Het is carnaval. En door naar onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: William Basinski, Collettivo Decanter, Elias Dris, Howe Gelb, Kronos Quartet with Mahsa & Marjan Vahdat, Rema-Rema, Sleaford Mods, Tiny Ruins en The Young Gods.
Jan Willem
William Basinski – On Time Out Of Time (cd, Temporary Residence Limited / Konkurrent)
De Amerikaanse muzikant/componist William Basinski brengt al sinds 1998 zijn releases naar buiten en geldt als een autoriteit op het gebied van de experimentele ambient, waarin ook minimal music, drones en neoklassiek en drones worden geïncorporeerd. Op toonaangevende wijze laat hij veel bijzonders de revue passeren, waarbij zijn Disintegration Loops serie, gebundeld als boxset, nog altijd wel tot één van zijn absolute hoogtepunten behoort. Overigens is hij van origine een klassiek geschoolde klarinettist en tevens opgeleid als jazzsaxofonist en componist. Hij heeft onder andere gewerkt met Diamanda Galás, Rasputina, Antony, Richard Chartier, Lee Ranaldo, The Murmurs, Lawrence English en zijn eigen Life On Mars. Daarnaast runt hij nog het 2062 label. Iemand zei me laatst dat ambient één pot nat is. Natuurlijk is het vrijwel allemaal verstilde muziek, maar de nuance zit hem in de subtiele details. En dan zit er nog een verschil in hoe alles is opgebouwd en welke wendingen er worden aangebracht. Dan heb ik het nog niet eens over verschillen in volume, want die bepalen voor mij juist veel minder. Basinski heeft de kunde om op alle vlakken subtiliteit op meesterlijke wijze in wonderschone en meeslepende muziek om te zetten. Zonder scherpe randen, maar met de scherpte in de compositie. Dat geldt ook voor zijn nieuwe On Time Out Of Time, dat hij in 2017 in opdracht voor de tentoonstelling “Limits Of Knowing” te Berlijn heeft gemaakt en specifiek voor de de installatie “ER-EPR” en “Orbihedron” van de kunstenaars Evelina Domnitch en Dmitry Gelfand. Op het album vind je de gelijknamige titeltrack van bijna 40 minuten lang plus een live, tijdens de installatie, opgenomen track van een kleine 10 minuten. Basisnki weet je weer mee te slepen naar een parallel universum vol ongrijpbare, filmische schoonheid, die liefhebbers van Stars Of The Lid, Celer, Brian Eno, Loscil, Rafael Anton Irisarri, Marsen Jules en Thomas Köner ook wel aan zal spreken. Een meesterlijke nieuwe worp.
Collettivo Decanter – Emilia D’Hercole (cd, Visage Music / Xango Music Distribution)
Het Italiaanse Collettivo Decanter wordt in 2006 opgericht. In 2012 laten ze hun album Aria Con Capo het licht zien, waarop al gauw duidelijk wordt dat de groep niet voor één gat te vangen is. Ze brengen namelijk Italiaanse folk, zowel songs als instrumentale muziek, die ze een jazzy twist geven. Dat is niet alleen een tikje bevreemdend maar ook wonderschoon en anders. Ze zijn ook actief in andere groepen als Syndone, Misticanza Trio, Jazz Art Orchestra, Gipsy Soul, Organic Quartet en L’Orage, waardoor een vervolg wellicht zo lang op zich laat wachten. Maar het kwartet is nu terug met Emilia D’Hercole, waarop ze die ingezette lijn doortrekken. Marta Caldara (piano, duimpiano, marimba, vibrafoon, Rhodes), Alessia Galeotti (zang), Marco Perona (gitaar) en Vincent Boniface (accordeon, klarinet, sopraansaxofoon, lage fluit, bansuri, doedelzak, percussie) laten hier een patchwork aan stijlen horen, van pastorale folk en Italiaanse muziek tot jazzy songs en smaakvolle pop, waarbij ze nog enige vocale ondersteuning krijgen. Ze brengen hier veelal ingetogen songs vol weemoed, maar komen een enkele maal ook uitbundig en meer uptempo uit de hoek. Het is een verrassend en bijzonder mooi wat ze hier laten horen. Een heerlijke blend, die liefhebbers van zowel pop- als jazz- en wereldmuziek zou kunnen bekoren.
Elias Dris – Beatnik Or Not To Be (cd, Vicious Circle)
In 2017 debuteert de Franse zangeres, gitarist en toetsenist Elias Dris met Gold In The Ashes, dat door Tom Menig (vader van Alela Diane) is opgenomen. Het is een sprankelende geheel van folk, rock, pop en altcountry. Dris beschikt ook over een prettig bitterzoete zangstem, die je moeiteloos weet mee te slepen. Ze geldt als een grote belofte. Eerder dit jaar komt de pas 24-jarige met Morgane Imbeaud met het album Homeward Bound, waarop ze op frisse wijze de songs van Simon & Garfunkel nieuw leven inblazen. Nu is het tweede album Beatnik Or Not To Be van Elias Dris een heugelijk feit. Ze gaat hierop breder te werk en werkt met een handvol gasten die gitaar, bas, piano, synthesizers, programmering, drums, keyboards en zang brengen. Dat brengt haar in de hoek van downtempo, droompop, synthwave en folkrock met lichte experimenten. In de 9 tracks laat ze hier zo’n ander en toch herkenbaar geluid horen, hetgeen net zo prijzenswaardig als prachtig is. Om een idee te krijgen moet je denken aan een spannende kruisbestuiving van Soap&Skin, Nina Nastasia, Shannon Wright, Angel Olsoe en Karen Elson. En dat in feite al met een volslagen eigen sound. Daarmee is ze de belofte ver voorbij en gewoon een nieuwe ster aan het firmament om in de smiezen te houden.
Howe Gelb – Gathered (cd, Fire / Konkurrent)
Dat de Amerikaanse zanger/muzikant Howe Gelb titels als de “godfather van de alt-country” en de “oudere ambassadeur van de desert-rock” toegedicht krijgt, heeft hij niet alleen te danken aan zijn 33 jaar lopende project Giant Sand maar eveneens aan zijn solowerk. Solo pakt het soms minder serieus aan en behoren rock, country, blues, punk, garage, lo-fi, jazz, gospel, avant-garde noise en zelfs flamenco en zigeunermuziek tot zijn repertoire. De laatste paar jaren pakt hij het dikwijls meer jazzy aan. Dat is tevens het geval op zijn alweer 24ste album Gathered. Hij mag hier rekenen op steun van M. Ward (She & Hime, Monsters Of Folk), Anna Karina, Gabriel Naïm Amor (Amor Belhom Duo, ABBC), Fernando Vacas (Flow), Juan Panki (Cherokee), The Lost Brothers, Kira Skov (Kira And The Kindred Spirits), Pieta Brown (Love Over Gold), zijn dochter Talula Gelb en “onze” J.B. Meijers. Het levert 15 tracks vol heerlijk nachtelijke jazz op, her en der aangelengd met altcountry, gospel en surf. De sfeer is zo zwoel als die van Serge Gainsbourg, terwijl de muziek ook wel eens aan een mix van Lambchop, Johnny Cash en Giant Sand doet denken. Zijn stem is net zo fraai laag is als die van Leonard Cohen. Dat maakt dit alles tot een stemmig prachtalbum, waarbij hij ook in de herfst van zijn leven zijn eretitels waarmaakt.
Kronos Quartet with Mahsa & Marjan Vahdat – Placeless (cd, Kirkelig Kulturversted / Xango Music Distribution)
Alleen op papier al is de combinatie van Kronos Quartet met de Iranese zussen Mahsa en Marjan Vahdat al een gedroomd en wereld. Het legendarische Kronos Quartet wordt in 1973 al opgericht door violist David Harrington, die vanaf 1978 al door de huidige tweede violist John Sherba. De groep kent nogal wat wisselingen in de line-up maar bestaat tegenwoordig verder uit altviolist Hank Dutt en celliste Sunny Yang. Het combo laat al vanaf het begin een breed geluid horen, waarbij ze zowel werken van hedendaagse componisten (Steve Reich, Arvo Pärt, Henryk Górecki, Philip Glass, Terry Riley) als oude meesters uitvoeren, met vaak excentrieke shows. Daarnaast zijn ze vermaard om de fusies die ze aangaan met andere genres als tango, jazz, volksmuziek, filmmuziek, experimentele muziek en zelfs rock, hetgeen ze ook nog wel eens met artiesten uit de genres samen doen. Kortom, een groep met een open mind en een onbegrensd bereik. Masha en Marjan Vahdat zijn jaren geleden naar Noorwegen uitgeweken om hun muziek te kunnen maken, die ze meestal op het het Noorse kwaliteitslabel Kirkelig Kulturverksted uitbrengen. Na de Islamitische revolutie in 1979 is het in Iran namelijk onmogelijk geworden voor vrouwen om kunst te maken. De zussen weigeren het zingen echter op te geven. Ze maken diverse albums samen, maar ook diverse solowerken. Mahsa is tevens meer te horen in diverse samenwerkingsverbanden. Maar wat ze ook maken, hun zang is telkens weer het oorstrelend middelpunt. Beide beschikken over een betoverend mooi droefgeestig geluid waaruit universele emoties spreken, zodat de muziek -of je het nu verstaat op niet- toch zal begrijpen. Op uitnodiging van het Kronos Quartet heeft Mahsa Vahdat 14 nummers gecomponeerd voor zowel klassieke Perzische (Hafez, Rumi) als hedendaagse gedichten (Forough Farrokhzad, Mohammad Ibrahim). Daarbij krijgen ze hulp met de arrangementen van Sahba Amenikia (Iraan/ Amerikaans),
Aftab Dervishi (Iraans/ Nederlands), Jacob Garchik (Amerikaans) en Atabak Elyasi (Iraans), wat ook de brede internationale aanpak nog maar eens laat zien. Ook hier laten de zusjes hun geweldige zangkunsten horen, waar je gewoonweg kippenvel van krijgt zo mooi. Mahsa neemt 7 songs voor haar rekening en Marjan is in 4 nummers solo te horen. Daarnaast brengen ze ook nog 3 duetten. Alleen dat is de aanschaf van dit album al waard, maar dan krijg je ook die ongelooflijk wonderschone muzikale omlijsting van het Kronos Quartet. Het brengt je naar ongekende plekken waar universele, adembenemende schoonheid en vriendschap heersen.
Rema-Rema – Fond Reflections (2cd, 4AD)
Je hebt soms van die sleutelplaten dan wel bands, waar je geen benul van hebt. Eén daarvan is Rema-Rema, die slechts van 1979 tot en met 1980 hebben bestaan en eigenlijk alleen de epee Wheel In The Roses (1980) hebben uitgebracht, waarop 4 sterke post-punk nummers staan. Het is tevens één van de eerste releases op het 4AD label. Twee nummers ervan worden later door This Mortal Coil uitgevoerd. De groep bestaat uit Gary Asquith (gitaar, zang), Marco Pirroni (guitar), Michael Allen (bas, zang), Mark Cox (keyboards) en Dorothy “Max” Prior (drums). Hoe het gaat: Allen en Pirroni komen uit de punkband The Models en Rema-Rema valt uiteen als Pirroni zich bij Adam And The Ants voegt. Hij duikt ook op bij Siouxsie & The Banshees en Spear Of Destiny. Allen vormt na Rema-Rema met Cox en Asquith de 4AD band Mass. Daarna maakt hij met Cox een doorstart in The Wolfgang Press, wederom op 4AD en met Andrew Gray van In Camera. Asquith op zijn beurt duikt later weer op in niets minder dan Renegade Soundwave. Dan is er nog Prior, die dikwijls simpelweg Max genoemd wordt. Zij is nog terug te vinden bij Psychic TV en The Monochrome Set. Met zo’n wijd verspreid netwerk mag je dus gerust spreken van een sleutelband. Maar hoe zit dat met de muziek? Rema-Rema laat een onderkoeld log geluid horen, dat van invloed is op vele 4AD en andere bands in die tijd. Ondanks hun korte bestaan echoot hun sound nog lang door in de muziek van velen. In 2003 ziet de genoemde epee wederom in verbeterde versie het licht, ook op cd. Maar krap 40 jaar na die bewuste epee, is er nu hun debuut dat nooit een debuut mocht worden: Fond Reflections, die uitgesmeerd worden over 2 schijven. De eerste heeft de ondertitel “Demos And Demolitions”, waarop je naast 4 ruwe dan wel live versies van de epee ook nog eens de 6 andere tracks “Gallery/Oh Rock N Roll”, “Lost My Way”, “Short Stories”, “International Scale”, “Why Ask Why” en “Entry” vindt. In bijna 50 minuten brengen ze hier dus een soort debuut uit met veel nog niet eerder gehoord materiaal. Op de tweede schijf krijg je in een kleine 34 minuten nog eens 7 tracks. Dat zijn de 4 geremasterde tracks van de in 2003 verschenen versie, aangevuld met een studioversie van het nummer “Entry” en de voor mij ook nieuwe tracks “No Applause” en “Murdermuzic”. Wat brengen ze hier een hoop verloren gewaande schatten naar boven. Geweldig. Een oerknal van lang geleden naar een nieuw muzikaal tijdperk, waar we nog altijd de vruchten van plukken.
Sleaford Mods – Eton Alive (cd, Extreme Eating)
Ik vind het Britse duo Sleaford Mods uit Nottingham een verademing in muziekland. Vanaf 2007 brengen ze hun muziek naar buiten, waar ze lak hebben aan veel en maatschappelijk geëngageerd zijn. Ze nemen daarbij bepaald geen blad voor de mond. Het duo bestaat uit zanger/rapper Jason Williamson en sinds 2012 uit instrumentalist Andrew Robert Lindsay Fearn. Williamson land met zijn stem ergens tussen G>W. Sok en een rustige Jello Biafra, die beiden ook qua attitude wel passen. Op hun nieuwe cd Eton Alive snijden ze weer diverse maatschappelijke thema’s aan. In de cd vind je ook allemaal websites van dierenorganisaties tot organisaties die zich inzetten voor daklozen, mensen die aangerand zijn en mentale gezondheid. Dat levert ook weer 12 net zo bijtende als pakkende songs op, waar Williamson op dreef is. Fearn weet dat weer te verpakken in een soort hoekige, kale mix van no wave, post-punk en hip hop. Allemaal goed gedoseerd en nergens gemorst met overbodige muziek. Het is urgent en ongecompliceerd goed.
Tiny Ruins – Olympic Girls (cd, Milk!)
Vanaf 2009 is Tiny Ruins het project van de Nieuw-Zeelandse Hollie Fullbrook (zang, gitaar, cello, bas, mellotron). Daarmee heeft ze inmiddels twee fraaie albums afgeleverd, waarop ze een breekbare mix van folk, singer-songwritermuziek, droompop en altcountry serveert. Ze werkt er met een min of meer vaste groep, die bestaat uit Alex Freer (drums, percussie, achtergrondzang) en Cass Basil Mitchell (contrabas, bas, mellotron, achtergrondzang). Het debuut Some Were Meant For The Sea (2011) is wat meer ingetogen dan Brightly Painted One (2014), waarop ook een heel arsenaal aan extra instrumenten wordt aangesleept, maar qua schoonheid doen ze niet voor elkaar onder. Fullbrook levert tussendoor nog gastbijdrages bij Calexico, Robert Scot, Carnivorous Plant Society en Neil Finn en levert met Tiny Ruins een split-mini met Hamish Kilgour af. Nu zijn ze dan eindelijk terug met het derde Olympic Girls. De groep is hierop uitgebreid met Tom Healy (gitaren, vintage synthesizer, Moog, mellotron) en Finn Scholes (vibrafoon, piano, Hammond orgel). Met name die laatste twee dragen bij aan de extra psychedelische maar prettige sfeer op dit nieuwe album. Voor de rest zitten ze een beetje ergens tussen hun eerdere twee werken in, hetgeen alleen maar te prijzen valt. Dat voeren ze echter op sublieme en dikwijls haast feeërieke wijze uit, waarbij die prachtig bitterzoete zang van Fullbrook zo fraai ingebed wordt. Luister wat dat betreft alleen al naar “School Of Design”. Ze nestelen zich daarbij ergens tussen Laura Marling, Nancy Elizabeth, Vashti Bunyan, Sibylle Baier, Ormonde, Meg Baird en Suzanne Vega. Wonderschone weelde, die het wachten waard was.
The Young Gods – Data Mirage Tangram (cd, Two Gentlemen)
Ook Jonge Goden worden oude helden. Eind jaren 80 wordt de geweldige Zwitserse post-industrial formatie The Young Gods opgericht, een naam die ze ontlenen aan één van de eerste epees van de Swans. Op hun eerste vijf albums, te weten The Young Gods (1987), L’Eau Rouge (1989), Play Kurt Weill (1991) vol covers, TV Sky (1992) en Only Heaven (1995), verschuift het geluid steeds meer richting songgeoriënteerde muziek. Daarna stappen ze over op ambient, dikwijls volledig instrumentaal, en verliezen ze mijn aandacht. Het past zo niet bij de groep, want één van de pijlers is toch wel die bevlogen zang van kopman Franz Treichler. Toch houd ik ze wel in de smiezen en terecht, want op Super Ready / Fragmenté (2007), uitgebracht op het label Ipecac van bewonderaar Mike Patton, keert de vorm terug. Ook hun negende album Everybody Knows (2010) mag er wezen. Het voert je en terug naar hun hoogtijdagen en brengt tevens een fris en moderner geluid. Nu zijn ze eindelijk terug met Data Mirage Tangram. Naast Treichler (zang, gitaar, elektronica, harmonica) zijn het Bernard Trontin (drums, percussie) en (de teruggekeerde) Cesare Pizzi (elektronica) die de groep completeren. Ze brengen weer wat meer ambient en beats, maar ook veel experimentele stukken en zo nu en dan een ouderwets lekkere uithaal. Heel fraai is hier het drumwerk, dat soms dat holle en minimale van de latere Talk Talk heeft, waar ook het harmonicagebruik van Treichler bij aansluit. Ze hebben er een spannend album van weten te maken, ook of misschien wel juist met die sluipende rustige stukken. Het is echt wat anders en toch helemaal des Young Gods. IJzersterk album!