Het schaduwkabinet: week 08 – 2022

Het liep nogal storm deze week, zo ook in het:

SCHADUWKABINET

We luisterden naar:
-Bank Myna,
-Caroline,
-Keeley Forsyth,
-Park Jiha,
-Jóhann Jóhannsson & Jonas Colstrup (2x),
-King Hannah,
-Maybeshewill,
-Modern Studies,
-Pan American,
-soccer Committee en
-Superchunk.


 

Jan Willem

Bank Myna – Volaverunt (lp, Araki/ Cold Dark Matter/ A La Dérive/ Stellar Frequencies/ Duality)
In 2016 brengt de Parijse groep Bank Myna hun gelijknamige epee uit. Overigens startte deze al in 2013. Ze laten een post-rock geluid horen, waardoor de dark wave van de jaren 80 en de indierock van de jaren 90 klinkt. Bijna 6 jaar later zijn ze terug met hun officiële debuut lp Volaverunt (ze vlogen weg). Ze hebben de tussenliggende periode aangegrepen om het drone facet te onderzoeken en ook het meer experimenteren met geluid. En dat heeft zich uitbetaald, want het trio bestaande uit Fabien Delmas (gitaar, klokken, percussie), Daniel Machón (bas, noisebox, sampler) en kopvrouw Maud Harribey (zang, keyboards, synthesizers, viool) presenteert hier 5 imposante tracks van bij elkaar 40 minuten. Ze nemen goed de tijd om het op te bouwen en zijn met hun geluid meer naar het duister maar ook een meer urgenter geluid opgeschoven. De muziek beweegt langzamer en bedachtzamer voort en kent af en toe venijnige uithalen. Dat werkt erg goed met die fijne bitterzoete zang van Maud. De combinatie van donkere post-rock, dark wave en drones pakt ook uitstekend uit. Daar voegen ze allerhande intrigerende samples en andere details aan toe. Ze nemen je direct stevig in de houdgreep om je pas na afloop weer los te laten. Toch zal het album daarna nog lang nadreunen. Bank Myna is van de kleine oevermaine (soort spreeuw) verworden tot een schitterend driekoppig monster. Hun geluid nestelt zich ergens tussen Esben And The Witch, Godspeed You! Black Emperor, Chelsea Wolfe, Swans en Cranes. Een geweldig bij de strot grijpend droomdebuut.

 

Caroline – Caroline (cd, Rough Trade / Konkurrent)
Slint, Rodan, Rachel’s, The For Carnation, June Of 44, Shipping New, The Sonora Pine en ga zo maar door, het zijn allemaal voorbeeld van bands uit het befaamde Louisville (VS), wat in feite ook de naamgever is geworden van een genre met die aanpalende post-rock-achtige muziek, waar ook wel eens neoklassieke elementen bijzaten. De zogeheten Louisville-sound heb ik zeer hoog in net vaandel staan. Dan verwacht je wellicht dat ik nu ga zeggen dat de groep Caroline (lastige naam om online te vinden) daar ook vandaan komt, maar dat komt niet eens in de buurt. Het is namelijk een achtkoppig gezelschap uit Londen. Maar op hun eerdere twee 12”-es en nu hun gelijknamige debuut laten ze wel een geluid horen dat daar zo vandaan zou kunnen komen en daar wellicht ook zwaar door beïnvloed is. En laten we wel wezen, die muziek wordt op een klein oprisping na met King’s Daughters & Sons in 2011, toch ook nauwelijks meer gemaakt. Des te welkom is wat deze groep laat horen. In ruim drie kwartier serveren ze 10 tracks, die passen in de meer rustige lijn van dat hierboven vermeldde genre. En dat doen ze echt met verve. Met zang, gitaar, bas, fluit, klarinet, saxofoon, trompet,, cimbalen, drums, percussie, cello, viool, piano en orgel weten ze een behoorlijk gevarieerd geheel aan de dag te leggen, dat niet alleen Amerikaans klinkt maar dus ook echt in boven beschreven vaarwateren zit, zij het net als de bands van weleer met een volslagen eigen invulling. Daardoor koersen ze ook wel eens richting The Dirty Three, Nick Cave & Warren Ellis of Talk Talk. En daarnaast varen ze ook gewoonweg hun compleet eigen route, met hun met folk en improvisaties geïnjecteerde post-rock. Kortom, ouderwets goed met een nieuwerwetse inslag. Subliem!

 

Keeley Forsyth – Limbs (cd, Leaf)
De Londense zangeres Keeley Forsyth, tevens actrice, heeft een behoorlijk eigen kijk op muziek, dat bleek al wel uit haar debuut Debris (2020). Ze omschreef de nummers, waarbij haar indringende zang van minimale arrangementen werden voorzien, als “eenvoudig, als blokken metaal die uit de lucht vallen”. Daarbij doelde ze op herinneringen en ontledingen van soms schrijnende zaken, die ze heeft meegemaakt achter vroegere gesloten deuren, die ze er gewoon naar zonder doekjes er omheen te winden naar voren bracht. En dat komt hard aan! Maar haar stijl valt ook echt opmerkelijk te noemen. Dat toont ze andermaal aan op haar tweede worp Limbs, waarbij de cover eigenlijk weer typerend voor haar muziek is. Deze is namelijk uitgekleed en bestaat uit gestreken cimbalen, strijkers en sfeervolle elektronische klanken, die hoofdzakelijk bedoeld zijn om haar indringende zang en boodschap te accentueren. Dat heeft een welhaast magisch etherische uitwerking, die haast het menselijke ontstijgt. Denk daarbij aan een steeds wisselende hybride van Ahnoni, Nico, Scott Walker, Dez Mona, Jarboe, Susanna en Clara Engel, al kan je er zo nog wat toevoegen aan haar bijzondere sound. Bestond het debuut uit 8 songs en een krappe 28 minuten, deze nieuwe uit eveneens 8 stukken en is ruim 26 minuten lang. Dat is overigens meer dan genoeg om een diepe indruk achter te laten; als blokken metaal die uit de lucht vallen. Dat hakt er aardig in.

 

Park Jiha – The Gleam (cd, tak:til/ Glitterbeat / Xango Music Distribution)
Jambinai, Byol.org en ook Park Jiha zijn bijzondere exponenten van de hedendaagse muziek uit Zuid-Korea en specifiek Seoul. Hoewel een groot deel van de muziek gestoeld is op traditionele muziek, klinken ze allen behoorlijk experimenteel en vooruitstrevend. Dat is ook het geval op de twee eerdere cd’s van Park Jiha, die uitgebracht zijn op het tak:til label, een experimenteel sublabel van Glitterbeat dat weer de meer wereldse tak van het Glitterhouse label vertegenwoordigd. Voordat ze aan haar solocarrière is begonnen maakte ze nog deel uit van neo-traditionele duo 숨[suːm]. Solo laat ze van zich horen middels piri (soort Koreaanse hobo), saenghwang (mondharp), yanggeum (cimbalom ofwel een soort plankciter) en klokkenspel. Haar unieke manier van componeren en ook combineren zorgt iedere keer weer voor iets speciaals en anders. Dat geldt ook voor haar derde album The Gleam, dat nu het licht ziet. En laat de inspiratie nu ook voortkomen uit het concept van licht, in alle verschillende vormen en in de manier waarop het met ons in wisselwerking staat gedurende de verschillende delen van de dag. Vandaar dat de 8 nummers die ze in 50 minuten voorbij laat komen soms heel abstract en suggestief zijn en minder duidelijk kop noch staart hebben, omdat ze meer een sfeer en gevoel moeten overbrengen. En dat doet Jiha met haar bovengenoemde instrumentarium op knappe wijze. Zo voel je bij de openingstrack “At Dawn” hoe een het eerste daglicht zich door de duisternis boort en bij de track erna “Sunrise: A Song Of Two Humans” de ontlading als de zon echt opkomt. En zo weet ze steeds een ander aspect met haar muziek uit te beelden. Ook licht als tijd, snelheid en binnen ruimtes voorziet ze van een instrumentaal muziekstuk. Haar instrumentarium past ze daarbij aan naar hetgeen ze wil overbrengen. Een deel van het project is bedacht voor een speciale uitvoering in de meditatiehal in het museum San in Wonju (Zuid-Korea), de gecreëerd is door Ando Tadao. Licht is namelijk een integraal onderdeel van de architectuur van deze ruimte. Een deel van haar muziek zou je ook meditatief kunnen noemen, maar er staan ook genoeg meer complexe en minder lichte stukken op; het wordt immers ook een keer weer nacht. Park Jiha laat hier iets horen dat tussen folk en avant-garde inzit. Het is niet alleen een knap maar ook van een biologerende en bezinnende pracht. Ze is een lichtend voorbeeld van de experimentele scene in Seoul.

 

Jóhann Jóhannsson & Jonas Colstrup – Blind Massage (cd, Soundtrack Magazine)
Jóhann Jóhannsson & Jonas Colstrup – The Shadow Play (cd, Soundtrack Magazine)
Ik heb als er nadat je bent overleden nog vele releases verschijnen dat gekscherend het Muslimgauze effect genoemd. Op de in februari 2018 overleden IJslandse componist Jóhann Jóhannsson is dat zo langzamerhand ook van toepassing. Er zijn er inmiddels al wat na zijn dood verschenen en nu worden er weer twee uitgebracht en het album Drone Mass verschijnt volgende maand alweer. De eerste is de soundtrack Blind Massage (推拿) van de gelijknamige film van Lou Ye (婁燁) uit 2014. Deze heeft Jóhannsson al in 2013 geschreven samen met de Deense componist en muzikant Jonas Colstrup. Beide heren leveren naast de composities ook stemmig pianospel, dat door de East Connection Hungary Symphony prachtig van onder meer prachtige strijkers, met viool op de voorgrond, voorzien wordt. Zoals altijd zit er bij de muziek van Jóhannsson ook wel een droefgeestig en donker randje aan, wat de muziek ook extra mooi en diepgravend maakt. Door de korte stukken is het wel echt een soundtrack en toch blijft de muziek zonder beeld prima overeind. Zeker de titeltrack, tevens slotstuk, van maar liefst 9 minuten.
De tweede cd is The Shadow Play (风中有朵雨做的云), wat wederom een gelijknamige soundtrack is voor een film van Lou Ye (婁燁), ditmaal uit 2018. En ook hier heeft Jóhannsson de compositorische handen ineengeslagen met Colstrup. Het uitvoerende orkest is hier het Budapest Art Orchestra, waarbij de cello, percussie en piano meer op de voorgrond staan. Het album bevat meer experimenten en is wat verstilder dan de bovenstaande, maar het zijn natuurlijk ook verschillende films. Toch zitten er ook genoeg van die heerlijk melancholische neoklassieke stukken tussen, die met name Jóhannsson wel typeert. Het is een uiterst intrigerend album geworden. Beide cd’s zijn gelimiteerd tot 600 stuks en bevatten fraaie gouden Chinese tekens op de cdtray en een gouden nummer (xxx/600) aan de achterzijde van het cd doosje. Deze laat ik dus maar omheen zitten. Een fijne aanvulling, zeker voor de fans!

 

King Hannah – I’m Not Sorry, I Was Just Being Me (cd, City Slang / Konkurrent)
Met Tell Me Your Mind And I’ll Tell You Mine uit 2020 heeft het duo Hannah Merrick en Craig Whittle, ofwel King Hannah, een enorme belofte afgeleverd. Dat de groep uit Liverpool die ook kan inlossen bewijzen ze nu middels hun debuut I’m Not Sorry, I Was Just Being Me. Ze serveren hier 10 nieuwe tracks plus 2 intermezzo’s van samen ruim drie kwartier. Daarop hebben ze hun smakelijke niet te fijn gestampte stamppot van indierock met vleugjes psychedelica, shoegaze, droompop en zelfs wat triphop alleen nog maar smakelijker gemaakt. Er gaat van die melancholisch zoetgevooisde zang van Hannah al een behoorlijk narcotiserende werking uit, maar de muzikale omlijsting is minstens zo fijn. Hannah (zang, akoestische gitaar) en Craig (gitaren, zang, piano, synthesizers) leggen de basis, maar mogen bijna overal rekenen op gasten op synthesizers, bas, drums en drumprogrammering. Ze blijven wat grofkorrelig door de genres gaan, wat heel fijn is want deze muziek zou je ook helemaal glad kunnen strijken. Ze in feite combinaties van het zwoele van Cigarettes After Sex en Mazzy Star, het mysterieus trippy geluid van Portishead en Antenne, het meer rauwe van Sharon Van Etten en PJ Harvey en nog wat lo-fi en indierock van Yo La Tengo en Smog. En toch mag je al die namen ook in de prullenbak doen. Sorry, maar ze zijn vooral zichzelf. Ze brengen dit alles op bescheiden wijze en dikken zaken niet onnodig aan; dat maakt ze alleen nóg sympathieker. Echt een topalbum dat van het ene na het andere hoogtepunt gaat!

 

Maybeshewill – No Feeling Is Final (cd, The Robot Needs Home Collective)
In 2005 richten de studenten Robin Southby (gitaar, synthesizers, programmering) en John Helps (gitaar) uit Leicester de instrumentale band Maybeshewill op. De groeit uit van een kwartet tot kwintet en bestaat tegenwoordig verder uit James Collins (drums, percussie), Matt de Burgh Daly (piano), Jamie Ward (bas, synthesizers, programmering). Het levert vier albums op vol met de betere luid post-rock, die ze dikwijls larderen met prog rock en neoklassiek. De laatste is in 2014 verschenen. Maar in de kont van vorig jaar, hier net erna te krijgen, hebben ze dan eindelijk hun vijfde album No Feeling Is Final uitgebracht. En deze lange pauze is kennelijk nodig geweest en heeft z’n vruchten afgeworpen, want ze laten hier in 10 nummers van samen goed 50 minuten lang zich van hun beste kant zien. De messen zijn geslepen en hun gedachten zijn op een rijtje gezet. Er gaat overal een zekere necessiteit van uit. Het album is dan ook geboren uit ergernis over het feit dat ze het gevoel hebben te leven in een wereld die op zelfvernietiging afstevent. Bosbranden, zeespiegels die stijgen en dat soort zaken. Mag ik daar zelf stormen in een periode waar geen stormen horen te zijn aan toevoegen? Zelf zeggen ze er verder nog het volgende over:

“Aangezien de slechtste neigingen van de mensheid worden verdedigd door de machthebbers; woede, angst, hebzucht en apathie. We zien elk onrecht, elk conflict, elke catastrofe op onze schermen opvlammen. We blijven zelfgenoegzaam en consumeren om onze medeplichtigheid aan de structuren en systemen die dat gedrag ondersteunen te vergeten. Terwijl de wereld op de rand van een ramp balanceert, zuchten we en blijven we scrollen, waarbij het ongemakkelijke gevoel in onze maag ons elke dag een beetje meer aanvreet. Hoe gemakkelijk het ook zou zijn om uit te schakelen en te doen alsof alles verloren is, er is geen andere keuze dan betrokken te blijven. Om dat gevoel van hopeloosheid opzij te zetten en de angst en frustratie als brandstof te gebruiken om er iets positiefs van te maken.”

Het album is bedoeld als een boodschap voor hoop en solidariteit. Dit alles is voelbaar in elke porie. Geen enkel stuk muziek lijkt zo maar op te staan. Ze combineren harde gitaren, subtiel pianospel en innovatieve elektronica met stem, zang, koorzang, viool, altviool, cello, eufonium en trombone, wat door een handvol aan gastmuzikanten gebracht wordt. Maybeshewill brengt die hard zacht post-rock die wel doet denken aan onder meer Mogwai, Mono en Explosions In The Sky in combinatie met de hardere muziek van Envy en de emotionele verstilde lading zoals Anoice en Hammock dat kunnen brengen. Tel daar de met beats gelardeerde math/post-rock van 65daysofstatic bij op en je krijgt een aardig beeld van het soort muziek. Maar dat zegt nog niks over hetgeen de groep hier wil uitdragen. Dat ervaar je echt pas als je het zelf ondergaat. En als je er niks bij voelt, dan houdt het op. Het is voor mij hun magnum opus geworden!

 

Modern Studies – We Are There (cd, Fire / Konkurrent)
De van origine Ierse zangeres en singer-songwriter Emily Scott, die naast zang ook contrabas, piano, orgel en harmonium beheerst, heeft ze vier prima soloalbum gemaakt, voordat ze overstapt naar de Schotse groep Modern Studies. En wederom met succes, want deze groep laat een eigengereide en tevens tijdloze folksound horen, waaraan ze ook dikwijls indierock, postrock en filmische neoklassiek toevoegen. Ze zijn nu terug met hun vierde album We Are There, waarop ik niet veel info kan vinden. Dus ik ga er vanuit dat ze deze weer samen met Rob St. John (zang, gitaar, synthesizers, tape loop, harmonium), Pete Harvey (cello, bas, piano) en Joe Smillie (drums, mellotron, zang) heeft gemaakt, hetgeen ook wel aansluit wat ik hoor aan stemmen en instrumenten. Ze combineren hun neofolk weer met van alles en nog wat, van psychedelische pop, alternatieve rock en zelfs een toefje krautrock. Dat overgieten ze met magie en prettige melancholie, waardoor het weer heerlijk verdrinken is in hun overweldigende muziek. Je moet daarbij denken aan een dwarsdoorsnede van Low, Sandy Denny, Jarboe, The Walkabouts, Bodies Of Water, Pentangle en Fleetwood Mac. Daarmee weten ze een fraaie las tussen het verleden en het heden te smeden. Waar ze dus nu staan? Nou daar waar ze mogelijk op grote schaal gaan doorbreken. En toch heb ik het gevoel dat we hier nog veel meer en anders van gaan horen in de toekomst. Echt wat een originele en heerlijke band is dit toch!

 

Pan American – The Patience Fader (cd, Kranky / Konkurrent)
Voordat Mark Nelson zich volledig op zijn soloproject Pan American stort, dat in 1997 opgetuigd wordt, maakt hij van 1991 tot 2001 deel uit van Labradford, wat ik nog altijd één van de beste postrockbands ooit vind (en Talk Talk als je die daartoe mag rekenen). Later formeert hij met eveneens ex-Labradford lid Robert Donne nog wel Anjou, dat de leegte een beetje opvult. Maar niet getreurd, want Nelson laat zich solo ook niet onbetuigd. Hiermee smeedt hij doorgaans lassen van ambient, glitch, drones, lichte beats, softnoise, organische, gevonden geluiden en spaarzame zang, waarbij de gitaar nogal eens de basis vormt. Voor zijn negende album The Patience Fader heeft hij vooral met gitaren gewerkt, maar heeft die geluiden als het ware gefilterd tot er enkel extracten over zijn gebleven. Deze vormen een rustieke, fijnmazige ondergrond van waaruit hij zijn meditaties over roots en rouw. Hij brengt subtiele accenten aan met lapsteel, mondharmonica, effecten en schemerachtige klanken. Het is minimalisme van de bovenste plank en het geheel doet haast ambientachtig aan. Nelson noemt het zelf vuurtorenmuziek: een uitstraling die vanuit een stabiel uitkijkpunt wordt geworpen en een signaal uitzendt om anderen door rotsen en gevaarlijke stromingen heen te helpen. Hoe je het ook duidt, het is contemplatieve prachtmuziek geworden waar Brian Eno fans hun hart aan op kunnen halen.

 

soccer Committee – Soccer Committee (cd, Moving Furniture)
Bescheidenheid is misschien wel wat muzikante Mariska Baars typeert. Ze maakt met haar soccer Committee twee bloedmooie albums en onder die naam eveneens nog twee met Machinefabriek. Dat allemaal tussen 2005 en 2009. Vorig jaar is er eindelijk weer eens een nieuw album, al is dat een mini (en op vimyl). Onder haar eigen naam duikt ze af en toe op in Heathen Prayers, Piiptsjilling en FEAN en naast Rutger Zuydervelt, Wouter Van Veldhoven, Leo Fabriek en Robert Deters. Maar veel dus aan het begin van deze eeuw. Toch weet ze als soccer Committee een hele diepe indruk te maken. Hiermee laat ze in feite benaderingen van songs horen op haar gitaar, die ze vervolgens voorziet van haar tijdloze zang, die zo van een folkheldin uit het verleden zou kunnen zijn. Maar haar skeletachtige opbouw van songs is fenomenaal. Als geen ander weet ze met een paar schetsen tot de kern door te dringen, waarbij de luisteraar heel veel zelf kan inkleuren. Dat maakt dat haar muziek werkt als een sterke magneet; je wordt aangetrokken of je nu wil of niet. Haar melancholische zang vormt daarbij de leidraad, die je overigens ook niet per se hoeft te volgen. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat haar muziek heel veel artiesten erna geïnspireerd moet hebben. Tot nu toe had ik vrijwel alles waar ze aan mee heeft gedaan, maar ontbrak enkel nog haar gelijknamige solodebuut, die destijds op cd-r was uitgebracht. Het prachtige vervolg sC (2006) had ik al wel. Gelukkig is er dan een innovatief label als Moving Furniture, dat het een goed idee vindt om deze nu opnieuw uit te geven. Dus nu is dit toonaangevende debuut, want dat is het, weer beschikbaar en ook nog eens voorzien van twee herziene versies van Machinefabriek en Wouter Van Veldhoven. Dit is een blauwdruk van hoe je een imponerend soloalbum moet maken. De cd is uitgegeven in een gelimiteerde oplage van 200 stuks, dus haastige spoed is in dit geval goed. Dit is echt een klassieker, die ook nu weer bewijst wat voor impact deze maakt en heeft gemaakt.

 

Superchunk – Wild Loneliness (cd, Merge / Konkurrent)
Als alle bandleden net zulke grijze haren (of erger) beginnen te krijgen als ik, dan gaat de desbetreffende band al lang mee. Dat zijn toch bands die geen introductie behoeven? Zo’n band is Superchunk dan ook, die al sinds 1989 meedraait. Als je denkt aan indierock van hoge kwaliteit en toch een tikje eigenwijs en tegendraads, dan ontkom je er niet aan hen ook te noemen. Mac McCaughan (zang, gitaar), Laura Ballance (bas), Jim Wilbur (gitaar) en Jon Wurster (Drums) zijn ook terug te vinden in andere leuke groepen, maar dit blijft toch wel hun vliegdekmoederschip. Daarbij zijn Mac en Laura ook nog eens de oprichters van het leuke Merge Records, waar nu ook hun twaalfde album Wild Loneliness weer op verschijnt. Door Covid-19 is het album anders, maar ook met nieuwe mogelijkheden tot stand gekomen. Dat heeft ook een interessante gastenlijst opgeleverd met strijkers van Owen Pallett (Final Fantasy), piano van Franklin Bruno, hoorn van Kelly Pratt (Beirut, Bjorkestra, Team B), saxofoon van Andy Stack (Lambchop) en de zang van Norman Blake (The Pastels), Raymond McGinley (Teenage Fanclub), Tracyanne Campbell (Camera Obscura), Mike Mills (R.E.M.) en Sharon Van Etten. Die voegen een aardige dimensie toe aan het toch altijd uitstekende geluid van de band, die verder 10 nummers lang en een goede 38 minuten breed gewoon doen wat ze altijd al doen. Dat wil zeggen lekker aanstekelijke indierock maken, die toch altijd weer net anders uitpakt. Deze groep kan met deze kwaliteit nog jaren mee.

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.