We zitten straks weer op hete kolen. Hier wordt gewoon gas gegeven in het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Baby Fire, The Burning Hell, Clara Engel (2x), Hatis Noit, Jean D.L., Glenn Jones, My Raining Stars, La Reine Seule, Joan Shelley, The Smile en Vlimmer.
Jan Willem
Baby Fire – Grace (cd, Off)
Na twee weken achter elkaar recensie van respectievelijk Dominique Van Cappellen-Waldock en haar band von Stroheim, is er nu voor de derde keer op rij een album met haar inbreng. Ditmaal één van de langlopende band Baby Fire, die hevig geïnspireerd is door de post-punk en riot grrrl beweging plus bands/artiesten als Swans, Chelsea Wolfe, The God Machine and 16 Horsepower. Op het nieuwe vierde album Grace wordt Dominique (zang, gitaar, theremin, loops) ook wel bekend als Diabolita (een naam die ze dankt aan Pete Simonelli van de Enablers) vergezeld door Lucile Beauvais alias Lux Montes (gitaar, synthesizers, harmonica, zang) en Cécile Gonay (bas, viool, zang, beat programmering). Maar dan is er ook nog eens een gastenlijst die er mag wezen, zoals zanger G.W. Sok (ex-The Ex, Action Beat, King Champion Sounds, Cannibales & Vahinés), broerlief en drummer Christophe Van Cappellen (von Stroheim), bassist Déhà (Clouds, Silver Knife, Cult Of Erinyes), zangeres Eve Libertine (Crass), gitarist Mike Moya (Godspeed You! Black Emperor, Hrsta, Molasses, Set Fire To Flames), programmeur Raphaël Rastelli (Keiki, von Stroheim), zangeres/gitariste Laetitia Sadier (Stereolab) en meer. Dat klinkt niet alleen op papier heel fraai, dat is het op deze schijf ook. De muziek in de 10 tracks die ze in 41 minuten de revue laten passeren is grimmiger maar ook urgenter en dwingender dan voorheen. Hun alternatieve rock, die flink doorspekt is met post-punk en noise, voelt als een iets dat er gewoonweg uit moest; als een steenpuist die de weg naar de oppervlakte plots weet te vinden. Het was dan ook weer 6 jaar geleden sinds hun vorige album. Maar het heeft zich uitbetaald, want dit is zonder twijfel hun allerbeste tot nu toe, die zich ergens op een eigen plek nestelt tussen Esben Amd The Witch, Chelsea Wolfe, Siouxsie & The Banshees, Shannon Wright, Swans, Big Brave en PJ Harvey. Een overrompelend hoogstandje!
The Burning Hell – Garbage Island (cd, BB*Island / Konkurrent)
Does humor belong in music? Toen Zappa de vraag stelde gaf hij al het antwoord. Voor de echt gortdroge humor kan je ook altijd aankloppen bij The Burning Hell, dat feitelijk het soloproject maar stiekem altijd een band is van de Canadese zanger/gitarist Mathias Kom. En dat al 15 jaar lang. Nu is het volgens mij negende album Garbage Island een heugelijk feit. Mathias (zang, ukelele, gitaar, synthesizer, güiro) wordt hier vergezeld door zijn min of meer vaste band bestaande uit Ariel Sharratt (drums, tenorsaxofoon, basklarinet, synthesizers, drum programmering, zang) en Darren Browne (bouzouki, bas). Daarnaast doen er nog 9 gastmuzikanten mee op hoofdzakelijk zang, maar ook bas, Franse hoorn, trompet en lap steel. Ze serveren hier 12 songs, die zoals gebruikelijk ergens tussen indierock en folkrock en ballads uitkomen en hier aangedikt met dark cabaret. Er passeren weer allerlei politieke en wereldse thema’s de revue, maar die brengen ze op dusdanige wijze voor het voetlicht, dat je er haast om kunt lachen. En de samenzang is ook een sterk wapenfeit op dit album, maar ook de muziek steekt weer zo goed in elkaar. Luister ook vooral naar het nummer “Nigel The Gannet”, waar ze op ludieke wijze naar een XTC song verwijzen. De associaties gaan van Adam Green, Smog en King Missile naar The Breeders, Jonathan Richman, Cardiacs en Silver Jews. Bepaald geen troep zou ik zeggen.
Clara Engel – Their Invisible Hands (cd, Elephant Shrew Editions/ Clara Engel)
Clara Engel – The Cicada Session & In The Fog (cd, Ramble Records)
Het is bepaald niet eerste keer en zal vermoedelijk ook niet de laatste zijn dat ik over de geweldige Canadese muzikant en zangeres Clara Engel schrijf. Haar melancholische muziek weet me iedere keer weer diep te raken, waardoor ze ook veelvuldig in mijn jaarlijsten opduikt. Hoewel ze steeds weer iets anders naar buiten treedt met haar muziek, kan je deze ergens plaatsen tussen apocalyptische folk, gothic folk, experimentele muziek en 4AD-achtige droompop, al dan niet met gastmuzikanten. Dat voorziet ze immer van haar emotioneel geladen bitterzoete zang, waar ook wel iets mysterieus van uitgaat. Nu is Engel terug met haar album Their Invisible Hands, waarop ze geheel solo opereert. Naast haar zang gebruikt ze voor het maken van de 13 nummers een sigarendoosgitaar, shrutibox, talharpa, melodica, chromonica, tongue drum en gevonden percussie. Haar benadering is zowel meer etherisch als psychedelisch dan voorheen en tevens laat ze wat meer geluideffecten horen en maakt het instrumentgebruik ook dat de muziek echt anders dan anders is. Voor de rest is de muziek vertrouwd sober doch gedetailleerd en uiterst droefgeestig, maar ze toont wel aan met vele kleuren zwart overweg te kunnen. Het allerbelangrijkste is dat het allemaal weer zo narcotiserend mooi is. Ik kan associaties opnoemen als Jarboe, Coil, Half Asleep, Lotte Kestner, Marissa Nadler, Diamanda Galas en Nadine Khouri, maar dit moet je echt zelf ondergaan. Clara Engel is een wonderschoon unicum!
Net als haar muziek ietwat mysterieus is, verschijnen ook haar releases nogal een onverwacht. Zo blijkt eind vorig jaar de cd The Cicada Session & In The Fog. Het is een bundeling van twee epees, die respectievelijk in 2021 en 2018 digitaal zijn verschenen. Naast haar meer gezongen albums brengt ze met enige regelmaat ook meer experimentele en instrumentale albums uit. Ook daar weet ze doorgaans diepe indruk te maken. De cd opent met de 5 tracks van In The Fog, die vol met dromerige gitaarstukken staan, waaraan ze echoënde effecten toevoegt. Het zit wat dat betreft tussen de muziek van een langzame roadmovie en gitaarambient in. Af en toe ze haar stem als sfeer verhogend element in, maar gebruikt dit echt meer als instrumenten. Alleen in de vierde track zingt ze echt, zij het op bevreemdende en haast spookachtige wijze. Was het dan toch een soundtrack voor David Lynch? Ze besluit dan weer op contemplatieve wijze met een getokkeld stuk. Daarna volgen de 4 tracks van The Cicada Session. Hierop staan tracks die ze thuis in september vorig jaar met het raam open heeft gezongen, waarvan er drie afkomstig zijn van het album Dressed In Borrowed Light (2021) en één van A New Skin (2020/21). Je kunt ze derhalve als alternatieve versies zien, die door de zang meer aansluiten op het bovenstaande eerst genoemde nieuwe album plus de albums waar ze vanaf komen uiteraard. Een prachtig addendum op haar toch al mooie muziek.
Hatis Noit – Aura (cd, Erased Tapes / Konkurrent)
Al sinds haar debuut Universal Quiet (2014) weet de in Japan geboren, maar in Londen woonachtige zangeres Hatis Noit diepe indruk te maken. Het is overigens een alias en betekent volgens de Japanse folklore “de steel van de lotusbloem”, waarbij de lotus staat voor de levende wereld en de wortel voor de geestenwereld. De steel verbindt beide in feite. Ze is sowieso wel spiritueel ingesteld, want op 16-jarige leeftijd, tijdens een trektocht door Nepal naar de geboorteplaats van de Boeddha, besefte ze dat zingen haar roeping is. Tijdens haar verblijf in een vrouwentempel in Lumbini hoorde Hatis Noit op een ochtend, toen ze aan het wandelen was, iemand zingen. Dat bleek een vrouwelijke monnik te zijn, die alleen boeddhistische gezangen zong. Het geluid ontroerde haar zo intens dat ze zich onmiddellijk bewust was van de viscerale kracht van de menselijke stem; een primair en instinctief instrument dat ons verbindt met de essentie van de mensheid, de natuur en ons universum. Ze haalt haar inspiratie verder uit de Japanse klassieke muziek (gagaku) en Gregoriaanse en Bulgaarse zang. Haar debuut is het overtuigende bewijs dat dit betoverend mooie muziek oplevert. Er verschijnt erna nog een mini album en ze werkt samen met Yagya, Lubomyr Melnyk, Kevin Martin (The Bug), NYX Electronic Drone Choir en Masayoshi Fujita. Nu is eindelijk haar tweede album Aura verschenen, waarbij de titel geïnspireerd is door de Duitse filosoof Walter Benjamin. Hij gebruikt deze term namelijk om de fundamentele essentie van kunst te beschrijven, die volgens hem het sterkst is in zijn oorspronkelijke vorm en slechts één keer voorkomt. Hatis Noit brengt hier 8 nieuwe stukken, die samen bijna 48 minuten duren. Hoewel je soms denkt van niet, heeft ze alles met haar stem gemaakt, op de veldopnames in “Inori” na. Haar stem is het instrument, waarmee ze zowel klassiek en Gregoriaans zingt als stemkunsten fabriceert. Die rijgt ze aaneen tot een er composities ontstaan. Dat zijn experimentele maar veelal ook harmonieuze en goed doorwaadbare stukken geworden, waarbij je totaal gebiologeerd raakt door de bevreemdende, wereldse en gevarieerde pracht die ze laat horen. Ik denk dat liefhebbers van onder andere Sainkho, Rhett Brewer, Lisa Gerard, Le Mystère Des Voix Bulgares, Ibeyi, Phew en Anna Homler hier hun hart aan op kunnen halen. Kippenvel opwekkend, bezinnend, aanzettend tot dromen en je simpelweg laten genieten. Wat een bij de strot grijpende, diepgravende schoonheid!
Jean D.L. – Zenaïde (mcd, Esc.rec.)
Al meer dan 15 jaar brengt de Belgische muzikant Jean De Lacoste als Jean D.L. muziek naar buiten die je misschien soms beter kunt opzetten als de nacht is gevallen. Met gitaren en tapemanipulaties weet hij innovatieve werken vol experimenten, drones, ambient en veldopnames te fabriceren. Daarbij werkt hij dikwijls samen met anderen of sterker nog samenwerken lijkt hem in het bloed te zitten. Dat bereikt misschien wel een climax op zijn nieuwe album Zenaïde, uitgebracht op het fijne prestigieuze label Esc.rec. uit Deventer, dat één langgerekt stuk is van ruim 28 minuten. Hierop werkt hij namelijk samen met (zit u goed?) Mich Leemans, Jef Mertens, Winter Family, Andy Moor, Karen Willems, Sébastien Sth Biset, Joke Lanz, Jozef Dumoulin, Sandrine Verstraete, Roxie Rookie, Impostor, John Dikeman, Colette Broeckaert, Jean-Philippe Poncin, Julia Kent, Aki Onda, Jasper Stadhouders, My Cat Is An Alien, Gilbert van Drunen, Rhodri Davies, Nele Möller, Mauro A. Pawlowski en Marc Jacobs. Met sommige heeft hij al eerder samengewerkt dan wel albums uitgebracht. De muziek heeft als inspiratiebron Lee Ranaldo’s Outside My Window The City Is Never Silent – A Bestiary (2002), waarop hij samples van hemzelf en anderen recyclet om er zijn eigen muziek mee te scheppen. Het stuk van Jean D.L. is in feit ook een collage van geluiden maar ook stijlen en artiesten. Zo hoor je avant-garde, experimentele muziek, neoklassiek, veldopnames, abstracte elektronica, musique concrète, drones, dark ambient, plunderphonics en noise. Dat heeft Jean D.L. knap omgesmeed tot een filmisch en consistent geheel, dat ondanks de grote variatie. Als het album start lijkt het alsof je tijdens het ochtendgebed in de buurt van het centrale plein in Ístanbul bent, waar het echt altijd druk is. Dat verschuift dan weer naar meer Europese taferelen met kerkklokken en wordt dan langzaam abstracter en meer bevreemdend, maar continu uiterst intrigerend. Alsof je vanuit de wereldcinema in een David Lynch film eindigt. Het is zo omvangrijk en overrompelend wat hier allemaal gebeurt. Daarbij moet je, ook al valt dit eigenlijk met geen pen te beschrijven (vandaar het toestenbord), denken aan een soort hybride van Erdem Helvacıoğlu, Svarte Greiner, David Shea, Orphax, Philippe Petit, People Like Us, Francisco López en vast nog veel meer. Een weergaloos album c.q. luisteravontuur!
Glenn Jones – Vade Mecum 9cd, Thrill Jockey / Konkurrent)
Het is niet veel artiesten gegeven dat ze met enkel één instrument veelzeggende en boeiende muziek kunnen maken. De Amerikaanse gitarist en banjospeler Glenn Jones kan dat als geen ander en laat solo al sinds 2004 van zich horen met zowel Amerikaanse primitieve als experimentele muzie. Ervoor was hij ook al actief in bands als Shut Up en Cul de Sac. Met inmiddels een behoorlijke discografie en bijna 40 jaar aan muzikale ervaring komt hij met zijn nieuwste album Vade Mecum. Dit betekent “ga met mij mee” en het is dan ook een uitnodiging, waarbij Jones je door zijn interieur en exterieure wereld voert. Hij put uit zijn persoonlijke geschiedenis om verhalen te vertellen met uitgebreide muzikale details en emotioneel gewicht. Met de nodige virtuositeit weet hij een complex maar toch goed te volgen geluid aan de dag te leggen; als je ergens echt veel kennis van hebt, toon je dit pas aan als je het op eenvoudige wijze kunt uitleggen. In feite is dat wat Jones doet met zijn muzikale verhalen. Ik vind het alleen al fascinerend dat ik er zoveel uit kan halen, zonder gesproken woord, En daaraan herken je de ware meester. Zijn muziek zit tussen Amerikaanse primitieve muziek, folk en blues, waarbij je dikwijls moet denken aan John Fahey, Robbie Basho, Charlie Parr en Jack Rose. In één track wordt hij nog bijgestaan door violiste Ruthie Dornfeld. Daarnaast is een vademecum trouwens ook een beknopt naslagwerk, met daarin specialistische, doorgaans technische informatie in overzichtelijke en beknopte vorm wordt weergegeven. Je kunt in het cd boekje dan ook dergelijke info vinden over zijn gitaarinstellingen. Maar zonder zelf al te technisch te gaan doen, is dit gewoonweg een biologerend prachtalbum geworden, waarbij snaren meer zeggen dan woorden.
My Raining Stars – 89 Memories (cd, Shelflife/ Discos De Kirlian)
Begin jaren 90 maakte de Franse muzikant Thierry Haliniak deel uit van de groep Nothing To Be Done, die prima aansluiting vond bij de dan heersende alternatieve Britpop bands. Dat die liefde nooit is weggegaan bleek ook wel uit zijn soloproject My Raining Stars, waarmee hij 1998 van start is gegaan. Daar heeft hij maar liefst 10 demo’s voor opgenomen, waarna in 2008 eindelijk zijn debuut From St Saviour To Quickwell is verschenen. Hierop vind je een stemmige mix van indiepop, droompop en shoegaze, die warme herinneringen ophaalt aan de begin jaren 90. Daarna is er nog een digitale epee uitgebracht. Haliniak (zang, elektrische gitaar, keyboards) leert de Deense muzikant Casper Blond van de groep Ethics kennen en die biedt hem aan te willen helpen met vooral de drum- en baspartijen. Hierdoor zijn nummers die anders op de planken waren blijven liggen nu afgestoft en terechtgekomen op zijn tweede album 89 Memories. Overigens is Haliniak ook weer de groep Meyverlin begonnen, waarvan vorig jaar het debuut is verschenen; ook daar overheerst de Britse sound. En dat is op de nieuwe van My Raining Stars niet anders. Het is wederom op nostalgische wijze genieten van de genoemde stijlen. Heerlijk terug in de tijd, zonder gedateerd te klinken. Alsof je de radio aanzet waar ze een mix van Tears For Fears, Pale Saints, The Field Mice, The Blue Aeroplanes, Slowdive, The Lightning Seeds en Sophia draaien. Hoe leuk is dat?
La Reine Seule – Visages (cd, Kapitän Platte / Sonic Rendezvous / Creative Eclipse PR)
Ik heb in het verleden al eens geschreven over de bijzondere Belgische post-rockband met de fraaie naam We Stood Like Kings, die het genre benaderen met een geheel eigen en klassiek getinte visie. Ze gingen daarbij van Ludovico Einaudi via Philip Glass naar Explosions In The Sky. Dat de pianiste Judith Hoorens uit die band eens solo van zich laat horen, valt dan ook wel te begrijpen. Dat doet ze dan onder de nom de plume La Reine Seule. Op haar eerste album Visages laat ze in 40 minuten 8 titelloze composities horen, of je moet 1 tot en met 8 in het Frans tot titels rekenen. Dit zijn stuk voor stuk uiterst emotionele nummers. En hoor ik je denken: oh het zoveelste pianoalbum! Maar niets is minder waar, want Hoorens laat een geluid horen, dat past bij de meer melancholische post-rock, maar dan echt zonder de “herrie”. Er zit altijd wel iets dat tot bezinning leidt in dat genre en dat heeft zij eruit gefilterd. Wat dat betreft vindt haar muziek haast meer aansluiting bij de meer rustieke momenten van Anoice, Mono en dergelijke, al zal een snelle beluistering wellicht eerder referenties als Ludovico Einaudi, Nils Frahm, Wim Mertens, Library Tapes en Steve Naive opleveren. Ik heb hierbij niks vetgedrukt omdat ze daarvoor te eigenzinnig te werk gaat. Het is hoe dan ook van een onderscheidende en tot de verbeelding sprekende pracht.
Joan Shelley – The Spur (cd, No Quarter / Konkurrent)
Sinds de Amerikaanse singer-songwriter Joan Shelley naast haar bandwerk voor Maiden Radio solowerken uitbrengt, vanaf 2010 om precies te zijn, is het altijd reikhalzend uitkijken naar een nieuw album. Ze wordt ook alsmaar beter lijkt het wel. Met soms alleen een gitaar en zang weet ze diepe indruk te maken met een mix van folk, altcountry en Americana in een jaren 60 en 70 setting. Nu is haar bitterzoete zang met een lichte vibrato is dan ook echt zinnenstrelend. Haar vorige album Like The River Loves The Sea was echt van een tijdloze schoonheid. Ze mocht daarbij rekenen op Nathan Salsburg (Halifax Pier, At Right Angles), James Elkington, Bonnie “Prince” Billy en diverse IJslandse muzikanten. Nu is Shelley (zang, gitaar ,piano) terug met The Spur, waar ze wederom vaste muzikale bijdragen krijgt van Salsburg (akoestische/elektrische gitaar) en James Elkington (drums, keyboards, dobro, mandola, bas, blokfluit, percussie). Die laatste verzorgt ook de productie en strijk- en blaas-arrangementen. Daarnaast zijn gastbijdragen op viool, altviool, cello, contrabas, blaasinstrumenten, drums en zang. Dat laatste door Meg Baird en Bill Callahan. Dat heeft 12 gloedvolle en goudeerlijke songs opgeleverd, die weer leunen op haar fantastische zang maar die tevens op geweldige wijze muzikaal ingekleurd worden. Op indringende en emotionele wijze zingt ze over hectiek en rust, liefde en liefdesverdriet, groei en verval; licht en donker. Het levert een melancholisch geheel op, echter niet waar je terneergeslagen van raakt maar waar je troost uit put, tot nadenken wordt aangezet en ook intens van kunt genieten; “the spur” betekent dan ook “aansporing”. Voer voor de fans van Meg Baird, Tarnation, Natalie Merchant, Gillian Welch, Sandy Denny, Sam Amidon en The Unthanks. Al is ze in feite haar eigen referentie met deze wederom tijdloze pracht. Haar mooiste tot nu toe!
The Smile – A Light For Attracting Attention (cd, XL Recordings)
Ik denk dat vrijwel iedereen de band Radiohead wel kent, los van het feit of je deze waardeert of niet. Voor mij is het onder de populaire bands één van beste en meest innovatieve. Dat komt niet alleen door zanger/gitarist Thom Yorke, die een brede muzikale smaak heeft, maar ook door componist Jonny Greenwood. Nu is de laatste Radiohead alweer van 6 jaar terug, maar stilzitten doen de leden bepaald niet. Yorke is al eens een IDM-zijweg ingeslagen met Atoms For Peace en laat ook solo op andere wijze van zich horen. Greenwood is inmiddels een gerespecteerd soundtrackmaker en heeft met grootheid Krzysztof Penderecki gewerkt, maar ook met Bryce Dessner, Nico Muhly en meer. Ze zijn hun band haast ontgroeid zou je kunnen stellen, ware het niet dat Radiohead ook mee evolueert. Toch zijn ze samen met Tom Skinner (Melt Yourself Down, Sons Of Kemet, Wildflower) de band The Smile begonnen. Daar is het inmiddels al veelbesproken debuut A Light For Attracting Attention uit voortgekomen. Het vindt het meest aansluiting bij Radiohead rondom OK Computer, zij het met minder rock en een afslag of wat naar links en rechts op de elektronische snelweg. Yorke vindt ik eigenlijk altijd het mooist als gevoelige antiheld, zoals in nummers als “Exit Music (For A Film)” en “Street Spirit (Fade Out)”. Dat gevoel krijg je hier ook een paar keer terug, maar dan zonder in herhaling te vallen. Het drietal voorziet hun creaties van prachtige orkestraties door het London Contemporary Orchestra en heeft Nigel Godrich (Atoms For Peace, Ultraista, Radiohead) aan de knoppen staan. Het gaat hier echt van hoogtepunt naar hoogtepunt, met Yorke op z’n best in de hoofdrol. Wat een album!
Vlimmer – Kronzeuge b/w It’s No Good (cd-rs, Blackjack Illuminist Records)
Ik verdenk Alexander Leonard Donat er wel eens van dat hij stiekem heel erg van verkleedpartijen houdt. De ene keer als Arabische prins en op andere momenten als gothic prinses of hippe rockster. Deze Duitse muzikant en tevens Blackjack Illuminist labelbaas doet wat hij wil en lanceert indien nodig gewoon een nieuw project en dat het liefst in hoge frequentie. Zo zijn Feverdreamt, Fir Cone Children, Flight Recorder, Infravoids, Jet Pilot, Leonard Las Vegas, WHOLE en het nieuwe ASSASSUN (hij begint wel steeds meer te schreeuwen) allemaal projecten van hem of waaraan hij deelneemt. En ook met allemaal uiteenlopende stijlen. Toch blijft zijn hoofdproject het sinds 2015 lopende Vlimmer, waarmee hij als doelstelling heeft droefgeestige shoegaze te laten horen. Dat dit veelal in de gothic, post-punk, wave en synthpop hoek eindigt zijn dan details. De muziek is zonder uitzondering pakkend en eigenzinnig. In aanloop naar zijn tweede volwaardige album, naast de tig mini albums, brengt hij tussendoor single cd’s uit. De eerste eerder dit jaar en nu volgt Kronzeuge b/w It’s No Good. Twee nummers, die weer op bekend terrein opereren, maar ook met Vlimmer weet hij telkens net weer iets anders uit de hoek te komen. De openingstrack “Kronzeuge” is misschien wel het meest poppy wat hij heeft gemaakt, maar tegelijkertijd is het ook uiterst droefgeestig. Dat brengt het geheel mooi in evenwicht. Dat geldt eigenlijk ook voor de “b-kant”. Het is voer voor de liefhebbers van The Cure, O.M.D., Clan Of Xymox en xPropaganda. Een fijn juweeltje, dat doet uitzien naar het hele album.