere muziek. De sobere muziek creëert hij vooral met akoestisch gitaarspel en Nederlandstalige zang. De rest kleurt hij in met sfeer en stilte. Dat laatste speelt ook zeker een rol op het album Transit, dat onder zijn eigen naam uitkomt. Hij brengt hier 6 covers (Fleetwood Mac, Townes Van Zandt, Joy Division, Tom Waits, Bruce Springsteen, Bob Dylan) en 1 traditional, die tot stand komen met slechts zijn elektrische, nachtelijk bluesy gitaarspel en fraai herfstige zang. Het zijn eigenlijk meer persoonlijke belevingen van de nummers geworden dan covers. Dat levert dan ook echt heuse remakes op, die de originelen totaal ergens anders brengen, waar onmiskenbaar die Bet Dockx-stempel op zit. Geniaal gedaan, maar ook van een intense schoonheid.
Escape-ism – The Lost Record (cd, Merge / Konkurrent)
De Amerikaanse muzikant Ian F. Svenonius is al sinds eind jaren 80 actief. Eerst met bands als The Nation Of Ulysses, Cupid Car Club en The Make-Up en later ook met Chain And The Gang, XYZ, Felt Letters, Weird War, Publicist en Scene Creamers. Solo laat hij wel van zich horen als David Candy en sinds kort ook als Escape-ism, waarmee hij vorig jaar nog het fijne Introduction To Escape-ism heeft afgeleverd. Hierop krijg je rauwe rock waarbij hij flink roert door het post-punk en wave verleden. Daar gaat hij fijn mee verder op The Lost Records, waarbij je door de titel vermoedt dat dit om een vergeten cultplaat gaat. Het ontbreekt Svenonius duidelijk niet aan humor. Ach en de groep Sheep On Drugs debuteert ooit ook met Greatest Hits; humor does belong in music. De muziek van Svenonius is, ondanks de nodige jolijt, serieus te nemen. Hij toont zich hier als een soort nakomertje van The Residents, Cabaret Voltaire, Suicide, Billy Idol en Iggy Pop. Zijn retro-futurisme is pakkend, aanstekelijk en gewoon steengoed.
Helios – Veriditas (cd, Ghostly International / Konkurrent)
Keith Kenniff laat muzikaal gezien als eerste van zich horen in 2004 met zijn project Helios. Daarna volgen nog het pianogedreven neoklassieke Goldmund, het jazzy Sono en het shoegazebandje Mint Julep, dat hij er met zijn vrouw opnahoudt. Hij runt tevens het label Unseen en brengt onder zijn eigen naam vooral filmmuziek uit. Met Helios fabriceert hij met elektronica, akoestische instrumenten en veldopnames meestal ambient, soms aangedikt met IDM, downtempo en wave. Hiermee heeft hij al 7 cd’s en een remixalbum het licht doen zien. Hij komt nu met zijn negende werk Veriditas op de proppen. Hoewel de titel klinkt als een studentenvereniging, ontleent Kenniff de titel aan de twaalfde eeuwse abdis Hildegard Von Bingen, die het woord omschrijft als de goddelijke genezende kracht van de natuur, overgedragen van planten op mensen. Hoe het ook zij, van zijn 12 nieuwe stukken gaat wel een zalvende werking uit. Drie kwartier lang dompelt hij je onder in nachtelijke tot de verbeelding sprekende ambient, die je heerlijk doen wegdromen, nadenken en gewoonweg intens laten genieten. De elektronische sounds worden mooi afgewisseld dan wel aangevuld met akoestische (piano, gitaar) en vormen een harmonieus organisch geheel. Helemaal in balans, maar wel met de nodige melancholie. Het zal liefhebbers van Eluvium, Hammock, Yellow 6, Deaf Center, Robin Guthrie, Marsen Jules en Stars Of The Lid wel aanspreken. Zinnenstrelende pracht!
Bas van Huizen – Kulverzuchter (cd, Moving Furniture)
Van Bas van Huizen zou je eigenlijk alleen al om de track- en albumtitels zijn releases aanschaffen. Keer op keer krijg ik alleen daardoor al een verkneukelzin om aan een nieuw hoofdstuk te beginnen. De albums luisteren namelijk naar namen als Nylonrijp, Anachronistenmist, Ontgalman, Fiduciefret, Maanzaaier, Atonotoop, Plooibaars, Dogmawaas, Kluwekracht en Waanzintraan; poëtische titels om van te smullen en over die van de nummers nog maar te zwijgen. Zijn experimentele luisteravonturen mogen er echter ook meer dan wezen. Tegenwoordig opereert hij als ik me niet vergis vanuit China en houdt er ook aliassen als Basi Goreng en Shoganai op na. Hij is terug met Kulverzuchter, uitgebracht op het innovatieve label Moving Furniture. Hierop brengt hij 7 uiterst biologerende stukken, die een hybride van drones, glitch, musique concrète, ambient en veldopnames zijn geworden. Daarbij profileert het ene genre zich soms meer dan het andere. Het is vooral een caleidoscopische, cyclische mix geworden, die zich als de grijpgrage kaken van een vuilniswagen vastbijten in alles wat de revue passeert. Dat levert geen muziek met kop of staart op, maar een bij de strot grijpende, fascinerende stroom aan duistere prachtgeluiden. Het komt ergens tussen Gilles Gobeil, Svarte Greiner, Robert Normandeau, Tim Hecker en Machinefabriek uit en dan in een David Lynch-achtige setting. Dat is toch je reinste meesterlijke waarachtpracht?
Ital Tek – Bodied (cd, Planet Mu / Konkurrent)
Ital Tek is het geesteskind van de Britse muzikant Alan Myson, waarmee hij na al zo’n 11 jaar actief is. In eerste instantie brengt hij combinaties van dance, IDM, dubstep, glitch en jungle. Maar naarmate de jaren vorderen, neemt het dance-gehalte steeds verder af en wordt de sfeer langzaam iets grimmiger. Inmiddels zijn we bij het zesde album Bodied aanbeland, waarop Myson zijn elektronische creaties heeft voorzien van allerlei akoestische geluiden, orkestraties en gesamplede, vervormde koorzang. Dat levert bepaald geen glad gestreken werk op, maar misschien wel zijn meest duistere en diepgravende geheel tot nu toe. Hij dompelt je helemaal onder in zijn rijk gedetailleerde creaties, die ergens tussen Vangelis, The Caretaker, Oneohtrix Point Never, Burial, Arca, Fatima Al Qadiri en Kode9 uitkomen. Een enkele keer gaat hij weer ouderwets los en koerst hij lekker naar de dance, maar het merendeel sluipt de donkere nacht in. Myson is hier op z’n best.
Mahr – The Wretched (3” cd-r, Sleep FUSE/ Reverb Worship)
Het in 2007 opgerichte label Reverb Worship brengt aan de lopende band sterke releases uit, die veelal ergens in de experimentele, folk dan wel psychedelische hoek uitkomen. Onlangs ziet het sublabel Sleep FUSE het licht, dat zich meer op elektronische muziek gaat richten, zij het niet strak begrensd. Dat wordt ook weer aangetoond door The Wretched van Mahr, alweer de tiende op het label. Mahr is het alias van de experimentele artiest Amerikaanse Nicole Wilson, die er tevens de labels Pale Noir en Hypogeum op nahoudt en deze mini vorig jaar met een extra track in eigen beheer heeft uitgegeven (die je met een downloadcode er hier ook bijkrijgt). Op haar albums brengt ze doorgaans een behoorlijk duister geluid naar buiten. Dat is niet anders op de vier nummers tellende mini, waarop ze een bij de strot grijpende mix van dark ambient, black metal en drones laat horen. Ze varieert mooi met de ingrediënten, waardoor de muziek de ene keer wat grimmiger en harder is en op andere momenten meer rustiek. In feite creëert ze bloedstollende psychologische mini soundtracks voor haar eigen denkbeeldige thrillers. Liefhebbers van Insect Ark, Chelsea Wolfe, In Slaughter Natives en John 3:16 zullen hier ook wel raad mee weten. Intrigerend goed(je)! De oplage bestaat uit slechts 30 stuks, dus haastige spoed is weer eens goed.
Anastasia Minster – Hour Of The Wolf (cd, Reverb Worship)
Anastasia Minster is een in Moskou geboren zangeres/pianiste, die sinds 2013 in het Canadese Toronto woont en werkt. Ze brengt nu haar debuut Hour Of The Wolf uit op het immer verrassende Reverb Worship. Hierop laat ze zich begeleiden door 4 muzikanten op contrabas, drums, gitaar, saxofoon, basklarinet en cello, waarbij die laatste rol door Nick Storring van Picastro wordt ingevuld. Ze levert hier in 35 minuten 7 composities af, die ergens landen tussen neoklassiek, singer-songwritermuziek, dark jazz, folk, kamerpop en pianomuziek, waarbij alleen haar fragiele pianospel en bitterzoete zang al weten te overtuigen. Daarbij laat haar voormalige thuisland diepe sporen na door de duistere en existentiële, Dostojevski-achtige teksten en de Rachmaninov-achtige intensiteit die uit haar eigen muziek spreekt. Dat mengt ze met alledaagse observaties, de destructieve krachten in de menselijke psyche en diverse gemoedstoestanden. Dit levert een net zo wonderlijk als diep en wonderschoon geheel op, dat een soort fluweelzachte patchwork van Louise Rhodes, David Sylvian, Suzanne Vega en Nina Simone vormt. Majestueuze pracht!
Mogwai – KIN (cd, Rock Action/ Summit Entertainment)
De Schotse band Mogwai heb ik vanaf het prille begin, ruim 20 jaar geleden, meegemaakt. Met hun typische, instrumentale hard-zacht post-rock zetten ze een trend, al vallen ze nooit in herhaling en blijven ze naar nieuwe invalshoeken op zoek. Eén van de dingen die er de laatste jaren bij is gekomen is hun soundtrackwerk. Dat begint met die voor de documentaire over de voetballer Zinedine Zidane, Zidane, A 21st Century Portrait (2006) en als gast bij The Fountain van Clint Mansell. Daarna volgen nog Le Revenants (2013) van de gelijknamige, geweldige serie en Before The Flood (2016) die ze samen met Trent Reznor & Atticus Ross en Gustavo Santoalalla hebben gemaakt. De volgende is nu verschenen, te weten de soundtrack KIN voor de gelijknamige film van Jonathan & Josh Baker. Op sfeervolle wijze brengt Mogwai hier hun meer verstilde postrock ten gehore, wat ze dikwijls larderen met pianopartijen en volvette krautrock uit de synthesizers. Wat dat betreft vinden ze wel aansluiting bij John Carpenter. Ze besluiten met “We’re Not Done”, de enige track met zang. Ook al zal de hardcore (will never die, but you will) fan wellicht liever een regulier album van de groep horen, ze tonen wederom aan dat ze hier ook uitstekend mee uit de voeten kunnen.
Nothing – Dance On The Blacktop (cd, Relapse)
Dat de in 2011 opgerichte Amerikaanse groep Nothing bepaald niet niets brengt is al duidelijk sinds hun geweldige debuut Guilty Of Everything (2014), dat uitgebracht wordt op het Relapse label. Daar verwacht je doorgaans meer metalacts. Nu zit er aan de muziek van Nothing, die vooral schept uit de shoegaze-put, wel een metalig randje. Ze brengen er niet per se iets nieuws, maar weten elementen van My Bloody Valentine en Slowdive op originele wijze te vermengen met die van Jesu, Disappears, A Place To Bury Strangers, Deafheaven en The Smashing Pumpkins, waardoor er toch een fris en eigen geluid uitrolt. Dat lengen ze ook nog eens aan met een flinke dosis melancholie. Ze gaan daarmee op dezelfde voet verder op Tired Of Tomorrow (2016). Wederom twee jaar later zijn ze terug met Dance On The Blacktop. De line-up is ongewijzigd en bestaat naast oprichter Domenic Palermo (zang, gitaar), Brandon Setta (zang, gitaar), Kyle Kimball (drums) en Nick Bassett (keyboards, piano). Vanaf de allereerste seconde weten ze je te grijpen om niet meer los te laten. De harde shoegaze is nog volop van de partij, maar ze laten ook poprock en alternatieve rock horen, waarbij niet alleen een My Bloody Valentine en Slowdive in beeld komen, maar ook bands als Pixies, The Smashing Pumpkins, Radiohead, The Jesus And Mary Chain en A Place To Bury Strangers. Het valt me nu pas op dat de emotioneel geladen zang wel wat weg heeft van Ian Masters (Pale Saints) en soms ook Nick Talbot (Gravenhurst). Ze roeren in het verleden, maar laten toch echt een hedendaagse sound horen. Daarbij weten ze gevoelige snaren te raken, maar wordt ook je adrenaline niet ongemoeid gelaten. Nothing weet te verrassen en variëren, waardoor ze een ouderwets totaalalbum afleveren dat zomaar de tand des tijds gaat overleven. Hun allerbeste tot nu toe.
Sauna Youth – Deaths (cd, Upset The Rhythm / Konkurrent)
Als je anno 2018 punkmuziek wilt maken, moet je het ook goed doen. Dat wil zeggen adrenaline opwekkende nummers tot maximaal 3 minuten, maar liever korter, plus een albumlengte onder de 30 minuten. Aan al deze eisen voldoet de Britse groep Sauna Youth telkens weer. In 2012 starten ze een trilogie, die begint met Dreamlands (2012), gevolgd door Distractions (2015) en nu eindigend met Deaths. Een 3D avontuur met Richard Phoenix (Drums, Vocal), Lindsay Corstorphine (Lead Guitar), Jen Calleja (Sampler, Vocal) en Christopher Murphy (Bass Guitar) in de hoofdrol. Qua muziek moet je het ergens zoeken tussen Warsaw, Buzzcocks, Wire, Ramones en The Ex, maar dan met de energie van hier en nu. Dat levert dit heerlijke, opzwepende album op.
Sphyxion – 2 (cd, Zoharum)
De Franse tweelingbroers Frédéric en Olivier Charlot staan al ruim 17 jaar garant voor innovatieve en ertoe doende muziek. Dat is tot 2004 met hun sublieme postrockband Bathyscaphe en vanaf 2007 met het innovatieve, genre overstijgende Maninkari, die ergens tussen ambient, minimal music, jazz, folk, artrock en neoklassiek zitten. Vanaf 2016 komt daar Sphyxion bij, waar ze op het gelijknamige debuut een elektronische en vooral duistere koers varen. Deze houdt het midden tussen darkwave, ambient, electro, cold wave, psychedelica en allerhande experimenten. Nu is hun tweede wapenfeit, simpelweg 2 geheten, verschenen. Ze presenteren hier in ruim 42 minuten 10 tracks, die wederom het daglicht niet kunnen verdragen. Het is grotendeels een elektronische aangelegenheid, zij het dat ze hun muziek wel larderen met gastzangeressen (Claudie Pouget, Catherine Marmet, Zoé Faget (The Konki Duet)) en percussie, zoals ze ook met Maninkari menigmaal laten horen. Het levert een bezwerend en meeslepend geheel op, dat ergens tussen Vicious Circle, Coil, Tangerine Dream, Brian Eno, Neu!, Boards Of Canada en Tropic Of Cancer landt. Ze brengen net als op hun debuut een fraaie kruisbestuiving aan stijlen en zorgen er met hun bijzondere benadering voor dat dit weer een spannend en eigenzinnig resultaat oplevert.
Waxahatchee – Great Thunder EP (mcd, Merge / Konkurrent)
Sinds 2010 houdt de Amerikaanse Katie Crutchfield, zus van Allison Crutchfield waarmee ze de bands P.S. Eliot, Bad Banana en The Ackles deelt, er het soloproject Waxahatchee op na. Inmiddels heeft ze daarmee 4 albums uitgebracht, die meestal bestaan uit een mix van folkrock en alternatieve rock en waarbij haar zoetgevooisde zang een prettige factor vormt. Nu komt ze met het tussendoortje Great Thunder aanzetten, waarop ze in krap 18 minuten 6 pianogedreven, emotioneel geladen songs ten gehore brengt. Het klinkt allemaal wat meer ingetogen en intiem dan voorheen, maar past wel bij haar voorgaande werk. Muziek voor de fans van Sharon Van Etten, Flip Grater, Angel Olsen, Soccer Mommy en Cat Power. En daarmee is dit een heerlijk kleinood geworden.
Sietse
Tonus – Cagean Morphology (A New Wave Of Jazz)
Na de vele verschillende projecten waarbij in de beginne uitgesponnen ambient (Vidna Obmana), later doom drones (Fear Falls Burning), weer wat later ambient drones (Microphonics / Dirk Serries) en uiteindelijk improv (waarin ook veelal, maar niet alleen langgerekte gitaren te horen waren) keert Dirk Serries met zijn ensemble/collectief Tonus weer een nieuwe richting in.
Op “Cagean Morphology” (een van de drie nieuwe releases, een andere keer meer over de twee andere) werkt hij samen met pianiste (en partner) Martina Verhoeven.
Na de eerdere, zeer geslaagde samenwerking “Innoncent As Virgin Wood” waar ik moest denken aan Keith Rowe en John Tilbury, nemen ze samen nu nog een stap verder richting het verstilde.
Eigenlijk zoals de naam al doet vermoeden doet het wel denken aan John Cage dit maal, maar ook Morton Feldman lijkt niet ver weg.
De akoestische gitaar en piano wisselen elkaar af door steeds een enkele noot te spelen waartussen steeds zeer veel ruimte voor stilte is. Stilte waarin je het voorgaande spel op je in kunt laten gaan, of ook (zoals Cage zou willen) kunt luisteren naar je omgeving.
Of het improvisatie is zoals eerder werk op A New Wave Of Jazz, of een uitgeschreven compositie is moeilijk te zeggen, maar er lijken patronen in het spel te zitten, wat vooral bij de piano van Verhoeven meer naar voren komt.
Een album voor bezinning en rust, en net zoals het werk van Cage en Feldman zeer aangenaam om naar te beluisteren. En een van mijn favorieten in de A New Wave Of Jazz serie.