Formeren, formeren en dan toch zelf een regeerakkoord schrijven. Nee dan schrijven we veel liever over muziekakkoorden in onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Cedric Burnside, Nick Cave & Warren Ellis, Dal:um, Goose, The Mountain Goats, Niepokoje Gościnne, Pom Pom Squad, Rose City Band, SPELLLING en Faye Webster.
Jan Willem
Cedric Burnside – I Be Trying (cd, Single Lock Records / Konkurrent)
Misschien ben je al bekend met de muziek van zanger/gitarist Cedric Burnside, maar anders doet Burnside wellicht een belletje rinkelen? Hij is namelijk de kleinzoon van de legendarische blueszanger en gitarist R.L. Burnside. Cedric is tevens de zoon van drummer Calvin Jackson, de schoonzoon van Burnside. De echte achternaam van Cedric is dan ook Jackson en hij eerst ook drummer voor diverse bands, voordat hij meer het stokje van z’n opa overneemt. Die laatste liet na diens overlijden in 2005 ook een gapend gat achter en daar is Cedric op hedendaagse wijze ingestapt. Op zijn nieuwste album I Be Trying laat hij van die heerlijk ongepolijste blues horen, die dikwijls ook richting de rock opschuift. Cedric beschikt ook over een rauwe en geweldige bluesstem. Het is van die muziek die uit het leven gegrepen lijkt en waaraan je niets meer wilt schaven of schuren; als een net gedolven diamant, die gewoon te mooi is om te gaan slijpen. Het is zo authentiek en meeslepend wat Cedric hier laat horen, zelfs ondanks enkele blues clichés, dat dit de harten van iedere blues liefhebber sneller zal doen kloppen. R.L. keek nog maar eens naar beneden en zag dat het alweer goed was.
Nick Cave & Warren Ellis – Carnage (cd, Goliath Records)
De Australische zanger/toetsenist Nick Cave (The Boys Next Door, The Birthday Party, Grinderman) behoeft denk ik geen enkele introductie. Veel van zijn output is onderscheidend goed, al zitten er ook echt wel mindere werken tussen. Toch is en blijft hij een muzikale held voor mij, die er ook al zo ontzettend lang is. De laatste jaren is hij dikwijls aan de zijde van mult-instrumentalist Warren Ellis te vinden, die naast Cave’s The Bad Seeds ook te vinden is in Grinderman, het onvolprezen Dirty Three en meer. De twee heren zijn samen goed voor menig, hoofdzakelijk instrumentale soundtrack, waarbij ze dikwijls uiterst sfeervolle stukken creëren en waar dikwijls stof, cowboylaarzen en tuimelgras voorbijkomen. Nu zijn ze terug met Carnage, dat geen soundtrack is, maar eigenlijk een Nick Cave & The Bad Seeds light album. In plaats van zich af te vragen wat ze met hun lul in de lockdown moesten doen (hoewel de tekst “I am a Botticelli Venus with a penis” er mag wezen) of de lockdown als akelige afzondering te zien (want hoeveel albums zijn er door artiesten niet huilend in berghutjes gemaakt?), stelt Cave dat dit album genesteld is in een gemeenschappelijke catastrofe. Dat vind ik wel een mooie gedachte en sowieso mooier dan de hoes die wellicht de leegte van de lockdown moet onderstrepen. Cave (zang, piano, synthesizer, percussie) en Ellis (viool, altviool, altfluit, tenorgitaar, piano, harmonium, synthesizer, loops, drummachine, klokkenspel, zang, autoharp) leveren samen met een strijkkwartet en koor 8 nummers af, die samen 40 minuten duren. De muziek is anders dan wat je doorgaans van het duo krijgt, maar tevens anders dan de werken van Cave hiervoor. Na een eerste luisterbeurt krijgt het album niet echt vat op me, mede doordat het bijvoorbeeld heel elektronisch begint. Ook de romantiek die soms van de muziek afdruipt kruipt niet direct onder de huid en doet het glazuur bijna van je tanden brokkelen. De meer kleine songs slaan wel meteen aan, maar die lijken ook het meest op wat je van Cave gewend bent. Eerste oordeel is dat het een wisselvallig geheel is, vlees noch vis (wat nou bloedbad?). Een paar luisterbeurten verder landt er al veel meer, ook de meer elektronische en zoete stukken. En het album doet meer aan als een verhaal, zij het zonder een duidelijke lijn daarin. Mede daardoor doet het aan als een maaltijd die bestaat uit kliekjes, hetgeen altijd best lekker is maar vaak met combinaties die je zelf niet zo snel zou kiezen. In het geval van Cave & Ellis is dat ook gewoon heel lekker, zijn de nieuwe muzikale combinaties bewonderingswaardig en de teksten sterk. Het is voedzaam en ook best een aanrader voor de diehard fans, maar het smaakt voor mij nog niet naar meer.
Dal:um – Similar & Different (cd, tak:til/ Glitterbeat / Xango Music Distribution)
Ik ken eigenlijk geen traditionele Zuid-Koreaanse muziek, maar wel heel interessante experimentele bands/artiesten als Park Jiha, Jambinai en Byul.org uit dat land. Door de gemeenschappelijke factor, namelijk het gebruik van traditionele instrumenten, heb ik wel een idee gekregen van de traditionele sound, die als een soort vingerafdruk erachter schuil gaat. Het duo Dal:um is een volgende groep, die traditie in een experimenteel daglicht naar buiten brengt op hun album Similar & Different, dat op tak:til is uitgebracht, wat het meer experimentele sublabel van Glitterbeat is. De dames Ha Suyean en Hwang Hyeyoung brengen respectievelijk de gayageum en geomungo, hetgeen beide oude Koreaanse citer-achtige instrumenten zijn. De muziek houdt het midden tussen traditionele muziek, avant-garde, post-rock en experimentele muziek. Ondanks dat het volledig instrumentaal is, weten deze twee er een veelzeggend geheel van te scheppen. Vanaf de allereerste tot aan de allerlaatste seconde is het van een onaardse en biologerende pracht.
Goose – Shenanigans Nite Club (cd, No Coincidence Records / Konkurrent)
Je hebt van die groepen, waar tijd noch hype of wat dan ook grip op lijken te hebben gehad. Van die groepen, die van zichzelf gewoon zo’n eigen en niet echt te plaatsen geluid in huis hebben. Precies zo’n groep is Goose uit Norwalk, Connecticut. Dit vijftal is opgericht in 2014 en heeft zanger/gitarist Peter Anspach aan boord, die ervoor met de groep Great Blue ook al op een totaal eigenzinnige wijze van zich liet horen. Met Goose brengen ze hun derde wapenfeit Shenanigans Nite Club uit. Hierop laten ze in 8 tracks breed en 63 minuten lang een werkelijk ongrijpbaar geluid horen, die zowel lastig te categoriseren is als in een bepaalde tijd te plaatsen valt. In niet chronologische wijze komen de jaren 70 tot en met nu voorbij en presenteren ze een caleidoscopische mix van krautrock, funk, avant-garde, progrock, polka, altcountry, alternatieve rock en synthrock plus elementen van drum ’n’ bass, latin rock en ambient. Ik kan zeggen dat je The Happy Family, Momus, King Crimson, Level 42, Cardiacs, Pharell Williams of Spoonfed Hybrid, maar ik kan het net zo goed laten of nog even doorgaan met opsommen van invloeden. Die zijn ontelbaar, waardoor je gerust kunt stellen dat ze hier een volslagen eigen smoel tonen. De muziek is dynamisch, dansbaar, aanstekelijk, intrigerend, sterk en goed te volgen onnavolgbaar. De chemie tussen de muzikanten stuwt hen allen naar grote hoogten. Het levert een zeer goed album op, dat gemaakt lijkt in een parallel universum.
The Mountain Goats – Dark In Here (cd, Merge / Konkurrent)
De fans hebben niet lang hoeven wachten op een nieuw album van The Mountain Goats. Vorrig jaar oktober is sterke Getting Into Knives al verschenen. Toen was ook al bekend dat er een tweede aan zat te komen van dit inmiddels 30 jaar lopende project rond van John Darnielle (zang, gitaar, piano), die verder werkt met verschillende line-ups. Dat album is er nu en heet Dark In Here. Hierop laat hij met zijnen, op bas, drums, percussie, piano, gitaar, Hammond orgel, zang en blaasinstrumenten, 12 nieuwe songs het licht zien van samen ruim 46 minuten. Hoewel hun output altijd iets tijdloos heeft en herkenbaar is, verschilt deze toch iedere keer weer. Ergens tussen folk-, alternatieve, indierock en pop, zoveel is zeker. Zo ligt dit album wel in de lijn van de vorige, maar is het allemaal gehuld in een meer nachtelijke, melancholische sfeer, zonder dat het terneergeslagen klinkt. Er is altijd genoeg luchtigheid en humor (in de teksten en titels), om het niet zwaar op de maag te laten liggen. Wel levert dat hier weer eigengereide prachtsongs op, die voor mij teruggrijpen naar hun beste periode (op 4AD) en tevens een fris nieuwe sound eraan toevoegen. Wat dat betreft kan deze groep nog jaren mee. The Mountain Goats leveren hier een album van hoog niveau, waarbij je struikelt over de mooie, diepgravende liedjes. Dat krijg je ervan als het donker is.
Niepokoje Gościnne – Niepokoje Gościnne (cd, Gusstaff Records)
Een voorwaarde om muziek goed te vinden, is dat het iets met mij doet. Dat kan kippenvel, ontroering en dergelijke zijn, maar ook intrigerende muziek zonder kop of staart kan genoeg zijn om mij over de streep te trekken. Sterker nog, muziek van die laatste categorie zorgt voor de broodnodige afwisseling en opent nog wel eens tot andere inzichten. Tot die categorie behoort ook het Poolse trio Niepokoje Gościnne, dat iets als “onrustige gast” betekent en bestaat uit Maciej Patrada (saxofoon), Mateusz Rosiński (elektronica) en Michał Wdowikowski (drums). Ze komen uit diverse experimentele projecten en bundelen voor het eerst hier hun krachten. Ondanks de kleine bezetting en instrumentarium weten ze toch een groots en vooral massief geluid te fabriceren, naast de nodige subtiele stukken, dat ze al improviserend naar buiten brengen. Het gaat van bijna kakofonische experimenten naar free jazz, noise en avant-gardistische techno, al dan niet in combinatie met biologerende samples. Het is muziek die je volledig in de houdgreep neemt en dikwijls nog een uppercut uitdeelt, om vervolgens weer even los te laten. Spannende muziek van de buitencategorie!
Pom Pom Squad – Death Of A Cheerleader (cd, City Slang / Konkurrent)
Iedereen die wel eens een film heeft gezien waar upperclass meisjes de dienst uitmaken en de show stelen als cheerleader, weet hoe irritant die kunnen zijn. Geen idee of dat ten grondslag ligt aan het album Death Of A Cheerleader van Pom Pom Squad. Ik denk het eigenlijk niet, want daarvoor klinkt de muziek van de New Yorkse zangeres en gitariste Mia Berrin te warm. Met nog een bassiste, drumster en gitarist in de gelederen opereert ze als een heuse band. Daarnaast doet er nog een batterij aan gasten mee op vibrafoon, zang, viool, cello, harp, programmering, gitaar en hoorns. De cd opent met wat ik even gezellige rock noem, zoals Magnapop en That Dog die zo mooi kunnen maken. Verderop krijg je ook dromerige muziek à la Mazzy Star en de avant-pop van een Lisa Germano. Maar als ze alle registers opengooien gaat het behoorlijk richting punk, waarbij ook Sugar, Torres, Hole en Soccer Mommy. Wat ze ook laat horen, er zit mede door de strijkarrangementen en bevreemdende bijgeluiden overal een zweem van mysterie en flinke dosis nostalgie overheen, hetgeen wellicht te maken heeft met haar liefde voor David Lynch films en powervrouwen van weleer. Er gebeurt zoveel, dat je niet eens doorhebt dat dit verfrissende feestje der herkenning al na een half uur weer voorbij is.
Rose City Band – Earth Trip (cd, Thrill Jockey / Konkurrent)
Portland (Oregon) is vanwege de kleigrond en het klimaat met de droge, warme zomers en milde winters ideaal voor het kweken van rozen. De stad heeft dan ook de bijnaam City Of Roses en Rose City. Kennelijk is het ook uitstekende grond voor de meer psychedelische muziek. Of zouden de rozen stiekem iets afscheiden? Neem nu muzikant Ripley Johnson bijvoorbeeld, die daar vandaan komt. Hij is al psychedelisch behoorlijk op dreef met projecten als Moon Duo en Wooden Shjips, maar sinds 2019 treedt hij ook naar buiten met de Rose City Band. Dit om eh nog meer psychedelische muziek te maken. Eerlijk is eerlijk, hij boort hier echt wel andere muzikale bronnen aan. Zo incorporeert hij hier stemmige altcountry en Americana in zijn licht psychedelische rock en indiepop. Dat voorziet hij van zijn fluweelzachte zang. Soms landt hij daarmee in de jaren 60/70, maar meestal zorgt voor een onthaastend punt in het hier en nu. Daarbij moet je het ergens zoeken tussen Iron & Wine, The American Analogue Set, Gareth Dickson, Kings Of Convenience, Calexico en de meer rustige Roger Waters. Kortom, een prachtige aardse trip!
SPELLLING – The Turning Wheel (cd, Sacred Bones / Konkurrent)
De Amerikaanse actrice Chrystia of kortweg Tia Cabral gaat als SPELLLING geheel haar eigen gang, waarbij ze door genres als dark wave, dark ambient en experimentele muziek, trip hop, grime, soul, synthpop en r&b laveert. Ze zingt daarbij met zowel een bijzondere, ietwat geknepen als bijna lage gothic stem. SPELLLING, inderdaad met 3 keer een l en kapitalen, is nu terug met haar derde album The Turning Wheel. Hierop draait ze aan een kosmisch rad van fortuin, zwevend in het diepzwarte met sterren bezaaide theater van de oneindige ruimte. Dit levert een werveling van klankkleuren, persoonlijkheden en verhalen op, die gaan van de zin van het leven tot meer raadselachtige onderwerpen. Muzikaal gezien pakt ze hier ook uit met meer dan 30 gasten, die onder meer voor de rijke strijk- en blaaspartijen zorgen. Wat dat betreft kan je stellen dat er nu iets meer een focus is, maar nog altijd incorporeert ze een breed scala aan stijlen in haar sound; naast het eerder genoemde rijtje zit er nu ook wat minimal music en prog- en glamrock bij. Met name de strijkers zorgen weer voor een nieuwe dimensie in haar bevreemdende muziek en bepaald niet dat het wordt gladgestreken. Het roept associaties op met Jenny Hval, Jamila Woods, Carla Del Forno, Morcheeba, The Lemon Twigs, Holly Herndon en Austra. Het gaat van de toekomst via het verleden weer terug naar heden en vice versa, maar telkens sfeervol en stijlvol. Ze wil je heus geen rad voor de ogen draaien, maar ze weet je dikwijls wel op het verkeerde been te zetten dan wel met ambivalente gevoelens achter te laten. Het maakt ook dit tot een geweldig en biologerend album.
Faye Webster – I Know I’m Funny Haha (cd, Secretly Canadian / Konkurrent)
Het blijft bijzonder dat hedendaagse, jonge muzikanten hun inspiratie uit de jaren 70 weten te halen, dat terwijl veel generatiegenoten vermoedelijk naar spastische dansjes op TikTok kijken en ietwat andere muziekbronnen aanboren. Dat is iets wat buiten de interesses van de Maltees-Amerikaanse singer-songwriter Faye Webster lijkt te liggen. Ze brengt doorgaans pakkende indie met een fijne snik, waarbij haar stem ergens in hetzelfde kwadrant als Michael Jackson en Angel Olsen zit. Dat klinkt vertrouwd en pakkend. Op haar alweer vierde album I Know I’m Funny Haha, komt ze ondanks de titel behoorlijk serieus en melancholisch uit de hoek. Webster (zang, gitaar) voltooit haar songs met de hulp van muzikanten op pedal steel, gitaar, bas, keyboards, synthesizers, drums, percussie, viool en hoorns. Het levert 11 majestueuze, soulvolle en uiterst breekbare songs op, die zowel een oude ziel als een modern denkende geest huisvesten. Veel relevanter is dat dit heerlijk melancholische doch zomerzwoele muziek heeft opgeleverd. Warm aanbevolen!