De trekvogels zijn langer onderweg door klimaatveranderingen. Geeft ons (inclusief 1 vrouw) extra tijd om nestjes lijstjes te maken voor het:
Bronnt Industries Kapital – Hard For Justice (cd, Get Physical Music)
Het elektro-folk gezelschap uit Bristol heeft al twee mysterieuze albums afgeleverd. Beide zeer filmisch, waarvan de eerste Virtute Et Industria haast sacraal en de tweede Häxan zer duister. “And now for something completely different” is een zin die ook bij Guy Bartell door zijn hoofd moet zijn gegaan, want op de derde cd Hard For Justice koppelt hij het voorgaande aan lekkere dancebeats, psychedelische sounds en krautrock. Daarvoor haalt de multi-instrumentalist overstuurde orgels en andersoortige elektronica uit de kast. Hij werkt hier ook een paar maal samen met Nick Talbot van Gravenhurst. Dit alles laat hij landen binnen de filmische kaders, waardoor je nog wel aanknopingspunten vindt met zijn voorgaande werk. Ja en dan kan je eigenlijk alleen maar spreken over een ijzersterke move en evenzo album.
Luister Online bij Myspace:
Knights Of Vipco / Objects & Purpose
Ulan Bator– Soleils(mcd, Acid Cobra)
De ooit volledig Franse band is uitgegroeid tot een internationaal gezelschap en alleen Amaury Cambuzat is nog over van de oorspronkelijke bezetting. Dat maakt voor de fraaie muziek niet veel uit. Deze is nog steeds een ijzersterke kruising tussen postrock en krautrock. Amaury maakt dan ook deel uit van de band Faust tegenwoordig. Deze prachtige mini van 5 nummers is een voorproefje voor het later dit jaar te verschijnen hele album, waarschijnlijk weer uitgebracht op het eigen Acid Cobra label.
Luister Online bij Myspace:
Airplane
Gareth Hardwick– Aversions(cd, Low Point)
Gareth Hardwick zegt u? Nooit van gehoord! Maar als ik hoor dat hij werkt met Machinefabriek en andere goede muzikanten, moet ik hem toch eens uitchecken. Het eerste dat ik tegenkom is het remixalbum Aversions. Hierop kom ik allemaal fijne mixen tegen van Library Tapes, Xela, Steinbrüchel, Strategy, Machinefabriek en anderen. Een naam om te onthouden, wat ik je brom.
Voor de rest ben ik druk bezig Celer releases te verzamelen….wat een superproject!
Tom Pintens – Winter Maakt Ons Vrolijk
Het was een goeie week voor Belgenpop. Eerst herontdekte ik voor de zoveelste keer Plan B van Gorki. Met name de eerste helft is uitstekend en voelt zeer persoonlijk aan. En dan dit. Tom Pintens is een vreemde snuiter, met een hele rare stem. Maffe dictie/articulatie, hele vlakke melodieën, met de klemtoon vaak aan 't end, en toch werkt het verslavend. Met z'n rollende 'r klinkt ie in opener De Nacht van Spanje als een kabouter met een sik uit een of andere ouderwetse jeugdserie. "Een deel van haar vriendinnengroep zegt dat ik er niet toe doe". En zingt ie in een van de grotere hits van de plaat (In Charleroi) nou over "Mijn Breda". (Dat zou nogal vreemd zijn) Er staan een stuk of vier echte pareltjes op, waarvan de beste Terwijl de Melk Overkookt Is. Een jong stel droomt over een kind. "We verzinnen alvast namen, ik schrijf ze in een kader, terwijl de melk overkookt". Teksten trouwens van zijn vriendin, een goed combo. Heeft ook wel iets lekker ouderwets, een tekstschrijver, die enkel en alleen die taak heeft.
Ramblin' Jack Elliott – Iets titelloos en de nieuwe
Voor File Under luisterde ik deze week z'n nieuwe, A Strange Here, een plaat met blues-covers onder auspicien van Joe Henry. Aardige plaat, al rolde er wel een positievere recensie uit dan ik in eerste instantie in gedachten had. Over de meeste platen kun je natuurlijk zowel wat positiefs als negatiefs zeggen en 't ligt er (bij mij in elk geval) maar net aan hoe de flow van de recensie loopt waar van de twee de nadruk op komt te leggen. (Dat klinkt wel heel arbitrair hè?) Eigenlijk was de herontdekte Ramblin' Jack Elliott lp die ik tijden terug uit de ramsj haalde leuker. De man is eigenlijk meer stand-up comedian dan zanger, in elk geval daar. (Denk aan zijn protégé Arlo Guthrie en Alice's Restaurant) Grapjes over oenige cowboys die een wc voor voetenwasser aanzien. Ook wel wat gevoeligere herdernummers. ("Ga maar liggen kleine schapies") Het slotnummer (de barkraker Jack O' Diamonds) heeft een mooi aan te wijzen seconde genialiteit. Na wat leuke oneliners zingt Jack over z'n zoontje ("you're my pop, aincha") en hoe dat kreng vervolgens aardappelpuree in zijn haar smeerde. En dan laat ie z'n stem een beetje kraken: "Diiisgusting!"
White Heat (Raoul Walsh)
Top of the world ma! Ik was eerder al enthousiast over Footlight Parade en dit is weer een heel andere kant van James Cagney. Wat een geniaal gekke schurk. Daar hebben zowel Anthony Perkins (Norman Bates) als Heath Ledger (de Joker) flink wat van opgestoken. Let speciaal op een vrolijke naturelle scène tegen 't end. De drie hoofdpersonages, naast Cagney een undercover-agent (Edmond 'O Brien) die zich bij z'n gangsterbende heeft gevoegd en 't liefje (Virginie Mayo) van de baas, zitten te dromen over wat ze met de opbrengst van de volgende heist kunnen doen. Vooral 't meisje, gold digster, raakt helemaal enthousiast. Ze springt enthousiast op de bank op en neer, en dan hop, op de rug van Cagney. Hij loopt met 'r de kamer uit en kijkt nog even grijnzend om naar de agent, die de radio gaat "repareren".
Susan Alcorn And I Await The Resurrection Of The Pedal Steel Guitar
Op een mij toegezonden verzamel-cd'tje getiteld Last Winter We Didn't Sing sprong een uitgesponnen experimenteel stuk voor pedalsteel er voor mij meteen uit. Ik was al verliefd op de pedal steel, maar iemand die Messiaen aanhaalt (de titel is een variatie op zijn Et exspecto resurrectionem mortuorum) en lovende woorden van Pauline Oliveros krijgt, dat wekt mijn interesse. Gewapend met slechts de pedal steel en een uitzonderlijke beheersing van het instrument weet Alcorn twee plaatkanten met gemak te boeien. Uitgesponnen, ruimtelijk, gedragen, soms bijna pastoraal, weet Alcorn een bijzondere nieuwe draai te geven aan het instrument. Het doet wat denken aan Bill Frisell en dan vooral wat dingen die hij in het kader van Naked City deed. Natuurlijk de uitvoering van Messiaen's Louange à l'éternité de Jésus maar ook het Absinthe album (waar Messiaen overigens ook niet aan voorbij is gegaan). Een unieke plaat die een bijzondere kant laat zien van dit prachtige instrument.
مايا نصري discografie op de shuffle
Een nieuwe lente, een nieuwe Libanese schone om dat feit op te leuken. Maya Nasri dus, haar stem is zo prettig als haar aanzien en de instrumentatie is weer soepeltjes als altijd. Timbaland mag de Arabische popmuziek uitgebreid plunderen, uiteindelijk kunnen die houterige samples het echt niet opnemen tegen die geöliede orkestjes (en dan heb ik het nog niet over z'n automatische pilootklusjes als Scream). Niet dat er geen computers zijn, maar komt altijd wel even een buzuk, ’ud of qanun aan te pas en natuurlijk zijn er de altijd vrolijk rondfladderende strijkjes. En die gaan dan in Ghmorny ta3aa weer even aan de haal met Britney's Toxic. It's a small world after all…
Mode Als je voor de derde keer leggings in het modebeeld ziet verschijnen weet je dat je oud bent. Dat ik oud ben merk ik aan alles. Alleen nog hoogbejaarde mannen van veertig kijken naar me en stiekem begin ik ook steeds vaker te denken dat vroeger alles beter was. Vroeger kon je niet eens door een popconcert heenkletsen, want het volume waarmee de band speelde was zo hard dat je wel spontaan gebarentaal ontwikkelde. Zaterdagavond was ik bij de Tommy Hilfigeravond in Paradiso. Wat mij betreft maakt Hilfiger suffe zeilkleding voor ballen die niet eens bestand is tegen een Nederlandse wasmachine. Echt waar, de gaten zitten in het enige Hilfigershirt dat ik ooit heb mogen wassen. Ik zag er drie bands: The Films, Apes and Androids en The Virgins. Het voelde als tijdreizen en drie keer waren het voorstudies voor bands van 50, 40 en 30 jaar geleden waarvan we nu weten dat ze destijds vernieuwend waren, maar die in deze versie volledig oubollig zijn en de plank misslaan. Matige bands. Naar matige tot slechte bands kijken is nog nooit een probleem geweest. Bandjes kijken is altijd leuk, maar nu voelde ik me bekocht. Laat de fashionboys zich alsjeblieft bezig houden met waar ze goed in zijn… in ondraagbare en wasbare kleding maken. Dit was een uitverkoop, nee een opheffingsverkoop.
Far from the madding crowd (John Schlesinger, 1967)
Thomas Hardy moet je getrouw verfilmen, want die man schreef prachtige, monumentale verhalen. Zorg jij er als regisseur dus maar voor dat het Engelse platteland er mooi uitziet en dat de film zeker niet te kort is. Roman Polanski deed het met Tess, en deze verfilming is van hetzelfde niveau. Schlesinger maakt geen karikaturen van de personages, ontwijkt de sentimentaliteit, heeft zichtbaar plezier in het verbeelden van Hardy’s erotische metaforen (een geweldige sabel-scene) en huurde Nicholas Roeg in voor de cinematografie.
À nos amours (Maurice Pialat, 1983)
Ik heb het idee dat de Anglo-Saksische cultuur (waar ook wij toe behoren) Maurice Pialat een beetje onderschat. Niet dat ik nou zoveel van deze man gezien heb, maar Police (met Gerard Depardieu en Sophie Marceau) en ook deze doen een supertalent vermoeden (een vermoeden, zo zul je zien, dat dan geloochenstraft wordt bij de volgende film). Hij geldt, niet helemaal ten onrechte, als de Franse Cassavetes, die verité geschoten emotioneel beladen films maakt. Sandrine Bonnaire speelt hier zeer bevlogen een 15-jarige slettebak die alleen gelukkig is als ze met een jongen is. Naarmate de film vordert wordt duidelijk dat de verknipte gezinssituatie daar mede debet aan is. Pialat zelf speelt Bonnaires vader en de scenes tussen die twee – á l’improviste, zoals het zich laat aanzien – zijn om door een ringetje te halen.
Wonderful town (Aditya Assarat)
Helemaal in mijn straatje. Architect Ton komt aan in een kustplaatsje, waar de tsunami haar verwoestende werk heeft verricht, om daar de supervisie te voeren over de bouw van een hotel. Hij checkt zelf in bij een goedkoop hotel, waar hij het aanlegt met de eigenaresse Na. De film volgt deze ontwikkeling zeer geduldig met een toon die het midden houdt tussen de films van landgenoot Weerasethakul en de slaapronken films van Ratanaruang. Steeds wordt duidelijk dat de tsunami nog steeds in de mensen zit. En steeds voel je, of hoop je, dat de film gaat zweven, boven zichzelf gaat uitstijgen, dat het meer wordt dan een stemmig verhaal over een opbloeiende liefde in een dorpje dat langzaam de draad weer oppakt. Dat gebeurt in het laatste kwart (spoiler alert!!), wanneer Ton in zijn auto gezeten opeens besluit zijn ex-vriendin te bellen en de kijker zich afvraagt waar dat nou opeens vandaan komt. In één klap wordt het predicaat “goede” losgeweekt van “intenties”, wordt onze bouwer een indringer en verwordt “helpen” tot “cashen”. De dorpelingen hebben helemaal geen zin om voor een tweede keer verkracht te worden en zien in Ton bepaald niet de helpende hand, zo blijkt uit de geweldadige apotheose. Deze Thaise film zit vol ambities en vraagt wat van de kijker. Het deed me in die opzichten denken aan het (eveneens zeer geslaagde) La mujer sin cabeza (Lucrecia Martel) van vorig jaar. In de gaten houden, deze Assarat.
Kortom, ik had een topweek.