Gelukkig is er geen excuus nodig voor mijn lijstje uit het:
SCHADUWKABINET
Ik luisterde naar: Anohni And The Johnsons, Balmorhea, bdrmm, Grian Chatten, Mandy Indiana, Penguin Cafe en Úath.
Jan Willem
Anohni And The Johnsons – My Back Was A Bridge For You To Cross (cd, Rough Trade / Konkurrent)
Ik denk dat de van origine Britse artiest Antony Hegarty, die inmiddels al jaren in de VS woont, aan het begin van deze eeuw voor een enorm sensatie zorgt met de eigenzinnige muziek met Antony And The Johnsons. De unieke stem, het androgyne voorkomen en voorvechter van veel dat mis is in de wereld en niet in de laatste plaats de klimaatproblematiek, teruglopende biodiversiteit en de afnemende beschaving. Ook de rechten voor de lgbtqia+ gemeenschap spelen altijd een rol. Na 4 werkelijk prachtig melancholische studioalbums, nog even los van de eveneens fraaie live albums, komt er een switch en wordt ze Anohni. In 2016 heeft ze het schitterende debuut Hopelessness afgeleverd. De muzikale omlijsting is er mede door de inbreng van Daniel Lopatin’s Oneohtrix Point Never meer elektronisch. Maar qua thematiek wijzigt er niets eigenlijk. Tussendoor geeft ze ook acte de présence bij Hercules & Love Affair. Nu is ze terug als Anohni And The Johnson met het album My Back Was A Bridge For You To Cross. Hierop grijpt ze eigenlijk terug naar het werk van de eerste 4 albums met The Johnsons. De snik, de melancholie en de fluweelzachte benadering, die toch een harde boodschap bevat, zijn terug. Toch is de muziek hier en daar wat steviger dan voorheen en bevat tevens meer soulinvloeden. Dat laatste heeft wellicht te maken met het feit dat Anohni Marvin Gaye’s ‘What’s Going On’ als uitgangspunt heeft gekozen; de songs hier moesten daar een soort antwoord op vormen. Songs dus die door de inhoud voor wrijving zorgen, al komen ze van buiten mooi over. Anohni (zang, piano) krijgt van nieuwe en oudgedienden steun op gitaar, bas, piano, orgel, saxofoon, fluit, percussie, viool, altviool en cello, waaronder Leo Abrahams, Jimmy Hogarth, Rob Moose en William Basinski. Het album kent louter sterke songs, waarbij confronterende soms intens verdrietige of pijnlijke stukken en kippenvelmomenten om elkaar heen kringelen. Hiermee is het weer een uniek album vol diepgang en ongekende pracht geworden.
Balmorhea – Pendant World (cd, Deutsche Grammophon)
In 2006 hebben Rob Lowe en Michael Muller hun project Balmorhea opgericht, dat vernoemd is naar een plaatsje in Texas. De groep wordt erna met wisselende leden aangevuld, maar Lowe (gitaren, piano, synthesizers, mellotron, Moog, percussie, zang) en Muller (gitaren, bas, mellotron, percussie, zang) blijven de vaste waarden. Ze produceren muziek die grofweg het midden houdt tussen post-rock en neoklassiek, zij het dat ze daar wel een eigen tot de verbeelding sprekende draai aan geven. Dat geldt zeker voor hun alweer achtste album Pendant World. Het duo wordt hier vergezeld door violiste/zangeres Aisha Burns, celliste Clarice Jensen, jazzsaxofonist Sam Gendel, fluitist en tenorsaxofonist Joseph Shabason, klarinettist Jonathan Sielaff, percussionist Jason Treuting en vocalisten Stephanie Jenkins en Lisa Morgenstern. Producer Jonathan Low voegt nog synthesizers en percussie toe. Een line-up om U tegen te zeggen mag je wel stellen. De muziek is er dan ook naar. Op uiterst bedachtzame en fijngevoelige wijze brengen ze hun composities ten gehore, die een behoorlijk filmisch karakter hebben. De neoklassiek krijgt wat meer de overhand, maar ze larderen de muziek nog altijd met post-rock en tevens folk en minimal music elementen. De zang wordt daarbij overigens vooral als extra sfeerinstrument gebruikt. Het levert een stemmig maar, mede door de soms stevige percussie, niet altijd breekbaar album op. Dat is wel eens verfrissend in het neoklassieke landschap. Ter referentie moet je denken aan een mix van The Album Leaf, A Winged Victory For The Sullen, Hammock, Eluvium, Helios, Olafur Árnalds en de latere Talk Talk. Dat zijn geen misselijke vergelijkingen. Balmorhea blijft grossieren in sterke albums .
bdrmm – I Don’t Know (cd, Rock Action)
Na vele malen het voorprogramma te zijn geweest van Mogwai, mag bdrmm (spreek uit als Bedroom) nu hun tweede album I Don’t Know uitbrengen op het door die band gerunde label Rock Action. Het min of meer gelijknamige debuut Bedroom uit 2020 misstond overigens niet op het geweldige Sonic Cathedral label. De groep liet daar al een fraaie kruisbestuiving van droompop, shoegaze, rock en post-punk horen. Na wat lichte wijzigingen brengt het viertal bestaande uit Ryan Smith (zang, gitaar, synthesizers, drumprogrammering), Jordan Smith (bas, drums, synthesizers, piano, veldopnames, drumprogrammering, strijkarrangementen), Joe Vickers (gitaar) en Conor Murray (drums) nu 8 nieuwe nummers. Deze houden weer aardig het midden tussen de genoemde genres, al sluipen er ook wat krautrock en meer elektronische elementen onder, die andermaal onderstrepen hoe eigengereid deze band is. Om een idee te krijgen moet je denken aan een mengelmoes van I Like Trains, The Cure, My Bloody Valentine, Mogwai, Pale Saints, Spiritualized en Radiohead. Dat levert echt heerlijk opzwepende en meeslepende songs op. En ik weet het wel: dit is een geweldig album van een evenzo band.
Grian Chatten – Chaos For The Fly (cd, Partisan)
Ik vind de Ierse band Fontaines D.C. echt een waanzinnige revelatie. Hun sensationele mix van post-punk, wave, noise en rock werkt aanstekelijk, zit erg goed in elkaar en wordt ook nog eens voorzien van die heerlijke zang van Grian Chatten. Laat die nu, terwijl het laatste album van zijn band nog overal nog succesvol doorklinkt, met het soloalbum Chaos For The Fly aan komen zetten. Hij brengt 9 stemmige songs, waarbij al snel duidelijk wordt waarom die onder zijn eigen vlag worden uitgebracht. Het is muziek die intiemer en persoonlijker is. Een mix van indiepop en alternatieve rock, die soms richting crooner gaat. De muziek wordt dikwijls voorzien van piano, weelderige orkestraties en blaaspartijen. De kenmerkende zang van Chatten is mooi, de melancholische muziek is mooi en het album is mooi de aanschaf waard. Toch bekruipt je soms het gevoel dat je naar een aflevering van Ireland’s Got Talent luistert. De superlatieven die ik her en der lees snap ik dus minder goed, want het mist toch wel een beetje de pit en het brutale dat Fontaines D.C. zo onderscheidend maakt. Als ik die band niet gekend had, zou ik dit album ook, zoals nu, aangeraden hebben, maar enige reserve in deze is wellicht goed om te weten voor de fan. Er staan, om het helemaal positief af te sluiten, echt een paar absolute prachtsongs op, dus dat maakt het ook zeker de moeite waard. Het talent van Chatten is overduidelijk en ik denk dat we nog heel veel muzikaal plezier aan hem en de zijnen gaan beleven.
Mandy, Indiana – I’ve Seen A Way (cd, Fire Talk)
Ik werd afgelopen week op deze nieuwe band Mandy, Indiana gewezen en dat bleek een goede tip. Dat de Manchester-sound ook wel eens anders kan klinken bewijst het viertal Valentine Caulfield (zang), Scott Fair (gitaar), Simon Catling (synthesizers) en Alex Macdougall (drums) wel met hun debuut I’ve Seen A Way. Zo openen ze nog met stemmige synthesizermuziek die best zou passen bij Vangelis of Jean-Michel Jarre, maar dat verandert daarna al snel. Ze nemen je mee op een ondergrondse trip, waar afwisselende op elkaar aansluitende experimentele muziek voorbijkomt. Daarbij krijg je techno, avant-garde, industrial, post-punk en noise voorgeschoteld. Daarbij zingt Valentine zingt daarbij in het Frans, haar moedertaal, wat voor een extra eigen sound zorgt. Het is rauw, niet om te pleasen en soms haast kakofonisch, maar toch meeslepend en sensationeel. Denk aan een dwarsdoorsnede van My Life With The Thrill Kill Kult, Nine Inch Nails, Chicks On Speed, Coil, Fever Ray, Algiers en Liars. En per luisterbeurt wordt het steeds verslavender. Je bent gewaarschuwd!
Penguin Cafe – Rain Before Seven… (cd, Erased Tapes / Konkurrent)
Inmiddels begint multi-instrumentalist Arthur Jeffes met zijn Peguin Cafe een aardige discografie op te bouwen, waarmee hij sinds 2009 een eigenzinnig vervolg geeft aan de nalatenschap van zijn in 1997 overleden vader Simon Jeffes van het spraakmakende Penguin Café Orchestra. Met diverse nieuwe muzikanten aan zijn zij maakt Arthur muziek die in de geest van die van zijn vader ligt, maar moderner is. Dat heeft al vier sterke albums opgeleverd. De vijfde heet Rain Before Seven…. Hierop werkt Arthur ((geprepareerde) piano; balafoon, melodica, gitaar, ukelele; percussie, cuatro, granulaire synthese, programmering, bas, dulciton) samen met Oli Langford (viool; altviool), Clementine Browne (viool), Rebecca Waterworth (cello), Andy Waterworth (contrabas), Avvon Chambers (percussie) en Alessandro ‘ Asso’ Stefana (lap steel, soundscapes). Een waar mini orkest. Je krijgt weelderig doch weemoedige orkestraties, sfeervolle beats en gewoonweg heerlijke arrangementen. Het sprankelt zonder hoogglans, want daarvoor leggen ze nog genoeg bescheidenheid aan de dag. Ze smeden een fraaie las tussen neoklassiek, minimal music, lichte techno, filmmuziek en een vleugje wereldmuziek. Voer voor liefhebbers vam Harold Budd, Nico Muhly, Nils Frahm, Hauschka, Philip Glass, John Barry en uiteraard Penguin Café Orchestra. Kortom, een heerlijk album, ook als het niet regent.
Úath – Úath (cd, Cursed Monk records)
Overal waar artiest Grey Malkin (The Hare And The Moon, Widow’s Weed, Meadowsilver, The Black Swan Triad, Sedna Chronicles) opduikt pakken mysterieuze nevels zich samen. Niet alleen door de muziek, ook de identiteit is niet geheel duidelijk. Nu vormt Grey Malkin (synthesizers, gitaar, piano, zang, samples) samen met de Ierse rituele ambient/drone artiest Ruairi O’Baoighill de groep Úath. Dit is een oud Iers woord dat zich laat vertalen als angst, afschuw, terreur, een afschuwelijk of verschrikkelijk ding/wezen, spook en fantoom. Dat belooft al veel goeds voor het gelijknamige debuut dat ze nu vooral spreekwoordelijk het licht laten zien. Hierop werken de twee samen met artiesten als
Adam Geoffrey Cole (Trappist Afterland) op de draailier, zang en woorden van Daughters Of Grief, Alan Davidson (Kitchen Cynics) op fluit, zang van Menaleah (The Black Swan Triad) en van Amaya López-Carromero (Maud The Moth), die tevens bast; hun projectnamen spreken ook al tot de verbeelding. Ze brengen hier in 9 nummers van samen ruim 47 minuten lang een mysterieuze mix van horror folk, dark folk en experimentele muziek, waar ze soms drones, samples en metal elementen door mengen. Dat levert een dikwijls bezwerend geheel op dat zowel huiveringwekkend en spookachtig als feeëriek en wonderschoon is. Een beestachtig goed album, dat je niet snel los zal laten.