Laat ze in Den Haag maar formeren, gaan wij door met recenseren voor onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: BLK JKS, CHAI, Kaktus Einarsson, Fiddlehead, Fly Pan Am, Lisa Gerrard & Jules Maxwell, Lambchop, Marinero, Murcof, Sarah Neufeld, Ian Nyquist, P!OFF?, Fatima Al Qadiri, Gruff Rhys en Sons Of Kemet.
Jan Willem
BLK JKS – Abantu / Before Humans (cd, Glitterbeat / Xango Music Distribution)
In 2009 verschijnt het baanbrekende debuut After Robots van het Zuid-Afrikaanse, in 2000 opgerichte BLK JKS, dat wordt uitgebracht op het Secretly Canadian label. Ze brengen hierop uiterst interessante combinaties van Afrikaanse muziek en stevige rock ten gehore. Distributeur Konkurrent heeft destijds gezegd: “Let maar op, BLK JKS gaat een internationaal fenomeen worden.” Daar hadden ze gezien de kwaliteit van dat album, de prijzen die het ontving en fans als The Mars Volta, TV On The Radio en Foo Fighters, ook helemaal gelijk in kunnen hebben, zij het dat het erna stil bleef rond dit combo. Maar nu zijn ze eindelijk terug met Abantu / Before Humans, ditmaal op Glitterbeat uitgebracht, waarbij ik van harte hoop dat ze de glazen bol bij de Konkurrent nog niet weggegooid hebben, want de groep maakt de belofte van destijds meer dan waar. Ze weten moeiteloos alternatieve rock aan Afrobeat, Toeareg-achtige rock, desert blues, dub, kwaito, jazz, folk, soul, mbaganga en wave op groovende wijze aan elkaar te koppelen. Afropunk zou een mooie term zijn om het geheel te duiden. Ik heb zelden zo’n gouden combinatie gehoord, die ook nog eens voorzien is van een ertoe doende inhoud. Het kwartet ziet dit album zelf weer als een soort voorloper van het debuut, wat iedere voorspelling helemaal in een surrealistische setting weet te plaatsen. Een nummer als “Harare” is zelfs een instant klassieker, dat zo maar een hit zou kunnen worden. Maar het wemelt van de sterke nummers. Ze leveren een sensationeel tweede album af, dat het wachten meer dan waard was.
CHAI – Wink (cd, Sub Pop / Konkurrent)
Ik heb bij het opzetten van Wink toch even gecheckt of ik niet met de serie “Alvin And The Chipmunks” van de kinderen verbonden ben. Sinds kort heb ik een bluetooth koptelefoon en kan ik lekker met van alles en nog wat draadloos verbinden, vandaar. De zang in de openingstrack van deze nieuwe cd van de Japanse groep CHAI doet me daar namelijk aan denken. Dat klinkt niet positief! Maar ho ho lees nog even door. Na Pink (2017) en Punk(2019) is Wink (volgende Wunk?) het derde album van dit Japanse viertal. De groep bestaat uit de eeneiige tweeling Mana (zang, keyboards) en Kana Obata (zang, gitaar) en het duo Yuna Matsui (drums) en Yuuki Mizutani (bas), die zich ook wel NEO (New Excite Onna Band) noemen. De geknepen eekhoornzang van de tweeling went heel snel en past ook perfect op het muzikale decor waarvoor ze staan; het werkt zelfs aanstekelijk. Ze maken namelijk een combinatie van J-Pop, disco, jaren 90 house en oude Atari computerspelletjes, aangelengd met dub, post-punk, hip hop en rock. Ze combineren op wilde maar coherente wijze verleidelijke ritmes en verrassende tempowisselingen met afwisselende muziek en stemmingen, waarbij ze laveren van de jaren 80 naar een verre toekomst. Ze krijgen daarbij hulp van rapper Ric Wilson en producers YMCK en Mndsgn. Ik kan referenties als Babymetal, Cibo Matto, Cornelius, Beastie Boys, N.E.R.D, Gorillaz, Deerhoof, Madoona en dergelijk aandragen, maar dan laat ik er nog teveel weg om hun sound eer aan te doen. Hoe vaker je dit draait, des te verslavender het wordt. Een heerlijk album om de zomer mee in te gaan. Wink wink say no more! Oké, dan niet.
Kaktus Einarsson – Kick The Ladder (cd, One Little Independent / Konkurrent)
One Little Independent is de nieuwe naam van het voormalige One Little Indian sinds men deze aanstootgevend heeft bevonden. Ja, de wereld wordt steeds bewuster en met name ook (over) gevoeliger. Iemand die bewustzijn en gevoel heel mooi weet te combineren, jaja laat bruggetjes maar aan mij over, is toch wel Kaktus Einarsson, zoon van Sugarcubes lid Einar :Orn, die ik voor het eerst leer kennen via de fijne band Fufanu. Ze brengen doorgaans een mix van post-punk, noise, cold wave, shoegaze en alternatieve rock, waarbij ze volop grabbelen in het verleden maar wel met een frisse moderne blik. Geheel terzijde, maar als mijn ouders me Kaktus of Cactus hadden genoemd, had ik tegen wat anders geschopt dan een ladder. Zijn eerste naam Hrafnkell maakt het dan ook niet echt goed. Maar Kaktus komt toch heel sympathiek nu met zijn solodebuut Kick The Ladder, al is zijn ladder een metafoor voor hetgeen niet juist is in de wereld (en dat gaat veel verder dan zijn naam). Hij laat in 12 nummers van bij elkaar bijna 49 minuten lang een lichter, maar nog altijd donker en diepgravend geluid horen, waarbij de wereldproblematiek in de breedste zin aan bod komt. Hij combineert indiepop, shoegaze, pop, avant-garde en experimentele muziek op een smaakvolle, doorwaarbare wijze met elkaar, waarbij soms ook die typische “hopelandic” voorbij komt. Daarbij weet hij op ludieke wijze zichzelf ergens te positioneren tussen bands als Happy Mondays, The Triffids en Sigur Rós. Het is een sfeervol en majestueus prachtdebuut geworden. En dat steekt niet!
Fiddlehead – Between The Richness (cd, Run For Cover / Konkurrent)
Ik stond al in de starthouding om eens een lekker Iers dansje te wagen, maar daar klinken dan toch plots een paar stevige gitaren. Enfin, rokje uit en houthakkershemd aan en door. Fiddlehead is weliswaar ook een Ierse band, maar er zijn ook twee band uit de VS. Eén matrock/post-punk band uit Atlanta, die in de jaren 90 van zich liet horen, en één uit Boston die in 2014 is opgericht. Om die laatst genoemde gaat het hier. Ze zijn voor de tweede keer ongewenst zwanger geweest, maar persen er nu toch alweer hun tweede muzikale kindje Between The Richness uit. Zanger Pat Flynn zegt zelf namelijk dat het ontstaan is in “een diep, diep, lachwekkend deprimerend deel van mijn leven”. De band had aanvankelijk bescheiden bedoelingen, maar merkten dat ze live mensen wisten te raken en zo hebben ze toch maar weer wat nieuwe muziek opgenomen. Het vijftal bestaat verder uit gitaristen Alex Dow en Alex Henery, drummer Shawn Costa en bassist Casey Nealon. De 10 tracks bevatten een puntige mix van emo, post-hardcore en noise. Overigens finisht het geheel al na zo’n 25 minuten, maar dan heb je ook een behoorlijk portie energie over je uitgestort gekregen. Ze brengen echter niet enkel opzwepende harde muziek, maar lassen ook fijne rustiger pauzes in. Ook zit achter alles een diepgewortelde emotie, die je weet te grijpen in het hard en in het zacht. Denk aan een afwisselende hybride van Fugazi, Chokebore, Rodan, Brutal Juice en Drive Like Jehu. Smerig lekker goed(je)!
Fly Pan Am – Frontera (cd, Constellation / Konkurrent)
Na drie sterke albums, waarvan de laatste in 2004 uitgebracht, neemt het in 1996 opgerichte Canadese combo Fly Pan Am een pauze van maar liefst 15 jaar. De groep beleeft een geweldige comeback 2019 met het vierde album C’est Ça. Daarop ontrafelen ze nog altijd kraut-, punk- en psychedelische rock om daar vervolgens op experimentele wijze hun eigenzinnige avant-rock mee te smeden. De groep bestaat tegenwoordig uit Jonathan Parant (gitaar, synthesizer), Roger Tellier-Craig (computer, synthesizwer), Jean-Sébastien Truchy (computer, synthesizers, bas, zang, drumprogrammering) en Félix Morel (drums, cimbalen), die uit projecten als Set Fire To Flames, Et Sans, Avec Le Soleil Sortant De Sa Bouche, Feu Thérèse, Molasses, Pas Chic Chic en Godspeed You! Black Emperor voortkomen. Een ware supergroep zou je kunnen stellen. Eind 2019 heeft het multimedia dansgezelschap Animals Of Distinction de voorstelling ‘Frontera’ in première laten gaan, waarbij United Visual Artists het lichtdesign voor hun rekening heeft genomen en Fly Pan Am de soundtrack heeft verzorgd. Frontera is nu ook fysiek uitgebracht. Fly Pan Am klinkt hierop harder, energieker en meer gevarieerd dan ook. Avant-rock, noise, experimentele muziek, krautrock en musique concrète maken op grillige wijze deel uit van dit geheel. In het overdonderende “Parkour” komt er op de achtergrond ook woest geschreeuw bij. Ze houden het midden tussen Savage Republic, This Heat, The Body, Godspeed You! Black Emperor, Faust, Moon Duo en Markus Float. Het is opwindend, meeslepend en ongepolijst mooi. En misschien wel hun allerbeste tot nu toe.
Lisa Gerrard & Jules Maxwell – Burn (cd, Atlantic Curve/ Schubert Music)
Als er één zangeres is die ik schatplichtig ben in mijn muzikale ontdekkingsreis is dat Lisa Gerrard wel, die ik (natuurlijk) leer kennen via de groep Dead Can Dance. Maar ook solo weet ze wanten, al dan niet in samenwerking met Klaus Schulze, Zbigniew Preisner, Pieter Bourke, Patrick Cassidy, Le Mystère Des Voix Bulgares, James Orr, Marcello De Francisci, Michael Edwards, Jeff Rona. De laatste jaren is ze vooral te horen in diverse soundtracks, die wel van een hoog niveau zijn maar een beetje eenvormig. Na de wederopstanding van Dead Can Dance is toetsenist Jules Maxwell ook van de partij. De twee brengen nu samen de cd Burn, waarbij Maxwell met zijn elektronische en tot de verbeelding sprekende creaties de stem van Gerrard weer eens uit de comfortzone haalt. En daar gedijt, zoals in het verleden ook meermaals bewezen (neem bijvoorbeeld de sample bij “Papua New Guinea” van The Future Sound Of London) prima bij. Het levert weer eens een ander album op, waar haar woordloze wonderschone stem schitterend uit de verf komt.
Lambchop – Showtunes (cd, City Slang / Konkurrent)
Het is dat ik goed ben in ontkennen, want anders zou ik zou me haast oud voelen als ik zeg dat Kurt Wagner en de zijnen nu al 35 jaar onderweg zijn en ik deze reis grotendeels heb gevolgd. Eerst heten ze nog Poster Children alvorens ze naadloos overgaan in het onvolprezen Lambchop. In het begin brengen ze vooral een overheerlijk recept van rauwe lo-fi, folk, altcountry en Americana, waarbij ze je dat fijne “soaky in the pooper”-gevoel geven. De fans weten wat ik bedoel. Dat Wagner nu al jaren steeds een ietwat andere koers vaart, waar ook vocoders (nee Word, geen voorouders) en elektronica aan te pas komen, valt enkel te prijzen. Ik hoef van een artiest niet 10 keer hetzelfde album, al heb ik wel een bepaalde voorkeur. Nu pakt het voor mij bij Lambchop later wisselend uit, maar ze weten er toch altijd een dikke voldoende uit te slepen. Dat komt ook zeker door die geweldige zware, met melancholie geïmpregneerde stem van Wagner. Een stem die ik zelfs als ik doof zou zijn nog zou herkennen, doordat er dan tuimelgras, bourbon en een cowboyhoed voorbij zouden vliegen. Kort (nee niet zijn andere project) na het coveralbum Trip van november vorig jaar, is Lambchop alweer terug met Showtunes, waarbij ik op voorhand door de titel vrees voor de inhoud. Maar zoals altijd weten ze me prettig te verrassen. Ze onderzoeken wederom de raakvlakken van de altcountry met andere, meer elektronische genres. Dit doen ze echter op vrij ingetogen wijze, waarbij de sublieme receptuur van weleer vermengd wordt met hedendaagse kruiden. Daar komen ook enige samples bij. Meer dan ooit weten ze hier oud en nieuw te integreren tot een aantrekkelijk nieuw geluid. Wellicht dat ze boven een Texaanse BBQ de wenkbrauwen fronsen, maar minder roestige figuren zullen hier gewoonweg van smullen. Kurt (zang, piano, gitaar) wordt vergezeld door Ryan Olson (hoorn, geluidsmanipulatie), C.J. Camerieri (hoorns, arrangementen), Andrew Broder (vleugel, draaitafels), James McNew (contrabas) en Twit One (beats). In ruim een half uur lang en 8 nummers breed leveren ze hier een avontuurlijk, gevarieerd, bijzonder en bovenal mooi album af.
Marinero – Hella Love (cd, Hardly Art / Konkurrent)
Nu het met de temperatuur nog niet echt wil opschieten buiten, moeten we de warmte maar op een andere manier generen. Laat de muziek van Marinero zich daar nu uitstekend voor lenen. Dit is het project van Jess Sylvester, die in San Francisco is opgegroeid en een vader had die zeeman was. Daarom heeft hij zich ook Marinero genoemd, hetgeen Spaans is voor “matroos” en “zeeman”. En dat er plots overal bloemen in het haar zitten en de boel prettig zweverig klinkt, ja dat is San Francisco in hem. Toch is zijn nieuwe album Hella Love een stemmig eerbetoon aan en afscheid van zijn geliefde stad, die hij heeft verruild voor Los Angeles (dus ook weer niet schokkend anders). Op zijn nieuwe schijf kiest hij vaak voor jaren 60- en 70-arrangementen, waarbij hij uit diverse culturen grabbelt. Zo komen er naast alternatieve pop, jazz en chansons ook bossanova en texmex voorbij, waarbij de invloeden uiteenlopen van Serge Gainsbourg, João Gilberto en Ennio Morricone tot Chris Cohen en de Love Boat. Nostalgie en vertrouwde klanken geserveerd in een fris cocktailglas. Warm aanbevolen!
Murcof – The Alias Sessions (2cd, Leaf / Konkurrent)
Ik kan me voorstellen dat de Mexicaanse artiest Murcof voor enige verwarring gaat zorgen als hij gevaccineerd wordt. Naam? Corona! Nee, hoe heet u? Corona, Fernando Corona. Oh, oké! Net als we bij Sufjan Stevens nog wat staten te goed hebben met een muzikaal eerbetoon, hebben we van Murcof nog releases met de O en de F te goed hebben om het Murcof-zesluik te voltooien. Maar iets zegt me dat dit nooit gaat gebeuren. Genoeg gemopper, want de beste man brengt nog altijd meer dan genoeg moois ter compensatie uit. Nu is er zelfs de dubbel cd The Alias Sessions. Hoewel hij in het begin veelal de mix tussen neoklassiek en IDM opzoekt, duikt hij hier meer in de dark ambient, experimentele elektronica, glitch en drones. Zijn geluid lijkt op architectonische wijze te zijn ontworpen en incorporeert alles en meer van hetgeen hij hiervoor gemaakt heeft. Het geheel is donker en mysterieus, soms spookachtig, maar toch zit er ook een bepaalde sereniteit en klassieke sound achter. Misschien is dat laatste ook niet zo verwonderlijk als je door onder andere Alfred Schnittke, Valentin Silvestrov en Giya Kancheli bent geïnspireerd. Hij voegt onheilspellende beats toe aan zijn composities, die als een onrustige hartslag voor nog meer spanning zorgen. Het is bij vlagen echt angstaanjagend en op altijd op z’n minst surrealistisch; alsof je onder het ijs zwemt. Maar het heeft allemaal ook wat weg van een soundtrack, die passend is bij deze coronaperiode en zo bij een David Lynch productie zou passen. Liefhebbers van David Kristian, Vidna Obmana, Celer, Giulio Aldinucci, John Carpenter, Biosphere en Jasper TX kunnen hier hun hart aan ophalen, zij het dat Murcof een unieke plek inneemt. Dit tweeluik van tegen de 1,5 uur lang is van ongekende klasse!
Sarah Neufeld – Detritus (cd, One Little Independent / Konkurrent)
Hoewel de uit Montréal afkomstige violiste/componiste Sarah Neufeld waarschijnlijk het meest bekend is van haar lidmaatschap in Arcade Fire, zie of hoor ik haar het liefst solo of in het mede door haar opgerichte instrumentale folkrock-ensemble Bell Orchestre. Ze is tevens een graag gezien gast bij onder meer The Luyas, Little Scream, Snailhouse en Esmerine en heeft ook samen met klasbak Colin Stetson een album gemaakt. Haar invloeden gaan van Bela Bartók en Iva Bittová (yeah) naar Arthur Russell en Aphex Twin. Dat vertaalt zich immer naar een avontuurlijke sound. De basis voor haar nieuwe album Detritus wordt al in 2015 gelegd als ze samenwerkt met choreograaf Peggy Baker, waarmee ze in 2019 een eenmalige voorstelling geeft. In 7 nieuwe composities laat ze een fraaie blend horen van neoklassiek, minimal music, folk en tevens rock. Dat laatste komt onder meer door de inbreng van drummer/toetsenist Jeremy Gara (Arcade Fire, Weights & Measures, Kepler). Daarnaast krijgt ze nog steun van de Franse hoornspeler Pietro Amato (Bell Orchestre, The Luyas, Torngat, The Sevens Project) en fluitist/saxofonist Stuart Bogie (Antibalas, Superhuman Happiness, Sway Machinery). Naast haar intrigerende vioolspel laat ze ook met enige regelmaat haar haast narcotiserende zang horen, die ze overigens vooral inzet als instrument en niet als brenger van tekst. Het levert contemplatieve, diepgravende pracht op, die je zeker niet bij het afval zet.
Ian Nyquist – Endless, Shapeless (cd, laaps)
De Ierse muzikant Ian Nyquist heeft het album Cuan (2019) afgeleverd op het Eilean Rec. Dat Franse label is gestopt na de geplande 100 verschillende releases die allemaal een zekere geografische plaats innemen. Het vervolg op dat label is laaps, waar alle releases, die in een gelimiteerde oplage van 200 stuks verschijnen, starten met waar de vorige is geëindigd. Nyquist brengt nu zijn tweede albumEndless, Shapeless hierop uit. Hij serveert in ruim 51 minuten 9 nieuwe stukken, waarin hij een combinatie van ambient, drones, neoklassiek, veldopnames en pianomuziek brengt. Daarbij worden viool- en cellofragmenten aangeleverd door gastmuzikanten. De stukken hebben geen kop of staart, hetgeen wellicht de albumtitel verklaart, maar weten je wel mee te voeren en tevens in vervoering te brengen. De subtiele, maar vele details lijken zich per luisterbeurt meer en meer prijs te geven. Zijn muziek roept wel associaties op met Bill Seaman, Toàn, Dag Rosenqvist, Ian Hawgood en Deaf Center. Nyquist levert een zeer Intrigerende luistertrip af, waar je eindeloos van kunt genieten.
P!OFF? – P!OFF? (cd, Bureau B / Mutante-inc.)
Het lijkt me serieus een goed idee eens een reeks te beginnen over bands die door onkunde bij elkaar zijn gebracht of die daardoor iets totaal anders zijn gaan doen, maar het hebben gered door goede ideeën. Dat laatste is het geval bij het Duitse trio P!OFF? uit München. In 1980 hoorde de vriendin van amateurgitarist Alex Weidner in een pub twee jongens, Jochen Schmidtke en Thomas Vesely, praten over het feit dat ze een gitarist zoeken voor hun nog op te richten band. Alex, met een paar glazen op stel ik me voor, overdrijft zijn gitaarvaardigheden. Het leidt wel tot een ontmoeting in een perfect uitgeruste oefenruimte. Ze proberen jazzrock, maar dat kan door het gebrekkige gitaarspel van Alex niet. Dan besluiten ze over te stappen op een meer minimalistische aanpak; geen drums, alleen een drummachine, Moog, orgel, minder gitaar, een droge bas en Duitse teksten. En eigenlijk willen ze geen Neue Deutsche Welle muziek maken, maar probeer daar maar eens onderuit te komen als je toch naar bands als naar DAF, Ideal, FSK, Fehlfarben, SPLIFF en meer luistert. Toch weten ze een eigengereid geluid aan de dag te leggen op hun gelijknamige debuut uit 1982, waar Wire, Grauzone, Kraftwerk, Section 25, Joy Division en Suicide ook van invloed lijken te zijn geweest. Mooi is dat ze hier door hun beperkingen toch een vernieuwend geluid hebben weten neer te zetten; muziek is en blijft meer iets van de emotie en niet de perfectie. Het label Bureau B heeft dit geweldige debuut afgestoft en opnieuw uitgebracht. Bijna 40 jaar later klinkt het wel iets gedateerd, maar deels zit er nog een jonge energie in die ook nu niet misstaat en de tand des tijds prima heeft doorstaan. En de kwaliteit van dit alles is immens. Geweldige teksten als “Mein walkman is kaputt, das ist die Strafe Gottes, das ist der Hölle Glut”, zouden vreemd genoeg door het jongste element de walkman gedateerd klinken. Maar hier kan ik echt zo van genieten. Het is een groot goed dat dit fantastische album gewoon weer in ons midden is.
Fatima Al Qadiri – Medieval Femme (cd, Hyperdub / Konkurrent)
De uit Senegal afkomstige Fatima Al Qadiri is in Koeweit opgegroeid en later naar New York verhuisd. Als ik me niet vergis woont ze tegenwoordig in Berlijn. Zo kom je nog eens ergens. Maar dat geldt ook voor haar derde wapenfeit Medieval Femme, die ze wederom op Hyperdub heeft uitgebracht. Het is een suite geïnspireerd door de klassieke gedichten van Arabische vrouwen. Zoals ze stelt roept het album een gesimuleerde dagdroom op door de metafoor van een islamitische tuin, die op de grens ligt tussen depressie en verlangen, waar het heden tijdelijk oplost en alleen verleden en toekomst overblijft. Ik wil ook slikken wat zij gebruikt! Nee, alle gekheid op een stokje, ze schept hier een duistere, mysterieuze en surreële sfeer. Haar elektronica, grime en experimenten vermengt ze met Arabische klanken, die er soms tegenover staan maar op andere momenten samengaan of zelfs vervagen tot een nieuw, dromerige sound. En dat is waar Fatima je wil hebben, op een plek van overpeinzing en desolaatheid, vol melancholisch verlangen en waar de realiteit uitgevlakt wordt doordat schijnbare tegenstellingen en waarheden in twijfel worden getrokken. Dat levert biologerende, contemplatieve, tot de verbeelding sprekende en gewoonweg overrompelende prachtmuziek op. Wat een wereldplaat!
Gruff Rhys – Seeking New Gods (cd, Rough Trade / Konkurrent)
Gruffudd Maredudd Bowen Rhys heeft de wereld een groot plezier gedaan om als artiest met de naam Gruff Rhys naar buiten te treden. Deze Welse muzikant geniet de grootste bekendheid als kopman van de Super Furry Animals, maar heeft ook al in de groepen Ffa Coffi Pawb, Emily en The Serpents gezeten. Inmiddels is hij solo alweer toe aan zijn zevende album, dat Seeking New Gods heet. De zang van Rhys zit zoals altijd ergens tussen Elvis Costello en Kurt Wagner (Lambchop) in. Daar scoort hij niet alleen bonuspunten mee, het maakt ook dat zijn muziek vertrouwd aandoet en je snel weet in te pakken. Zijn muziek zit zoals altijd ergens tussen pop, garagerock en indie in. Ditmaal heeft hij er ook wat zomerse texmex en surftinten bij geschilderd en wordt de boel opgeleukt met frisse pianoriedels. Het was eigenlijk de bedoeling om een soort biografie van de Noord-Koreaanse berg Mounty Paektu te schrijven, maar dwaalde al snel af en begon de boel te mythologiseren. Het leverde in een korte tijd in de Mojave-woestijn en Bristol, met de hulp van de legendarische Beastie Boys-producer Mario Caldato, dit nieuwe werk op met 9 quasi opgewekte songs op. Quasi aangezien er altijd een prettig donker laagje onder zit bij een beroepsmelancholicus. Rhys (zang, gitaren, synthesizers) krijgt hier nog ruggensteun van muzikanten op drums, bas, piano, synthesizers en zang, die zorgen voor extra franje. Naast bovengenoemde artiesten moet je het ergens zoeken tussen Sufjan Stevens, Beach Boys, Calexico, Colorama en de oudere Blur. Met zo’n geluid in huis hoef je toch niet naar nieuwe goden te zoeken?
Sons Of Kemet – Black To The Future (cd, Impulse!)
Met jazz heb ik een haat-liefde verhouding. Soms vind ik het geweldig, maar dikwijls vind ik het niks of neurotisch gepiel. Toegepaste jazz of jazz in combinatie met andere genres vind ik daarentegen veelal geweldig. Ergens tussen dat alles bevindt de Britse superband Sons Of Kemet zich. Steevast onder leiding van klarinettist, saxofonist en componist Shabaka Hutchings hebben ze sinds 2013 al drie album geproduceerd. De groep bestaat verder uit Theon Cross (tuba), Tom Skinner (drums) en het net aangeschoven Edward Wakili-Hick (drums). Op hun zojuist verschenen vierde album Black To The Future voegen ze aan hun geluid Caribische elementen toe. Net als whisky die lekker op rumvaten heeft gerijpt, krijg je daardoor lekkere andere tonen erbij, die je wellicht niet zo snel bij elkaar verwacht. Het is met name in de ritmesectie goed terug te horen, al schuiven ze daarmee ook dikwijls richting Afrika. Ze verrijken hun jazz met meer wortels uit het verleden en dat levert weer een uniek amalgaam op. Daarbij krijgen ze vocale steun van Joshua Idehen, Angel Bat Dawid, Moor Mother, Kojey Radical en D Double E plus gasten op alt- en tenorsaxofoon, trompet en trombone. Overigens weten ze in de instrumentale stukken net zo veelzeggende muziek te maken als in die met vocalen. Grofweg klinken ze als een mix van Massive Attack, Portico Quartet, Polar Bea, Kamasi Washington en Colin Stetson. Op toegankelijke, swingende en gewoonweg weergaloze wijze weten ze avontuurlijke muziek aan de man te brengen.
Mooi lijstje JW. Fijn label hyper dub, daar brengt Burial zijn muziek ook op uit.