Rusland verbiedt vloeken. Ordinair land inpikken is oké, maar wel netjes praten. Keurig zijn ook onze lijstjes uit het:
We luisterden naar: Eels, Eno * Hyde, Geins’t Naït + L. Petitgand, The Honey Trees, Les Marquises, Mein Sohn William, Pixies, Smoke Fairies, Anthony Pasquarosa, Sir Richard Bishop, Aaron Sheppard, Bill Orcutt, Eric Thielemans, Valerio Tricoli, Rico & A.R.T., Gnaw en Natural Snow Buildings.
Eels – The Cautionary Tales Of Mark Oliver Everett (2cd, E Works)
Van Eels, de band die in 1995 opgericht is door Mark Oliver Everett alias E, spreekt lang niet alles me aan. Daarom heb ik ook maar 3 albums, Beautiful Freak (1996), Electro-Shock Blues (1998) en Blinking Lights And Other Revelations (2005), in de kast staan en niet meer dan 10. Wanneer E op zijn best is, is als hij zijn verlies, verdriet en persoonlijke dilemma’s vertaalt naar muziek. Als je leest wat voor ellende E allemaal heeft meegemaakt, is het bewonderingswaardig hoe hij er dikwijls van die prachtmuziek mee weet te maken. Hij beschikt dan ook nog eens over een lichte hese, fijne zangstem, die je moeiteloos meeneemt in zijn persoonlijke wereld. Bij het zien van de hoes en de titel The Cautionary Tales Of Mark Oliver Everett, vol met waarschuwende verhalen, had ik zo’n vermoeden dat het wel eens zo’n lekkere sombermanplaat zou kunnen zijn. En bingo! Al moet ik dat op gepaste wijze roepen natuurlijk. Hij brengt verstilde, droefgeestige liedjes, die weinig rocken en eigenlijk ronduit sober zijn. Maar hierdoor ook juist heel effectief. De stemmige orkestraties brengen nog wat extra sfeer. Hij maakt het nergens dramatisch, waardoor de muziek langzaam onder de huid kruipt om niet meer los te laten. Bij de eerste paar nummers vreesde ik even een oubollig album, maar langzaam zuigt hij je mee in een bijzondere wereld vol bezinning en beauty. Op de tweede schijf staan fraaie bonustracks, waaronder een aantal live. Koesteralbum!
Eno * Hyde – Someday World (2cd, Warp)
Brian Eno en Karl Hyde (zanger Underworld) bundelen de krachten op Someday World om samen eens onvervalste synthpop te gaan maken. Hierop produceren ze lekker opgefokte drumbeats, bas- en gitaarpartijen en vooral heel veel goedkope synthesizerklanken, waarbij beide heren zingen. De aanpak van de muziek verraadt echter wel hun muzikale verleden en kennis van muziek. Je hoort derhalve door de muziek ook elementen van krautrock, wave, avantgarde, techno, triphop en leftfield terug in de muziek. Zo lijkt het of je naast de pakkende sound van de heren soms ook Wire, Talking Heads, Billy Bragg, Neu!, Aphex Twin, He Said, U.N.K.L.E. en Massive Attack (“Mother Of A Dog”) voorbijkomen. Ik vind het een heerlijk meeslepend luchtig album, waarbij ik ook de lol van de makers in terughoor, hetgeen enthousiasmerend werkt. De dubbel cd uitvoering is gestoken in een heel fraai kartonnen pak. De bonusdisc bevat nog eens 4 tracks van 15 minuten. Voor herhaling vatbaar wat mij betreft.
Geins’t Naït + L. Petitgand – Je Vous Dis (cd, Ici D’Ailleurs)
Sjonge, Geins’t Naït! Die Fransen halen nog eens oude herinneringen naar boven. Ik zie mezelf struinend door de kelder van Staalplaat, alwaar ik deze industriële elektronische act wel eens heb aangeschaft. De groep bestaat al sinds halverwege de jaren 80. Laurent Petitgand, de broer van muzikant Dominique Petitgand, maakte ook altijd deel uit van de groep naast Thierry Merigout en Vincent Hachet. Hij is zich solo wel gaan toeleggen op filmmuziek, maar waarom beide namen hier gescheiden vermeld staan is me een raadsel. Dit is overigens ook het geval op het vorige album Si J'avais Su, J'aurais Rien Dit uit 2011, wat een stilte van 18 jaar stilte doorbreekt voor Geins’t Naït. Nu dus weer samen op Je Vous Dis. Het is een bevreemdende, mysterieuze en bovenal spannende mengelmoes van avant-garde, industrial en neoklassiek geworden. The Residents meets Nouvelles Lectures Cosmopolites meets David Lynch of zoiets. Het biologerende geheel laat je in elk geval 3 kwartier niet meer los. Van kakofonie tot uitzonderlijke klasse! Een volslagen eigengereide topplaat!
The Honey Trees – Bright Fire (cd, The Honey Trees)
André K. is bepaald geen misdadiger, behalve met enige regelmaat voor mijn portemonnee mezzun goede tips. Ook deze Amerikaanse droompopband met folkinvloeden van Becky Filip (zang, piano, keyboards, percussie, bellen), Jacob Wick (zang, drums, bas, gitaar, piano, keyboards, percussie, bellen) en helpende hand Jeremy Larson (piano, keyboards, gitaar, viool, altviool, cello, hoorn, trombone, bellen) is daar een voorbeeld van. Lekker ontspannen, ontwapende songs met een bitterzoete ondertoon. Denk aan een stemmige kruising van Ben Christophers, Lost In The Trees, Trespassers William en Oth
er Lives. Een fraai kleinood.
Les Marquises – Pensée Magique (cd, Ici D’Ailleurs)
Jacques Brel heeft zijn laatste levensjaren doorgebracht op één van de eilanden van de Markiezenarchipel. Daar komt ook één van zijn beste (en tevens laatste) albums Les Marquises tot stand. De Franse groep Les Marquises heeft zich ter ere van hem naar zijn laatste verblijfplaats vernoemd. Muzikaal zitten ze mijlenver van hem verwijderd. Of ze, het is in feite het eenmansproject van de Franse singer-songwriter en multi-instrumentalist Jean-Sébastien Nouveau (zang, keyboards, bas, viool, citer, cello, melodica, drums, veldopnames, samples) uit onder meer Immune, Colo Colo en Recorded Home. Op zijn debuut Lost Lost Lost (2010) wordt hij door een aantal gasten geholpen en brengt hij een fraaie mix van The Notwist, Encre, Piano Magic, Hood, The Third Eye Foundation, Sparklehorse en Can. Op zijn tweede cd Pensée Magique doet er een klein leger aan gastmuzikanten mee op zang, drums, gitaar, viool, saxofoon, trompet, keyboards, bas en percussie-instrumenten. Onder hen ook Etienne Jaumet (The Married Monk, Flóp, Headphone, Zombie Zombie), Benoît Burello (Bed, That Summer), Jonathan Grandcollot (Mamam Brigitte, Plein Soleil, Mansfield.TYA), Johannes Buff (Dubaï), Martin Duru (Colo Colo, Immune), Julien Nouveau (Immune) en Nicolas Laureau aka Don Nino (Prohibition, NLF3). De cd opent meteen weer spannend met een The Third Eye Foundation-achtige sound, aangelengd met de nodig folk. Sowieso lardeert Nouveau zijn muziek met allerlei nachtelijke, wereldse en ritmische elementen. Door zijn basale, veelal tribale sound hoor je dan ook invloeden terug van .O.rang, Talk Talk, Manyfingers, Bark Psychosis en Can. Op sommige momenten is het zo kakofonisch dat het lijkt of in een Braziliaanse carnavalsoptocht bent beland. Maar het merendeel is intrigerend, mysterieus en bijzonder goed.
Mein Sohn William – Every Day, In Every Way (cd, Ici D’Ailleurs)
De Franse muzikant Dorian Taburet brengt op zijn gelijknamige debuut Mein Sohn William uit 2012 een heerlijke mix aan stijlen ten gehore. Het is een prettig gestoorde potpourri van van wave, pop en singer-songwritermuziek tot post-rock, jazz en elektro. Hij gaat daarbij lekker te keer op allerlei instrumenten of geluiden ervan (elektrische en akoestische gitaar, drums, keyboards, strijkers, blaasinstrumenten, elektronische beats, samples) en zingt, gromt en mompelt daar eveneens bij. Het is een evenzo sensationeel als pakkend geheel. Dit soloproject is nu uitgegroeid tot een duo, waarbij Antoine Bellanger (Belone Quartet, Gratuit) zich heeft aangesloten bij Taburet. Op dit tweede album Every Day, In Every Way gaan ze nog speelser te werk. De melancholie van weleer wordt onder een uptempo, prettig melige laag gelegd. Ze brengen een heerlijk ritmische kruisbestuiving van freakfolk, elektro, Afrikaanse elementen en wavepop ten gehore. De humor wordt fraai ingebed in hun beklijvende totaalsound. De energieke muziek is volslagen eigenzinnig maar herbergt wel elementen van Hypo, GaBlé, Pinback, Day One, DVA, Klimperei en Breton. Een ontzettend lekker unicum! Helaas kan ik niet meer dan onderstaande track laten horen, maar er valt veel te halen hier.
Pixies – Indie Cindy (2cd, Pixies)
Eén van de bands die een absolute heldenstatus hebben voor mij zijn toch wel de Pixies. Niet alleen hun muziek is van een pakkende stekeligheid en originaliteit, maar ook hun optredens hebben altijd diepe indruk gemaakt. Daarnaast hebben ze mijn muziekinteresse behoorlijk aangewakkerd. Hun laatste album is hun vijfde Trompe Le Monde uit 1991! Daarna gaat bandleider zanger/gitarist Frank Black, voorheen Black Francis en officieel Charles Michael Kittridge Thompson IV hetend, zijn eigen weg. Ook boegbeeld Kim Deal gaat verder met haar Breeders. De laatste paar jaren zijn er weer volop reünietournees geweest, maar pas vorig brengen ze ook weer nieuw materiaal ten gehore. De kwaliteit ervan is live in elk geval wisselvallig. Nu komen ze zowaar met hun zesde cd Indie Cindy aanzetten, hun eerste in 23 jaar tijd dus. Hierop zijn de oorspronkelijke leden Joey Santiago (gitaar) en David Lovering (drums) weer van de partij. Alleen heeft Kim Deal plaats gemaakt voor Kim Shattuck (The Muffs, The Pandoras, White Flag), die overigens slechts de gastenlijst behaalt. De cd opent zoals een Pixies album hoort te openen: groots en zin opwekkend. Voor het geluid houden ze vast aan bekende thema’s van vroeger, dus vol surf, noise en indierock, maar gooien er iets meer power tegenaan. Ook nieuw zijn de meer rustige shoegaze-achtige songs, die echter meteen niet de allersterkste nummers van het album vormen. Maar er staat heel veel moois tegenover. Op de unieke schaal van de Pixies scoort dit nieuwe werk nog altijd een 8. De Pixies zijn al 27 jaar een unicum! Op de luxe dubbele cd krijg je ook nog een cd met live opnames en een schitterend boekwerk vol met de immer geweldige artwork van Vaughan Oliver (de 4ad huisontwerper). Ik ben een gelukkig fan!
Smoke Fairies – Smoke Fairies (cd, Full Time Hobby)
Deze Londense schoolvriendinnen Katherine Blamire (zang, gitaar, piano, orgel, percussie) en Jessica Davies (zang, gitaar, concertina, orgel, percussie) hebben inmiddels al twee studio albums en een singlecompilatie uitgebracht. Hun muziek komt op een rokerige, sprookjesachtige manier altijd ergens uit tussen folk, Americana, blues, wave en indierock uitkomt. Ze komen nu met hun derde worp, die ze gewoon maar Smoke Fairies hebben genoemd. Hun geluid is hierop een tandje duisterder en mysterieuzer geworden, hetgeen bijzonder fraai uitpakt bij die etherische zang van de dames. Iets meer elektronica en productie en minder folkelementen maakt dat het geluid behoorlijk anders is. Meer droompop met een vernis van wave en blues, waarbij de Americana en indierock wat naar de achtergrond verschuiven, maar waarbij de feeërieke pracht van weleer nog beter uit de verf komt. Marissa Nadler, Kate Bush, She Keeps Bees, Laura Marling, Timber Timbre, Warpaint en Austra zijn namen die dan naar boven borrelen. De dames zijn gewoonweg nog beter geworden.
Anthony Pasquarosa – Solo Acoustic, Vol. 7 (lp, Vin Du Select Qualitite, 2014)
Sir Richard Bishop – Solo Acoustic, Vol. 8 (lp, Vin Du Select Qualitite, 2014)
Aaron Sheppard – Solo Acoustic, Vol. 9 (lp, Vin Du Select Qualitite, 2014)
Bill Orcutt – Solo Acoustic, Vol. 10 (lp, Vin Du Select Qualitite, 2014)
Vier nieuwe delen in de prachtige Solo Acoustic serie van Vin Du Select Qualitite, een waar feest voor de liefhebber van de instrumentale en wat meer experimentele kant van het gepingel op de gitaar, met twee bekende namen en twee – voor mij althans – nieuwe sterren aan het front.
Anthony Pasquarosa behoort tot dat laatste. Zijn behendigheid met 12 snaren doet echter vermoeden dat hij al wat langer meeloopt. Zijn warme en ruimtelijke spel draagt romantiek en mystiek met zich mee, in een sombere setting. De eerste vergelijking die bij mij opkomt, is James Blackshaw.
Sir Richard Bishop heeft qua stijl niet echt veel geheimen meer. Zijn Amerikaanse folk is geïnfecteerd met allerhande exotica, waardoor ook Hypostasis – opgedeeld in 3 nummers – een aangenaam Oosters tintje meekrijgt. De complexiteit waarmee hij Arabische toonladders integreert in de erfenis van John Fahey getuigt van grote klasse. Deze plaat van de voormalig Sun City Girls-gitarist kan daarom zo naast zijn beste werk tot nu toe geplaatst worden.
Aaron Sheppard is een stuk traditioneler. Zijn melodieuze en vloeiende gitaarspel markeert zijn debuut op dit 9e deel in de serie, maar ook hier lijkt van enige onervarenheid geen sprake. Je zou kritiek kunnen leveren op het feit dat we dit al eerder hebben gehoord van een Glenn Jones of -langer geleden – Robbie Basho. Hij houdt de traditie in ieder geval hoog.
Bij Bill Orcutt klinkt het nog steeds alsof hij op een kapotte gitaar speelt, en hij is daardoor wellicht de minst toegankelijke van de vier. Hij is ook de enige die af en toe zijn mond open doet, al blijft er afgezien van wat gemurmel en gegrom niet veel van over. Toch bevat zijn primitieve en rauwe blues behoorlijk wat melodie mocht het je lukken door de kluwen van uit de maat ritmisch getokkel en op herhaling gestoelde radicaal vrije folk heen te luisteren. Solo Acoustic Vol. 10 is vriendelijker en abstracter dan zijn oudere werk, maar evenwel typisch Bill Orcutt. Fantastische plaat weer.
Eric Thielemans – Sprang (lp, Miasmah, 2014)
Behoorlijk onderhoudende plaat van Eric Thielemans, die als solo percussionist ons kennis laat maken met zijn "rijk minimalisme”. De Vlaming laat niet alleen de trommels spreken, maar zoekt met onder andere marimba, klokken, klankschalen en gefluit een breder klankpalet op, zodat het geen enkele moeite kost de aandacht vast te houden. Dat heeft ook nog een andere reden: waar platen met enkel en alleen een drummer als artiest vaak uitmonden in een tour de force van improvisatie, lijkt Thielemans juist bepaalde structuren en patronen op te bouwen. Hoewel sommige passages druk kunnen overkomen, vliegt Sprang mede hierdoor nooit uit de bocht en onderscheidt hij zich van de vrije stijl.
Valerio Tricoli – Miseri Lares (2lp, PAN, 2014)
Ik ken Valerio Tricoli vooral vanwege zijn samenwerkingen met Antoine Chessex en Thomas Ankersmit, en dat is niet zo vreemd als je bedenkt dat zijn laatste soloalbum van 7 jaar terug is. Dat hij in die tijd aan dit meesterwerk bezig is geweest is aan alles te merken. Miseri Lares duurt bijna 80 minuten en gedurende de gehele speeltijd weet Tricoli te boeien met langdurige experimenten vanuit de studio, waar hij het bronmateriaal (waaronder stemgeluiden) tot op het bot heeft ontleed en weer opnieuw heeft gearrangeerd. Het resultaat is een uiterst donkere en beklemmende soundtrack voor een niet-bestaande film die iedere verbeelding tart. Miseri Lares mag gezien worden als een moderne klassieker in minimale elektro-akoestische compositie en moderne musique concrète. Essentieel dus, in iedere experimentele platenkast.
Rico & A.R.T. Irie
Snoop Do … eh … Lion mag grote jongens zoals Diplo en een legertje gastvocalisten hebben aangetrokken voor die reggaeplaat maar het resultaat was toch wel wat wisselvallig. Dan doet 'onze' Rico het met producer Ali Reza het toch op geheel bescheiden wijze veel beter. De woordenstromen waarin de Fakkelteiteitrapper zijn persoonlijke teksten in verpakt blijven uniek. En omdat het nu toch al Nederlandstalig én reggae is komt Henny Vrienten ook nog even bassen en zingen. Ook beter dan die wat halfslachtige Doe Maar Versies.
Gnaw Horrible Chamber
This Face het vorige album van ex-O.L.D.- en ex-Khanate-zanger Alan Dubin en consorten wilde nog niet erg beklijven. Op het tweede album is flink vooruitgang beboekt en hoewel het nog geen Khanate is blijkt Horrible Chamber wel in staat je in die donkere krochten te sleuren. Liefhebbers van Dubin, zoals ikzelf, kunnen tevreden zijn.
Natural Snow Buildings Daughter Of Darkness
De titel verwijst al naar een film van Harry Kümel en dat is niet de enige referentie. Vampire flicks, giallo's, Grant Morrisson's Invisibles (moet ik nog steeds eens lezen) en ook Santa Sangre van Alejandro Jodorowsky vormen de titels voor stukken variërend in lengte van vijf minuten tot maar liefst drie kwartier. De folkdrones fungeren prima als soundtrack voor zulke duistere en fantastische films. Met zes discs (vinyl op acht schijven, e.e.a. verscheen eerder op tapes) in een mooi handgeschilderd doosje een stevige maar prettige kennismaking met dit duo (en intussen staat ook [i]The Snowbringer Cult[/i] LP op de plank).