Wat een zomer met z’n records en dingen. Hier ook weer dingen van allemaal hobbyisten in onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Ólafur Arnalds, The Eye Of Time, Forma, Gargle, Lisa Gerrard & David Kuckhermann, Steve Hauschildt, Interpol, Julia Kent & Jean D.L., Mark Lanegan & Duke Garwood, Emilie Levienaise-Farrouch, Machinefabriek, Mitski, Roy Montgomery, My Autumn Empire, Svitlana Nianio, Cédric Pin/ Glen Johnson, The Pineapple Thief, Zbigniew Preisner, Michael Price, Resina, Eugene S. Robinson & Philippe Petit, Jess Sah Bi & Peter One, Thou, Alexander Tucker, Vocal Varshe feat. Jacaszek, Zhalih en Zu93.
Jan Willem
Ólafur Arnalds – re:member (cd, Mercury KX)
De getalenteerde, veelzijdige IJslandse componist en pianist Ólafur Arnalds start ooit als drummer in diverse hardcore bands. Inmiddels is dat niet meer voor te stellen met zijn meestal zinnenstrelende neoklassiek, die hij naast studioalbums ook met enige regelmaat op fraaie soundtracks het licht laat zien. Hij staat erom bekend graag te experimenteren in zijn melancholisch getinte klassieke werk, niet in de laatste plaats met elektronica. Iets dat nog meer naar voren komt in zijn andere project Kiasmos. Arnalds presenteert nu zijn nieuwe cd re:member, waarop hij veelal de basis legt met verfijnd dromerig pianospel en subtiele elektronica plus zorg draagt voor de meeste arrangementen. De muziek is soms heel kaal en wordt verder regelmatig ingekleurd door diverse strijkers, blazers en soms zelfs een heel orkest. In één nummer is ook 4AD artiest SOHN te horen op zang. Toch, ondanks al deze inbreng, zijn de stukken behoorlijk ingetogen. Neemt niet weg dat hij hier weer een werkelijk hemels geheel heeft neergezet, met knipogen naar minimal music en krautrock, dat een heel diepe indruk maakt.
The Eye Of Time – Myth II: A Need To Survive (cd, Denovali)
Marc Euvrie is een klassiek geschoolde Franse pianist/cellist, die de laatste jaren vooral als The Eye Of Time naar buiten treedt. Daarvoor laat hij van zich horen in de bands Aussitôt Mort, Karysun en Sugartown Cabaret, die zich in de doommetal, hardcore en postrock-hoek bevinden. Maar met zijn nieuwste uitlaatklep, waarmee hij ook alweer een goede 12 jaar onderweg is, brengt hij veelal een gitzwarte mengelmoes van neoklassiek, postrock, minimal music, drones, experimentele muziek en dark ambient. In 2016 brengt hij Myth I: A Last Dance For The Things We Love uit, het eerste deel van een drieluik. Hierop neemt hij je mee door kaalgeslagen landschappen, waarbij verval, verlies en verdriet aan de orde van de dag zijn maar ook hoop voor de toekomst. Dat zeer intense, meeslepende en overdonderende eerste deel krijgt nu een vervolg met Myth II: A Need To Survive. Ook al geen vreugdevolle titel, maar wel weer één die veel belooft. En zo is het. In 6 stukken van bij elkaar een kleine 41 minuten brengt hij weer zijn bekende recept, zij het nog beter en meer verfijnd dan ervoor. Het is een elektro-akoestisch werk geworden, dat zowel emotioneel geladen is als wonderschoon. Hij verwerkt hierop één van zijn meest duistere periodes uit zijn leven. Wellicht dat dit daarom allemaal zo hard maar mooi binnenkomt. Daarbij moet je denken aan een hybride van The Third Eye Foundation, Rival Consoles. Ricardo Donoso, Talvihorros en Matthew Collings. Een intense en diepgravende dark beauty.
Forma – Semblance (cd, Kranky / Konkurrent)
Het trio Forma valt qua geluid een tikje uit de toon op het Kranky label, maar dat mag de pret niet drukken. Met hun experimenteerdrift zijn ze er wel helemaal thuis. Ze maken doorgaans conceptuele, explorerende albums. Zo staat op hun vorige album Physicalist het fysicalisme centraal, wat bijzondere, zeer ritmische synthesizermuziek met krautrock en minimal music invloeden als resultaat heeft. Op hun nieuwe, vierde album Semblance zijn ze geïnspireerd door poliritmische compositie, de menselijke stem en conceptuele improvisatiemethoden. Mark Dwinell (synthesizers, orgel, gitaar, saxofoon), John Also Bennett (synthesizers, orgel, piano, fluit) en George Bennett (drummachines, drums, cimbalen, ocean drum) pakken in de 7 nieuwe stukken weer op hun unieke wijze uit. Ambient, electro, krautrock en minimaal, ja Forma brengt het allemaal. De muziek is dikwijls behoorlijk complex maar door mengen ze lucide synthesizerpartijen doorheen, zodat het goed te behappen is. Eenmaal is daadwerkelijk een stem te horen, die van Yuan Liu, maar de rest is ondanks dat er soms stemmen in lijken voor te komen geheel nstrumentaal. De muziek is ook niet eenvoudig in een tijd te plaatsen omdat vintage en futuristische geluiden door elkaar heen lopen. Een heerlijke vreemde eend, die mogelijk liefhebbers van Steve Hauschildt, Klaus Schulze, Brian Eno, Jean-Michel Jarre, Terry Riley, MJ Guider en Harold Budd zal kunnen bekoren.
Gargle – Wading In Shallow Waters (cd, Fluttery)
Gargle is het duo Jin Minowa (gitaar, piano) en Satoshi Ikeda (accordeon, piano), dat met hun muziek tussen het snijvlak van de post-rock en neoklassiek balanceert. In 2012 brengen ze hun debuut Glow In The Gloom uit en een jaar later volgt Absence, dat ze samen met Bosques De Mi Mente maken. Die laatst genoemde titel lijkt een voorspellende waarde te hebben, want nu, vijf jaar later, komen ze pas met hun derde album Wading In Shallow Waters. In de 9 tracks brengen ze weer hun bijzondere stijl ten gehore, wat mede te danken is aan het gebruik van piano en viool tussen de gitaarpartijen en elektronica. In de openingstrack krijg je nog spoken word door Sean Fujimoto (LVV, DrunkenForest) en in 4 tracks is contrabassist Eva Tribolles (Attentat Sonore, Myciaa) te horen. Het levert meeslepende, filmische stukken op waar het maar een enkele keer tot een uitbarsting komt. Wat dat betreft brengen ze een eigenzinnige mix van Aube, Mono, Stars Of The Lid en Ennio Morricone. Bijzonder fraai!
Lisa Gerrard & David Kuckhermann – Hiraeth (digitaal, Air-Edel)
Eerder dit jaar is de Australische zangeres Lisa Gerrard al te horen naast The Mystery Of The Bulgarian Voices, nu is ze terug met Hiraeth, die ze met David Kuckhermann heeft gemaakt. Gerrard, bekend geworden als de helft van Dead Can Dance, laat de laatste jaren naast de vele soundtracks wat minder reguliere albums het licht zien, al dan niet met anderen samen. Haar stemkunsten zullen niet voor grote verrassingen zorgen, al blijft het ongelooflijk mooi. Het is vaak de muzikale setting die het anders maakt. Kuckhermann is een Duitse percussionist, die vooral veel wereldse instrumenten bespeelt. Dat doet hij ook in verscheidene groepen. “Hiraeth” is het Welse woord iets dat als “verlangen naar de plaats waar je geest leeft”. Ze laten in hun 12 songs dan ook een behoorlijk nostalgisch geluid horen. Gerrard brengt op schitterende wijze haar droefgeestig, woordeloze zangstukken, die Kuckhermann heel fraai inlijst met uiteenlopende wereldse percussie en waar ze nog ambient texturen aan toevoegen. Het levert een prachtig contemplatief geheel op. En ja digitaal…voor helden en heldinnen buig ik.
Steve Hauschildt – Dissolvi (cd, Ghostly International / Konkurrent)
De Amerikaanse synthesizer/keyboardspeler Steve Hauschildt bewandelt graag de elektronische muzikale paden. Dat doet hij naast zijn solowerk onder zijn eigen naam en als Celestial Sprinkler ook met het geweldige trio Emeralds en kwartet Fancelions. Inmiddels heeft hij onder zijn eigen naam al releases in eigen beheer uitgebracht, maar ook op Editions Mego en 4 albums op het prestigieuze Kranky. Toch stapt hij nu met zijn cd Dissolvi over op Ghostly International. Dat verandert gelukkig niet veel aan zijn receptuur, hetgeen betekent dat hij nog altijd een verslavende mix van IDM, ambient, downtempo en synthpop laat horen. Daarbij klinkt hij als een complexe maar dromerige en licht melancholische mix van Autechre, Beaumont Hannant, Boards Of Canada, Biosphere, Vangelis, Gas en Oneahtrix Point Never. In de twee slottracks mag hij nog op vocale bijdrages rekenen van Gabi en Julianna Barwick. Een intens en schitterend nieuw album.
Interpol – Marauder (cd, Matador)
Nee, lachebekjes kan je de Amerikaanse muzikanten uit Interpol niet noemen, maar onder leiding van zanger Paul Banks weten ze sinds 1998 wel keer op keer ijzersterke alternatieve rock te produceren. Daarmee roeren ze veelal vuistdik in de muziek van begin jaren tachtig en in het bijzonder die van Joy Division. Op hun vorige, vijfde album El Pintor klinken ze behoorlijk opgefrist, zij het nog altijd met de nodige melancholie. Na 4 jaar wachten is eindelijk hun zesde cd Marauder een feit. Hierop brengen ze (gelukkig) niet een drastisch ander geluid dan voorheen, maar wel één die weer fris en iets opgewekter klinkt dan voorheen; al is dat laatste vrij eenvoudig te realiseren. Hoe het ook zij, ze weten in een krap kwartier 13 solide songs af te leveren, die de fans wel zullen weten te waarderen. Het is en blijft een geweldige groep!
Julia Kent & Jean D.L. – The Great Lake Swallows (cd, Gizeh)
Het voortreffelijke Gizeh records is de zogeheten “Dark Peak”-serie gestart, waarop duistere releases in een beperkte oplage van 175 cd’s verschijnen en gestoken worden in een handgemaakte hoes. Nummer 7 is de cd The Great Lake Swallows van de Canadese celliste Julia Kent en de Belgische gitarist en tapemanipulator Jean D.L. (De Lacoste). Kent vind (of vond) je terug in groepen als Rasputina, Antony & The Johnson, Parallel 41 en Blacktape For A Blue Girl, maar heeft ook een prima staat van dienst als soloartieste. Tevens is ze te gast bij uiteenlopende groepen/artiesten als The Angels Of Light, Larsen, Rufus Wainwright, Mi And L’Au, Devendra Banhart, Human Greed en Barbara Morgenstern. Jean D.L. heeft in de groep Stahlmus Delegation van zich laten horen, maar brengt voornamelijk experimentele solowerken uit al dan niet samen met een andere artiest. Samen brengen ze hier vier stukken, die helaas maar 26 minuten duren. Helaas, omdat hetgeen Kent (cello) en Jean D.L. (gitaar, tapemachine) hier brengen, her en der aangevuld door veldopnames van diens vrouw Sandrine Verstraete, zo ontiegelijk mooi is. Het is bepaald geen lichte kost, maar van dit soort rauwe melancholie houd ik enorm. Kent met haar door de ziel snijdende cellopartijen die prachtig gedijen op de het duistere, biologerende decors van Jean D.L. en de overige toevoegingen. Een kippenvelopwekkend en bij de strot grijpend kleinood!
Mark Lanegan & Duke Garwood – With Animals (cd, Heavenly Recordings / [PIAS])
Na zijn periode met Screaming Trees krijgt de carrière van de Amerikaanse zanger Mark Lanegan een flinke boost. Zowel met zijn vele soloreleases (al dan niet onder de naam Mark Lanegan Band) als samenwerkingsverbanden met Isobel Campbell en Duke Garwood en de projecten The Gutter Twins (met Greg Dulli), The JLP Sessions Project en Queens Of The Stoneage. Daarnaast is hij regelmatig te gast bij artiesten die een “pasta choco beregoed”-stem nodig hebben, zoals Soulsavers, Christine Owman, Andrea Schroeder en UNKLE. In 2013 verschijnt het album Black Pudding, dat hij samen met de Britse bluesman, gitaarvirtuoos en multi-instrumentalist Duke Garwood heeft gemaakt. Garwood heeft op zijn beurt ook al menig album het licht doen zien. Samen brengen ze een fraaie mix van zware zang en diepe zielenroerselen met luchtige bluesrock. Dit krijgt nu een vervolg middels With Animals. Ze leveren 12 nieuwe songs af, die tussen bluesrock, altcountry en folk finishen. Op landerige en nachtelijke wijze zorgen ze samen voor bezinnende muziek. Geen aardverschuivingen, maar wel weer één vol aardse schoonheid.
Emilie Levienaise-Farrouch – Époques (cd, 130701/ Fat Cat)
Net als Resina hieronder geeft de in Londen woonachtige pianiste/componiste Emilie Levienaise-Farrouch haar muziek uit op het experimentele, neoklassieke 130701, hetgeen een sublabel van het prestigieuze en innovatieve Fat Cat is. In 2016 verschijnt daar haar wonderschone en veelbelovende debuut Like Water Through The Sand. Hierop kan ze zich meten met uiteenlopende, gerenommeerde artiesten. Ze brengt pianomuziek, maar vult dat aan met strijkkwartetten en elektronica. Ze beweegt op soepele wijze van kamermuziek naar minimal en neoklassiek en brengt subtiele nuances in haar muziek aan. Dat is ook waarmee ze doorgaat op Époques, haar tweede cd. Haar sprankelende melancholische pianospel wordt hier aangevuld door een cellist, altviolist en de strijkers van de LCO Soloists. Wederom laveert ze op ogenschijnlijk eenvoudige wijze van het ene naar het andere genre, waarmee ze wonderschone, verhalende stukken schept die heerlijk droefgeestig zijn. Voer voor liefhebbers van Max Richter, Jóhann Jóhannsson, Dustin O’Halloran, Hauschka, Ólafur Arnalds, From The Mouth Of The Sun en Sophie Hutchings. Met een natuurlijke elegantie schakelt ze gewoon over naar een nog hoger niveau. Klasse!
Machinefabriek – Engel (cd, Machinefabriek)
Machinefabriek is het langlopende, veelzijdig experimentele elektronicaproject van Rutger Zuydervelt (Cloud Ensemble, CMKK, DNMF, Shivers, Piiptsjilling) uit Rotterdam, die al een immense discografie heeft opgebouwd, waarbij kwaliteit en kwantiteit keer op keer hand in hand gaan. De output loopt daarbij uiteen van glitch, ambient, IDM en minimal music tot veldopnames, drones, filmmuziek en elektro-akoestische muziek; of gewoon een potpourri aan stijlen. Zijn nieuwe album Engel is een soundtrack voor de gelijknamige dansvoorstelling van Marta Alstadsæter en Kim-Jomi Fischer, die ook al de BNG Dansprijs in de wacht hebben gesleept. “Engel” is een voorstelling die gaat over de innerlijke strijd, besluitvorming en het metafysische. Twee performers, een circusacrobaat en danser, smelten samen in een fysieke dialoog door een constante uitwisseling van gewicht, momentum en richting. Zuydervelt voorziet het geheel van een fluisterrijke mix van ambient, glitch, veldopnames, IDM en experimenten. Hoewel het cineastische geheel fluweelzacht en toegankelijk overkomt, barst het van de subtiele en complexe details, die je met name onder de koptelefoon of op hoog volume goed waar wordt. Eenmaal krijgt hij nog bijval van de Noorse freejazz drummer Paal Nilssen-Love, die in legio projecten participeert. Het steekt allemaal geniaal in elkaar, hetgeen net zo biologerend als wonderschoon is.
Mitski – Be The Cowboy (cd, Dead Oceans / Konkurrent)
De in Japan geboren, maar in New York getogen Mitski Miyawaki heeft bepaald niet een heel vrolijke kijk op het leven. Ten tijde van haar vorige cd Puberty 2 (2016), kortweg als Mitski, wordt “happiness fucks you” als haar lijfspreuk gepresenteerd. Ze levert in elk geval wel keer op keer sterke albums af, vier tot nu toe als je haar 2 digitale meerekent. Met haar eigengereide indierock beweegt ze zich ergens tussen de Pixies, PJ Harvey, Lisa Germano en Hail in. Daar gaat ze op nog sterkere wijze mee door op haar nieuwe wapenfeit Be The Cowboy, waarop ze 14 nieuwe, korte songs serveert die nog wel bij de genoemde associaties passen. Haar pakkende indierock is melancholisch en weet te verrassen met allerlei elektronische interventies en de bijzondere thematiek. Daarbij heeft ze een heerlijk bitterzoet stemgeluid. Het lijkt allemaal iets luchtiger dan voorheen. Iets dan. De wereld mag dan niet geweldig zijn, maar met haar muziek wordt deze er absoluut iets beter op.
Roy Montgomery – Suffuse (cd, Grapefruit / Konkurrent)
In 2016 verrast de legendarische Nieuw-Zeelandse muziekpionier Roy Montgomery na een stilte van 15 jaar met een 4cd. Deze gitarist en soms zanger heeft naast een rijke solocarrière ook deel uitgemaakt van groepen als The Pin Group, Dadamah, Hash Jar Tempo (met Bardo Pond), Dissolve en Torlesse Super Group. Meestal maakt hij introverte maar zeer tot de verbeelding sprekende droefgeestige gitaarambient die hij aandikt met noise. Nu is hij alweer terug met Suffuse waarop hij 6 composities heeft geschreven voor 6 gastzangeressen, waardoor hij de muziek voor een deel buiten zichzelf plaatst. Zijn kenmerkende gitaarklanken worden nu van zang voorzien door Haley Fohr (Cro Magnon, Circuit Des Yeux, Jackie Lynn), Jessica Larrabee (She Keeps Bees), Katie Von Schleicher (Wilder Maker), Clementine & Valentine Nixon (Purple Pilgrims), Julianna Barwick (OMBRE) en Liz Harris (Grouper, Mirrorring, Raum, Helen, Slow Walkers, Visitor). Ze geven elk hun eigen accent aan de geweldige muziek van de meester, die hier zowel iets herkenbaars als totaal nieuws laat horen. Ook na zo’n 40 jaar weet Roy Montgomery nog altijd aangenaam te verrassen.
My Autumn Empire – Oh, Leaking Universe (cd, Wayside & Woodland Recordings)
Ben Holton, voluit Benjamin Thomas Holton, is naast lid van Epic 45 en vaste gast bij July Skies ook solo actief als My Autumn Empire. Daarmee maakt hij melancholisch gestemde muziek, die ergens tussen folk, indie en alt-pop inzit. Naarmate de jaren vorderen wordt het geluid telkens net een tandje dromeriger en meer nostalgisch. Het is inmiddels alweer drie jaar geleden sinds zijn laatste cd uit is gekomen, maar nu is hij dan eindelijk terug met Oh, Leaking Universe. In een kleine drie kwartier laat hij 9 pastorale songs horen, die weliswaar heerlijk droefgeestig zijn maar waar ook hoop uit naar voren komt. Hij voorziet zijn elektro-akoestische met folk en ambient geënte droompop dikwijls van glans met zijn zacht emotievolle zang. Daarnaast maakt hij soms meer elektronische uitstapjes, waarbij het lekker wegdromen is. Denk aan een mix van Pale Saints, Gravenhurst, Hood, The Gentleman Losers, Gareth Dickson, Disco Inferno en Piano Magic. Wat een innemende, fluweelzachte pracht.
Svitlana Nianio – Kytytsi (cd, Koka)
In 1999 verschijnt het tweede soloalbum Китиці van de Oekraïense zangeres en multi-instrumentalist Світлана Няньо, die tevens een belangrijke rol speelt in de Poolse underground. Ze laat ervoor van zich horen in de avant-garde groep Cukor Bila Smert (Цукор Бiла Смерть), ofwel “Suiker Wit Dood”. Zelf rekent ze Meredith Monk, Iva Bittova, Philip Glass en Steve Reich tot haar invloeden, al laat ze een volslagen eigen geluid horen op haar cd’s en mag je Radůza, Tara Fuki en Bel Canto ook gerust tot de associaties rekenen. Nu ziet dit album, volgens sommige Polen wel het mooiste dat er in hun land is uitgebracht, 19 jaar later opnieuw het licht op het oorspronkelijke Poolse label Koka, gestoken in een fraai digipack met evenzo prenten en boekwerk. We noemen haar anno 2018 gewoon Svitlana Nianio en de cd Kytytsi, ofwel “kwast”. Nianio brengt zang, casio MT-200, piano, Fender Rhodes, fluit en harmonium. Ze krijgt ondersteuning van Serhii Hotyachuk (gitaar, percussie, shovkopryad) en Bolesław Błaszczyk (cello). Dat levert in ruim een uur 16 betoverende nummers op, die zich ergens tussen folk, avant-garde, neoklassiek en licht experimentele muziek nestelen. Heel fijn dat dit magistrale meesterwerk weer verkrijgbaar is.
Cédric Pin/ Glen Johnson – The Burning Skull/ Craquelure (cd+tape, Second Language Music)
De wegen van de Franse muzikant Cédric Pin en de Britse Glen Johnson kruisen elkaar voor het eerst als Pin (tijdelijk) toetreedt tot Johnson’s Piano Magic, waar hij voor de fraaie elektronische texturen zorgt. Pin heeft ook nog een solo lp vol abstracte muziek het licht laten zien. De twee delen daarna ook eenmalig het project Future Conditional. Inmiddels is Piano Magic ter ziele en Johnson (ook Textile Ranch, Silver Servants) vooral solo actief. Daarnaast is hij sinds 2009 medeoprichter van het label Second Language Music. Hierop is nu de cd The Burning Skull verschenen, waarop Cédric Pin (programmering, synthesizers, bas, gitaar) en Glen Johnson (zang, programmering, synthesizers, bas, gitaar, melodica) opnieuw de muzikale degens kruisen. Dat levert 18 stukken op die het midden houden tussen dark wave, ambient, folk en experimentele muziek, waarbij Johnson met zijn mooie herfstige stem zingt dan wel spreekt. Hier en daar zorgen gasten voor extra zang en één keer ook een saxofoon. De twee scheppen duistere, mysterieuze en spannende klanklandschappen, die op veelzijdige en verrassende manier ingekleurd worden. De muziek spreekt tot de verbeelding en is van een diepgravende schoonheid, die fans van hun andere projecten wel zal aanspreken plus wellicht die van Current 93, Legendary Pink Dots en United Bible Studies.
Voor de eerste 200 kopers zit er ook de prachtig verpakte cassette Craquelure bij en nog een fraaie print. Plus download mocht je net als ik geen antiek meer in huis hebben. Hier brengen beide artiesten één langgerekte track van 20 minuten. Pin brengt een stuk vol abstracte ambient, experimenten en drones, die als een spannende thriller is met veel angstaanjagende doch biologerende momenten. Johnson op zijn beurt brengt een meeslepende trip die van met tribale elementen gelardeerde dark wave naar ambient en allerhande experimenten voert. Beide leveren een schitterend addendum op een toch al geweldig album.
The Pineapple Thief – Dissolution (cd, Kscope / Bertus)
Hoewel het geweldige label Kscope past als een huis om de in 1999 opgerichte Britse groep The Pineapple Thief, sluiten ze elkaar pas in 2008 in de armen. De groep rond zanger/gitarist/toetsenist Bruce Soord (Vulgair Unicorn, Wisdom Of Crowds) met een steeds wisselende samenstelling lijkt er met de jaren alleen maar beter op te worden. Op hun nieuwe, volgens mij twaalfde studioalbum Dissolution wordt Scoord vergezeld door toetsenisten Steve Kitch (Omnium) en Steve Coe (Monsoon), bassist/zanger Jon Sykes en drummer Gavin Harrison (Porcupine Tree, King Crimson) plus vermoedelijk nog wat gasten; ten minste dat denk ik, want die info ontbreek helaas. Over naar de muziek dan maar. Ze brengen 9 songs waar ze op sterke wijze een mix van prog rock met alternatieve rock en poprock naar buiten brengen. Nu heeft Scoord al een tijdloze stem om in te lijsten, de muziek mag er ook meer dan wezen. Zoals altijd is deze wel doordrenkt met nostalgie, waarbij het heerlijk wegdromen is, maar pakken ze dikwijls ook voortvarend en stevig uit. Ze houden ergens het midden tussen Marillion, Radiohead, Seigmen, King Crimson, Anathema, Power Of Dreams en Porcupine Tree, al zijn ze na bijna 20 jaar meer hun eigen referentie geworden. Een sublieme nieuwe stap!
Zbigniew Preisner – Valley Of Shadows (digitaal, Chester Music)
De Poolse componist Zbigniew Preisner heb ik heel hoog zitten. Ik leer hem in eerste instantie kennen als soundtrackmaker voor de films van zijn goede, inmiddels overleden vriend Krzysztof Kieślowski. Volgens mij is Preisner ook pas na zijn filmmuziek reguliere werken gaan componeren, onder meer het adembenemende requiem voor Kieślowski. De films zijn wel gebleven en ook nu heeft hij een soundtrack gecomponeerd, namelijk Valley Of Shadows voor de gelijknamige film van de Noorse regisseur Jonas Matzow Gulbrandsen. Preisner, zelf op Hammond orgel, virus en zang, heeft 14 stukken geschreven die naast hem door het Warsaw Philharmonic Orchestra, een koor, pianist, een extra toetsenist (Hammond orgel, moog) en nog een zangeres. Die laatste is niemand minder dan Lisa Gerrard, die vermoedelijk toch in Polen is om de derde symfonie van Henryk Górecki aldaar live uit te voeren, maar dit terzijde. Het is een fraaie blend aan stijlen, die soms iets meer richting ambient koerst en op andere momenten juist de klassieke kant opgaat. Vaak is het echter een broeierige mix van beide. Dat alles is gehuld in een duister droefgeestige atmosfeer. Een overdonderend en magistraal geheel, dat ook zonder film huizenhoog overeind blijft; zoals een goede Preisner release betaamt. En alweer digitaal JW? Ja, houd je mond!
Michael Price – Tender Symmetry (cd, Erased Tapes / Konkurrent)
De afgelopen paar decennia heeft de Britse componist/pianist Michael Price vooral muziek voor films, dansstukken en tv producties (Sherlock) gemaakt. In 2015 heeft hij op Erased Tapes zijn album Entanglement uitgebracht, waarop Price in zijn 9 composities de basis legt met piano, modulaire synthesizers, tape-effecten en elektronica. Dat laat hij klassiek inkleuren door cellist Peter Gregson, een 18-koppig strijkorkest en door de sopraan Ashley Knight. Dat levert bloedmooie neoklassiek op die zinnenstrelend, emotioneel geladen en diepgravend is. Voor zijn nieuwste album Tender Symmetry is hij met z’n muzikanten naar 7 iconische plekken in Engeland getogen om er muziek op te nemen; ver van de gangbare studio’s dus. Met dat gezelschap, bestaande uit het koor Shards (2 sopranen, 2 alten, 2 tenoren, 2 bassen), Manchester Collective (7 violisten, 2 altviolisten, cellist, contrabassist), Immex Ensemble (sopraansaxofoon, basklarinet) plus losse zangers, violisten (Laurie Anderson), altviolist, cellist (Peter Gregson) en meer, neemt Price (composities, elektronica) 7 composities op. Deze zijn werkelijk van een onaardse schoonheid geworden, die op één stuk na behoorlijk sereen, bezinnend en droefgeestig zijn. Daarbij moet ik soms denken aan Henryk Górecki, Arvo Pärt, Philip Glass, Jóhann Jóhannsson en Max Richter. Meesterlijk, majestueuze muziek die heel diepe snaren weet te raken en je in vervoering brengt.
Resina – Traces (cd, 130701/ Fat Cat)
Set Fires To Flames, Max Richter, Dustin O’Halloran, Sylvain Chauveau, Hauschka, Ian William Craig, wijlen Jóhann Jóhannsson en meer sieren het label 130701 (de oprichtingsdatum) op. Dit sublabel van Fat Cat richt zich vooral op neoklassieke muziek en het liefst met een experimentele inslag. Ook Resina brengt er in 2016 het gelijkluidende debuut uit, waar ze dreigende stukken vol intense emoties laat horen, die tot de verbeelding weten te spreken. Resina is het alias van de aan het conservatorium afgestudeerde Poolse celliste Karolina Rec (Cieślak i Księżniczki, Kings Of Caramel). Ze is terug met Traces, waarop ze in bijna 47 minuten 9 composities voorbij laat komen. Het valt direct op dat deze rauwer en meer fysiek zijn dan de muziek van haar eersteling. Ook gooit ze er sporadisch wat etherische stemkunsten tegenaan. Hoewel ze zich in bijzonder fraaie neoklassieke vaarwateren begeeft, experimenteert ze er, mede met elektronica en dissonante klanken, lustig op los. Dat levert een intrigerend geheel op dat associaties oproept met Tara Fuki, Julia Kent, Hildur Guðnadóttir, Arvo Pärt, Ben Frost, Nadia Sirota en Giacinto Scelsi. Het is muziek die je niet onberoerd laat en tevens zorgt voor een onvergetelijk luisteravontuur. Twee keer op rij maakt deze Poolse nu een heel diepe indruk.
Eugene S. Robinson & Philippe Petit – Chapel In The Pines (cd, Lumberton Trading Company / Konkurrent)
Eugene S. Robinson is vermoedelijk het meest bekend geworden als de enigmatische, donkere voorman van de band Oxbow. Daarnaast is hij ook in de bands Black Face (met ex-Black Flag leden) en Whipping Boy actief geweest en heeft hij met artiesten als Xiu Xiu, Jarboe, Lydia Lunch, Marianne Faithfull, DJ Rupture, Zu, Black Sun, Old Man Gloom, Barry Adamson, Klaus Flouride, Allen Ginsberg, Bevin Kelley from Blevin from Blechtdom, Todd, Capricorns, Zu en vele andere samengewerkt. Tevens schrijft hij boeken. De Franse DJ, radiomaker, labelbaas (Kinetic Vibes, Pandemonium, BiP_Hop) en vanaf 2007 ook muzikant Philippe Petit vind je de groepen Strings Of Consciousness en Philippe Petit & Friends maar ook als soloartiest, al dan niet samen met K11, Lydia Lunch, Cosey Fanni Tuti, Cindytalk, PAS, Ron Anderson, Robert L. Pepper, James Johnston, Vultures Quartet, Chapter 24, Asva, Simon Fisher Turner, Foetus, Graham Lewis, Scanner, My Brightest Diamond, Faust Mia Zabelka, Barry Adamson, Mira Calix, Justin Broadrick, Kammerflimmer Kollektief, Edward Ka-spel, Jarboe, Leafcutter John, Banabila, Murcof en Simon Whetham. In 2011 beginnen deze twee giganten aan een drieluik, waar veelal duistere onderwerpen aan de orde komen. Daarvan zijn The Crying Of Lot 69 (2011) en Last Of The Dead Hot Lovers (2012) al verschenen. Nu is dan eindelijk deel 3 Chapel In The Pines een feit. Robinson brengt, soms samen met Percy Howard, zijn eigenzinnige vocale partijen. Petit zorgt met elektronica, Caterpillar drum gitaar (volgens mij door Yuri Landman ontworpen), piano, percussie, synthesizers en orgel weer voor een verstrooiend caleidoscopische geluid dat zich ergens nestelt tussen avant-garde, industrial, noise, abstracte elektronica, dark ambient en vrije elektro-akoestische geluiden. Geen geheel met kop of staart, maar wel uiterst intrigerend en dikwijls bloedstollend. Een sublieme afsluiter van deze toch al sterke reeks.
Jess Sah Bi & Peter One – Our Garden Needs Its Flowers (cd, Awesome Tapes From Africa / Konkurrent)
Het blijft een geweldig label dat Awesome Tapes From Africa, dat vanuit heel Afrika cassettebandjes opduikelt en die vervolgens afstoft en een nieuw leven inblaast. De startpagina van de website biedt ook een fraai overzicht van al die kleurrijke tapecovers. Nu brengen ze Our Garden Needs Its Flowers uit van Jess Sah Bi en Peter One, dat oorspronkelijk al in 1985 is uitgebracht. Deze twee muzikanten uit Ivoorkust zijn in die tijd razend populair en treden, meestal met een grote band, op in eigen land maar ook in Benin, Burkina Faso en Togo, alwaar ze stadions weten te vullen. Hun muziek is dan ook heel bijzonder, want ze combineren traditionele muziek uit eigen land met jaren 70 folk en country uit Engeland en de VS, met lapsteel en mondharmonica en al. Daar mengen ze een hoop speelplezier doorheen en je krijgt een soort bescheiden uitbundige Afro-pop die net zo aanstekelijk als dromerig is. Stiekem hebben ze toen een uniek meesterwerk, een ware klassieker gefabriceerd. Heel goed dat deze na 33 jaar er gewoon weer is.
Thou – Magus (cd, Sacred Bones / Konkurrent)
Thou, niet te verwarren met de Belgische groep, is een sludge/doom metal band uit de VS, die sinds 2004 hun fijne herrie naar buiten brengen. Op hun nieuwe album trekken ze de noisemuren meteen op en klinkt het vervaarlijke geschreeuw. Ze pakken je vast, om pas na 75 minuten weer los te laten. Hoewel, het in eerste instantie enkel hard en gewelddadig klinkt, hoor je bij een betere beluistering dat er een hoop subtiele elementen in de muziek verborgen zitten, zelfs heel gevoelige. Met beide weten ze een diepe indruk te maken. Op een enkele track na zijn de nummers ook lang en nemen ze de tijd om op te bouwen en variëren. Je moet denken aan een hybride van The Body, My Dying Bride, Neurosis, Sumac, Earth en ook Soundgarden en Black Sabbath, zij het wat verder weggestopt. Ze delen imponerende mokerslagen uit, die niet enkel vernietigend zijn. Verpletterend goed, dat wel.
Alexander Tucker – Don’t Look Away (cd, Thrill Jockey / Konkurrent)
De Britse muzikant Alexander Tucker is al sinds begin jaren 90 actief. Hij start eerst in de hardcore bands Suction en Unhome, voegt zich erna tijdelijk bij de spacerockers van Füxa. Vanaf 2000 brengt hij solowerken uit die meer in de experimentele folk, drones en singer-songwriterhoek zitten. Verder duikt hij ook met enige regelmaat op in duistere bands als Imbogodom, Sunn0))), Grumbling Fur, Ginnungagap, Jackie-O Motherfucker, The Star Gazers Assistant en Mothlite. Solo maakt hij weliswaar ook geen lichte kost, maar aangezien die muziek songgericht blijft die doorwaadbaar. In 2011 alweer maakt hij deel één van een trilogie met de cd Dorwytch. Het bevat zijn meest toegankelijke muziek tot dan toe en tevens zijn mooiste. Een jaar erna volgt deel twee Third Mouth, waarop hij een meer ingetogen folk- en ambientgericht naar buiten brengt, hoewel je nooit helemaal vat krijgt op hetgeen hij produceert. Dat geldt zeker voor het sluitstuk Don’t Look Away, dat nu pas is verschenen. Met zijn kenmerkende, herfstige stem neemt hij je meer door atypische muzieklandschappen, die aan de ene kant aards en nuchter is maar ook uiterst onaards en psychedelisch kan uitpakken. In 12 songs, die een goede 38 minuten duren, ga je op ongeforceerde wijze van singer-songwritermuziek en folk naar spacerock, drones en avant-garde. Ter referentie moet je een mix van The Cakekitchen, Peter Hammill, Arthur Russell, Roy Montgomery, Richard Youngs, Papa M en Sun Kil Moon voor ogen eh oren houden, maar Tucker toon vooral aan een prachtig unicum te zijn.
Vocal Varshe feat. >Jacaszek – Bramy Nieba (cd, Requiem Records)
Het is dikwijls een fraai huwelijk tussen de klassieke bruid en de moderne bruidegom. Op de cd Bramy Nieba, hetgeen Pools is voor “de poorten van de hemel”, betreft dat het trio Vocal Varshe en componist Michał Jacaszek. Een volledig Poolse bruiloft. Vocal Varshe, bestaande uit Anna Woźnicka (sopraan), Olga Wądołowska (mezzosopraan) en Jakub T. “Kuba” Sitarski (tenor), maakt doorgaans prachtig synagogale muziek. Jacaszek is inmiddels een gerenommeerde muzikant, die al 9 albums, inclusief die met Miłka, Kwartludium en Tomasz Budzyński, vol melancholische pracht heeft afgeleverd, die tussen experimentele muziek en neoklassiek inzit. Daarnaast geeft hij acte de présence in de groep Rimbaud. Het album is geïnspireerd door het werk van de Amerikaanse kunstenaar Frank Stella en dan met name diens bas-reliëfs die gebaseerd zijn op de door de nazi’s vernietigde Poolse houten synagogen en speciaal gecreëerd voor het . New Jewish Music Festival in 2016. De 10 songs die ze hier presenteren, aangevuld met het aangrijpende cellospel van Anna Śmiszek-Wesołowska (Jacaszek, Stefan Wesołowski), zijn een wonderschone, mystieke en dikwijls tijdloze kruisbestuiving van liturgische muziek, neoklassiek en innovatieve experimenten. Het kent net zoveel diepgang en subtiele details als een bas-reliëf, waarbij ze zingen over de universele waarden die zijn geweest en altijd zullen zijn. Liefhebbers van zowel sacrale als meer experimentele muziek zullen hiervan kunnen genieten. Het is een bij de strot grijpend meesterwerk geworden.
Zhalih – Inrushes (cd-r, Eilean Rec.)
De Amerikaanse artiest Hannah Zhalih Mickunas heeft tussen 2013 en 2017 muziek geschreven. Als kortweg Zhalih brengt ze nu de compilatie Inrushes uit op het prestigieuze Eilean Rec. in een editie van slechts 130 stuks. Hierop staan 19 van haar korte songs, die samen ook maar 39 minuten duren. Zhalih maakt skeletachtige, etherische post-folkliedjes die vooral draaien om haar bitterzoete zang, die soms ook soulvol uit de hoek komt. De muziek bestaat uit breekbaar minimaal akoestisch gitaarspel, kraakjes, subtiele veldopnames en verfijnde elektronische geluiden. Het is allemaal zo fragiel, intiem en bovenal beeldschoon, zonder dat het ooit ergens glad wordt. Hoewel ze echt een unieke in huis heeft moet je denken aan een mysterieuze, verstilde mix van His Name Is Alive, Mi And L’Au, Cynthia Dall, Cranes, Half Asleep, Nancy Elizabeth en een gospelkoor. Zelf luisteren is het beste devies in deze.
Zu93 – Mirror Emperor (cd, House Of Mythology)
Zu93 is het samenwerkingsverband tussen de Italiaanse groep Zu en Current 93, die ik beide hoog heb zitten. Current 93 van David Tibet (David Michael Bunting) al zo’n 35 jaar met z’n apocalyptische folk en Zu ook al bijna 20 jaar met hun fijne freejazz- en rockuitspattingen, al dan niet samen met Eugene S. Robinson, Eugene Chadbourne, Nobukazu Takemura of Mats Gustafsson. Tibet (zang) brengt nu samen met de Zu kernleden Massimo Pupillo (gitaar, bas) en Luca Tommaso Mai (elektronica), aangevuld met Stefano Pilia (gitaar, percussie), Luca Tilli (cello), Andrea Serrapiglio (cello) en Sara D’Uva (tapes), de cd Mirror Emperor. Hierop brengen ze een spookachtige geheel, dat ons zowel een spiegel naar het verleden als naar het eind der tijden voorhoudt. De profetisch poëtische zang van Tibet glijdt over prachtige maar duistere ondergronden, die bestaan uit zachte gitaarstukken, brommende bassen, subtiele percussiepartijen en elektronica en aangrijpende, huilende cello’s. Het brengt hun beide op andere terreinen dan op hun reguliere werken, ondanks de zeer kenmerkende zang van Tibet. Een machtig, meeslepend prachtalbum.