Een Slowaakse kannibaal wilde een Zwitser opeten, maar de politie heeft dat voorkomen. Wij weten zeker dat hij neutraal van smaak zou zijn. Meer ongezouten feiten vind je in onze lijstjes uit het:
We luisterden naar: Marcus Fjellström, Cye Wood & Lisa Gerrard, Harappian Night Recordings, Kommissar Hjuler, Weyes Blood, MV & EE, Mickey Newbury, Cherry Ghost, Eleanoora Rosenholm, Islaja, Shava, Raymond Carver, Tyler The Creator en Religious Knives.
Marcus Fjellström – Library Music 1 (cd, Kafkagarden)
De in Zweden geboren componist Marcus Fjellström heeft inmiddels als de fijne release Exercises In Estrangement, Gebrauchsmusik en het vorig jaar verschenen Schattenspieler op zijn naam staan. Tegenwoordig woont Marcus overigens in het immer creatieve Berlijn. Hij combineert neoklassieke muziek met experimenten, elektronisch dan wel akoestisch. De basis wordt veelal gelegd met zachte jagende strijkers, die behoorlijk angstaanjagend klinken. Dit wordt versterkt door al die ronddolende geluiden die te pas en te onpas opduiken. Dat kunnen kraakjes en bliepjes zijn tot echoënde belletjes, rinkelend glas en Afrikaanse duimpiano’s. En dat allemaal op redelijk ingehouden wijze. De spookachtige, desolate atmosfeer die dan ontstaat is soms echt huiveringwekkend. Doods, doemachtig maar met emoties. En bovenal uiterst droefgeestig. Wel, vergeet dat allemaal voor zijn nieuwe cd. Die is namelijk meer gebaseerd op de muziek van oude muziekbibliotheken die voor televisie doeleinden en budgetfilms werden gebruikt en tevens geïnspireerd door de vroege elektronische experimenten van Raymond Scott. Uiteraard zijn er wel raakvlakken met zijn vorige werk, want ook hier tieren de elektronica en neoklassieke stukken welig, maar het is geen conceptueel album. Wel een bijzonder interessante verzameling aan spannende geluiden. Daarnaast is het allemaal ook veel speelser , verrassender en iets luchtiger dan op zijn conceptalbums. Eigenlijk is het gewoon een rete-interessant nieuw album.
Luister Online:
Library Music 1 (albumsnippers)
Cye Wood & Lisa Gerrard – The Trail Of Genghis Khan (download, Gerrard Records)
Dit nieuwe album is voorlopig enkel als digitale release beschikbaar, maar volgens de site van Cye Wood laat de cd niet lang op zich wachten. Het is muziek voor de gelijknamige documentaire. Lisa brengt haar befaamde onaardse zang en fijne cimbaalspel en Cye Wood komt met (alt)viool, gitaar, klokkenspel, percussie en lier. Tel daar nog de exotische instrumenten morin khuur, dombra, yosho en yidaki van diverse gasten bij op en je Oosterse mix is heerlijk op smaak. De dromerige filmische is van een buitengewone schoonheid en blijft ook zonder Genghis Kahn mezzun rugzak fier overeind.
Luister Online:
The Trail Of Genghis Khan (albumsnippers)
Harappian Night Recordings / Kommissar Hjuler – 6 Reviews In Psychopathic Alchemy / Karawane (Split LP, Shamanic Trance, 2011)
Het staat de oren in de eerste instantie nogal tegen, de nietsontziende exploratie van etnische psychedelica door Harappian Night Recordings. Deze in Engeland wonende wereldburger deinst er niet voor terug met allerlei bizarre instrumenten waar ik nog nooit van heb gehoord een agressieve collage van noise, improv en kapot geknipte psych over de luisteraar heen te storten. Af en toe schreeuwt hij er nog wat bij. Iets waar je tegen moet kunnen. De andere kant van het vinyl legt het Duitse Kommissar Hjuler nog meer de nadruk om vocaal werk. In een 25 minuten durend stuk doet hij zijn eigen interpretatie van Hugo Ball’s eerste klankgedicht, Karawane. Het bestaat louter uit niet-bestaande woorden, dus je begrijpt misschien al wat voor soort bizarradelia we nu weer aan onze naald hebben hangen. Met inspiratie uit onder andere de fluxus stroming krijgen we een kolderieke en bij vlagen hysterische voordracht te horen waarbij de term muziek wordt verkleind tot wat rammelende belletjes en scheurend papier. Voor als experimenteel niet meer avant-gardistisch genoeg is.
Weyes Blood – The Outside Room (LP, Not Not Fun, 2011)
Een nieuwe greep in de kleurrijke platenkast van Not Not Fun. Ditmaal heeft het echtpaar Amanda en Britt Brown – onlangs nog in het zonnetje gezet met een artikel in The Wire – Weyes Blood aan de reeks nieuwe artiesten toegevoegd. Als Natalie Mering speelde zij in het verleden bij Jackie-O Motherfucker, waarvan ze hoorbaar wat elementen van heeft overgenomen. Vooral het psychedelische, langgerekte en het verlangen om folk invloeden in de muziek te verwerken is duidelijk terug te vinden op het debuutalbum The Outside Room. De folk drones lijken enige richting te ontberen, waardoor de onheilspellende balladen als verloren zielen door de nacht dwalen. Daarbij helpt het lo-fi geluid ook wel een handje. Toch zijn dit geen minpuntjes: structuur en een heldere productie zou deze subtiele trip te dicht bij de grond houden. Dat gebeurt al genoeg met haar zweverige gezang, die in andere recensies nogal eens met Nico wordt vergeleken. Mooie hoes, ook.
MV & EE – Country Stash (LP, Three Lobed, 2011)
Op Boomkat staat in de review te lezen dat dit het folky antwoord is op de recente spacy discografie van Not Not Fun. Niet alleen doet dat mijn oren spitsen; het zit er niet eens zo ver naast. Maar eigenlijk staan Matt Valentine en Erika Elder al veel langer op eigen benen, en hebben ze zo’n vergelijking niet nodig. Hun eindeloze lijst releases staat inderdaad bol van de psychedelica met hemelse thema’s, vaak gekleed in folk uit de Appalachen, een snufje progrock, elektronica en Oosterse wijsheden en instrumenten. De vele live albums hebben zeker niet het afgewerkte geluid van deze opname vanuit de studio, wat Country Stash tot één van de meest interessante aanhaakpunten maakt. Zonder het rafelige komt de bezwerende muziek van het duo het beste uit de verf.
Mickey Newbury – Looks Like Rain
Op het I Love Music-forum hebben ze vermoedelijk alle platen die ooit gemaakt zijn besproken (net zoals ze door Jan Willem gehoord zijn). Handig, want zo pik je nog wel eens wat op. Mickey Newbury bijvoorbeeld, mij tot een paar dagen geleden totaal onbekend, en daarmee een mooie 'nieuwe ontdekking'. Er komen eind deze maand Drag City re-releases aan van deze Nashville-songwriter, zowel op lp als in een nogal prijzige cd-box. Nu hopen dat ook wat andere media (de VPRO gids bijvoorbeeld) er aandacht aan besteden. Looks Like Rain is een fascinerend eenvormig album, eigenlijk wel wat te vergelijken met die recente plaat van Josh T. Pearson. Alleen dan in veel klassiekere stijl gezongen en gespeeld. Acht aaneensluitende overpeinzingen (met tussendoor onweers- en regenbuien) over het alledaagse, de meisjes en de blues. Af en toe zwelt een engelenkoortje aan, in David Ackles-songbookstijl, maar het gevoel blijft ook dan desolaat dolende ziel-minimalistisch; de eenzame stadscowboy fluit diep in de nacht een wijsje om zichzelf wakker te houden. Met name de ritmes vallen op, tinkelend en rinkelend, pulserend op de achtergrond, heel apart en op een vreemde manier 'modern'. In kippenvel-hoogtepunt I Don't Think Much About Her No More hoor je dat Will Oldham niet voor niets fan is. En afsluiter Looks Like Baby's Gone is Astral Weeks op prozac.
Cherry Ghost – Thirst For Romance
Het debuut van deze Britse indie-klasbakken, die u nú kunt ontdekken, voor ze over drie platen doorbreken. Vergeleken met het grootse tweede album Beneath The Shorelines, is deze wat country-Amerikaanser van toon. Ik hoorde dit keer vooral The Veils, Guillemots en zelfs Tim Knol. Mooiste nummer is het donker zwierende False Alarm. 'I'll deconstruct the sweetest sounds, with godless eyes I'll watch you drown/I'll drag you down with me'.
Eleanoora Rosenholm Hyväile minua pimeä tähti
Elanoora Rosenholm was een ontdekking doordat ik in de veronderstelling verkeerde dat het label Fonal vooral ongestemd gepling en geplong uitbracht. Het tweede album Älä kysy kuolleilta, he sanoivat was echter iets heel anders. Het tien minuten durende Puoli päivää Firenzestä itään (op kant B van Hyväile minua pimeä tähti) vat het aardig samen: synthesizerpop met flarden Karelische folk, kerkgezang, seventies progrock en filmische suspense. Daar is niet veel aan veranderd ten opzichte van de vorige albums, maar het derde album is wel iets donkerder. Het niveau sowieso onveranderd hoog.
Islaja Keraaminen Pää
Wat ik van Islaja hoorde voldeed behoorlijk aan mijn vooroordelen jegens Fonal. Ga eerst je instrumenten maar eens stemmen, was mijn eerste reflex. Toch Merja Kokkonens derde een kans gegeven en niet voor niks. Haar stem is zeker niet altijd loepzuiver, maar er zit een gevoel in wat erg mooi past wat afstandelijke Scandinavische elektronica. Een charmant soort, tja, onbeholpenheid, een beetje 'clunky'. Iets wat ook terugkomt hoe nummers als Ihmispuku, die als een soort freeform liedjes overkomen. Het zwalkt een beetje langs een wat willekeurig aandoende lijn. Het is een avontuurlijkheid die ik mis bij het recentere werk van Susanna (& The Magical Orchestra), maar ik vind 'goeie liedjes' soms dan ook een beetje saai.
En dan is er nog de ontdekking Shava. Zogenaamde 'Suomibhangra', ofwel Hindoestaanse dansmuziek, maar dan uit Finland. Behalve dat de Finse taal zich verrassend goed leent voor deze muziekstijl onderscheidt de groep zich door de 'organische' band-/rockbenadering van het door computers overheerste genre (zo las ik pas nog in een recensie van een liveplaat van bhangra superster Jassi Sidhu). Debuut cd Betoninen kotimaani is inmiddels onderweg …
Raymond Carver – Beginners
Raymond Carver is een in 1988 overleden schrijver van korte verhalen. Wellicht kent u de film Short Cuts (1993), gebaseerd op zijn werk. Hij wordt ook wel de Amerikaanse Tsjechov genoemd, al is het de vraag in hoeverre beide schrijvers zelf het daar mee eens zouden zijn. Carver kon geen romans schrijven, hij was een minimalist, en dat voerde hij door in zijn verhalen, daarin gestuurd door mentor John Gardner en editor Gordon Lish. “Where Gardner had advised Carver to use fifteen words instead of twenty-five, Lish instructed Carver to use five in place of fifteen.” Dat zorgt voor hoogst leesbare compacte wereldjes vol klein menselijk drama. Beginners is de volledig gerestaureerde versie van zijn beroemde verzameling ‘What We Talk About When We Talk About Love’, waar in de tijd door Lish enorm in geknipt is. Dit is mijn eerste ervaring met de verhalen, dus een vergelijking kan ik niet maken. Critici zijn het er echter nog niet over eens of deze volledige versies allemaal een verbetering zijn. Het zijn de versies zoals de auteur ze bedoeld heeft, tijdens zijn leven had hij ze graag gepubliceerd gezien, en dat is voor mij de reden om ze als definitief te beschouwen. De verhalen zijn aanvankelijk slice of life fragmenten van droevige levens. Getergde mensen die iedere relatie die ze aangaan zonder het te willen stukmaken. Kapotte mensen, uit balans, vrijwel allemaal aan de zuip. Deze eerste verhalen zijn overdonderend, en in het geval van Where is Everyone, compleet vernietigend. Na verloop van tijd beginnen de verhalen aan alledaags realisme te verliezen. Een brute moord, een dove visliefhebber, en vissers die hun weekendje niet laten verpesten door een lijk in de rivier vullen de pagina’s, en dan kan de lezer beginnen te merken dat het geen losse verhalen zijn. Zeer specifieke details duiken keer op keer op. Het boek krijgt extra dimensies die direct overlezen een must maken. Terwijl sommige verhalen op het eind misschien minder hard aankomen, groeit het besef van een eenduidigheid, en Carver, die zogenaamd geen roman kon schrijven, prikkelt de lezer met de wanhoop die ons allemaal verbind. Een zeer indrukwekkend werk.
Tyler, The Creator – Goblin (XL Recordings, 2011)
Eindelijk is daar Goblin, het langverwachte en ondertussen al doodgehypte album van Odd Future ‘leider’ Tyler, The Creator. Het album is een grofgebekte counselingsessie met een soms dikke knipoog. Het resultaat probeert het midden te houden tussen een uitgebreide blogpost over depressie, en een feestalbum, en het was beter geweest als hij daarin een keuze gemaakt had. Tyler wil alle mogelijke feedback ondervangen door nadrukkelijk te benoemen wanneer een nummer voor om te lachen is. Hé, ’t is niet serieus, zegt ‘ie net voor een nummer met als mantra ‘kill people burn shit fuck school’, een van de hoogtepunten van het album, maar de impact verwatert door de letterlijk zo genoemde ‘disclaimer’. Van dit genre hoort het een gegeven te zijn dat lyrics, en dan met name de meer gewelddadig gestoorde, niet per definitie serieus genomen moeten worden. The proof is in the pudding. Al die harde mannen, spelen zij ondertussen niet in de meest gecastreerde, blanke televisieshows die Amerika te bieden heeft. Is het geen satire van Tyler’s kant, dan is het slechts een uitlaatklep, en daar is ook niets mis mee, het legt de lat alleen een stuk lager. Langzaam is niet hetzelfde als diepgang, en dan vooral niet met de flauwekul waar Tyler de zogenaamd serieuze nummers mee volpropt. ‘What I’m trying to say is…’ Fuck off, wat komt een broekie van nauwelijks 20 me nu vertellen over hoe de wereld in elkaar zit. Toch, ik wil niet haten, er valt enorm veel te genieten aan Goblin, zolang je jezelf gezellig laat mee lachen met de misantropie. Het album staat vol potentiële hits, en laten we niet vergeten dat Odd Future nog letterlijk en figuurlijk in de kinderschoenen staat. Goblin zal een van de meest besproken albums van het jaar worden, en nu is het aan Tyler zelf om relevant te blijven. Als hij over drie jaar nog steeds over verkrachting grapt, dan zal het een heel eind gedaan zijn met de brede interesse. Lukt het hem om zijn serieuze materiaal beter uit te werken, en nog steeds krakers als Tron Cat op te nemen, dan is er nog hoop. Er is meer dan genoeg tof materiaal op Goblin voor een hartelijke aanbeveling, én er is ruimte voor verbetering, niet slecht voor een (officieel) debuut. Ach, die jeugd van tegenwoordig hè…
Religious Knives – Smokescreen (Sacred Bones, 2011)
Deze band, ondertussen veel meer dan een zij-project, is ontstaan uit een samenwerking tussen Mouthus en Double Leopards. Die bands hebben hun sporen in de hedendaagse experimentele muziekscene allang verdiend. Voor krediet hoeven ze dus niet meer te bedelen. Wie nog steeds vasthoudt aan de genialiteit van de -in een betere wereld beroemde- Remains compilatie komt bedrogen uit. Religious Knives is nog steeds enorm dronend, maar heeft zich met It’s After Dark ontwikkeld tot een daadwerkelijke band. Deze lijn wordt op Smokescreen voortgezet. Het thema is nog steeds Brooklyn after dark, en dat levert een echte nachtplaat op, vol enge steegjes en het bijtende gevoel dat de verlaten stad zich opmaakt op een nieuwe werkdag ZONDER JOU. Religious Knives is niet vies van het herzien van eigen materiaal. Op Resin werd The Sun al opnieuw opgenomen, en voor Smokescreen komt The Streets weer voorbij. In allebei de gevallen zijn het verbeteringen, hoewel de meer subtiele originelen in de context van het It’s After Dark album waar ze vandaan komen niets aan bestaansrecht verloren hebben. Remains, en meer bepaald de Bind Them/Electricity and Air single uit 2006 die daarin is opgenomen, blijft toch een aanrader, en een glimp van een andere richting die de band op had kunnen gaan. Met de langzame percussie, verloren, diepe vocalen en minimaal, snerpend gitaarwerk heeft Religious Knives een direct herkenbare sound gekregen, die over alle nummers heen is gegoten, waardoor het een heel eenduidige set is, bijna constante variaties op eenzelfde thema. Religious Knives is een band die het waard is om op de voet te volgen. Dit album is een prima representatie van de huidige band, en een van de betere albums van het jaar.