Brexit, what’s nexit? Wij knijpen er in elk geval niet tussenuit met onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Carate Urio Orchestra, Cicada, The Cult, Feine Trinkers Bei Pinkels Daheim, Holy Esque, Hox, I Am Oak, Machinefabriek, Iris Penning, Port St. Willow, Quilt, Rangda, School Of Seven Bells, Andrew Weatherall en Zierler. En gingen naar: Roots Manuva en Anne Chris Bakker / Bjarni Gunnarsson / Marsen Jules.
Jan Willem
Carate Urio Orchestra – Lover (cd, KLEIN)
Via een goede tip op Facebook kom ik bij het in België gevestigde collectief Carate Urio Orchestra uit. Dit internationale combo staat onder leiding van Joachim Badenhorst (klarinet, saxofoon, keyboards, zang) en bestaat verder uit Sam Kulik (trombone, gitaar), Frantz Loriot (altviool), Pascal Niggenkemper (contrabas), Sean Carpio (gitaar, drums, zang), Brice Soniano (contrabas, bas) en Nico Roig (gitaar). Ik stap in bij hun nieuwste release Lover. Hoewel de line-up wellicht een klassiek dan wel jazz gezelschap doet vermoeden en de titel een glad romantisch geheel, weten ze een totaal verrassend ander geluid te produceren. Ze laveren namelijk op spannende wijze tussen geïmproviseerde en experimentele muziek, jazz, post-rock, lo-fi en psychedelische pop. Dat lijkt misschien een bevreemdende combinatie, maar ze weten er een coherent biologerend geheel van te smeden. De ene keer volkomen minimaal en ingetogen en op andere momenten meer extrovert en uitbundig. Geen peil op te trekken en toch goed te volgen. Telkens als je denkt dat je weet wat er komen gaat, slaan ze een andere weg in en nemen ze je mee op een hun grillige en verslavende trip, die dikwijls ook zeer filmisch is. Tot de laatste seconde weten ze je aan de boxen te kluisteren. Voor de lovers van uitdagende en tot de verbeelding sprekende muziek. Dat alles is ook nog eens gestoken in prachtige artwork. Een verbluffend totaalkunstwerk.
Cicada – Ocean (cd, flau)
Het Japanse flau label grossiert met prachtige releases in de subtiele experimentele en neoklassieke hoek, afkomstig van artiesten vanuit de hele wereld. Denk daarbij aan The Boats, El Fog, 0/Sylvain Chauveau, aus, Orla Wren, Kumisolo, IKEBANA en ga zo maar door. De Taiwanese groep Cicada voegt zich nu ook bij deze prestigieuze stal. Ze worden in 2009 opgericht en hebben een line-up die bestaat uit een violist, altviolist,cellist, pianist en gitarist. De naam ontlenen ze aan de insectensoort cicaden, die we vaak niet eens kennen door hun uiterlijk maar door het geluid dat ze produceren. Ook de diverse leden van Cicada zijn wellicht niet bekend, maar ze laten hun muziek voor zich spreken. Zoals blijkt uit hun eerdere releases Coastland (2013)en Light Shining Through The Sea (2015) halen ze hun inspiratie vooral uit de natuur en specifiek uit de kust van Taiwan. Daarmee krijg je het idee dat ze vooral op de new age toer bezig zijn, maar dat valt in de praktijk nogal mee. Ook al is er goed uitgevoerd niets mis met dat genre. Ze brengen veeleer iets dat het midden houdt tussen light versies van post-rock en neoklassiek, zij het op dusdanig tot de verbeelding sprekende wijze dat het voor bezinning, diepgang en immense schoonheid zorgt. Ook op hun nieuwste wapenfeit Ocean, wederom geïnspireerd door de kust van Taiwan, zijn er geen dolfijntjes of klotsende watergeluiden te horen, maar 13 droefgeestige composities die je zachtjes bij de lurven grijpen. Ruim 73 minuten lang kan je ademloos genieten van hetgeen ze hier brengen; alsof je uitkijkt over de zee en je gedachten de vrije loop laat. Fans van Anoice, Rachel’s, Nils Frahm, David Darling, Ólafur Arnalds, Balmorhea en Dustin O’Halloran zullen hier wel mee uit de voeten kunnen. Made In Taiwan, maar dan ook echt van een geweldige kwaliteit.
The Cult – Hidden City (cd, Cooking Vinyl)
Als je via The Southern Death Cult en Death Cult uiteindelijk bij The Cult uitkomt, dan eindigt het eigenlijk wel na Electric (1987). Dan zie je het meisje van je dromen van een stoere punkmeid veranderen in een alternatieve, zelfverzekerde meid die je graag tot de jouwe wilt maken, al lijkt ze onbereikbaar. Met name de muziek van The Cult zorgt er dan voor dat je al het leed van de wereld bij dat gemis even op je schouders kan laten rusten en vervolgens weer wild van je afschudt; van “Brother Wolf, Sister Moon” tot “Love Removal Machine”. De ideale soundtracks voor de kwijnende, zoekende jongeman. Nu hebben ze erna, met een hiaat van een aantal jaren, nog wel albums uitgebracht, met soms nog wel sterke nummers ook, maar die gekweldheid en subtiliteit van toen zit er niet in. Nu is dat meisje van weleer gewoon al jaren je vrouw en dat brengt andere, nieuwe emoties met zich mee. En dan gaat ook de midlifecrisis om de hoek kijken, met alle onzekerheden en flinke dosis weltschmerz van dien. Precies op dat moment is The Cult, nee niet The Cure, er weer voor je met Hidden City. Hierop brengen ze weer die juiste snik in combinatie met hun passievolle rock, waarbij Ian Astbury als vanouds scherp en emotievol zingt. Nostalgisch goed, maar meegegroeid naar degene die je nu bent geworden. Troostvol, maar ook met een confronterende mening op het leven van hier en nu. Dit is precies zoals ik The Cult graag hoor. Wat een voortreffelijke terugkeer naar de topvorm!
Feine Trinkers Bei Pinkels Daheim – A Bug’s Life (cd, Zoharum)
Met de zwaar experimentele muziek ben ik door de jaren heen een stuk selectiever geworden, want veel ervan is experimenteren om het experimenteren, maar er zijn altijd van die artiesten die het verschil weten te maken. Dat geldt zeker voor de Duitse muzikant Jürgen Eberhard met zijn project Feine Trinkers Bei Pinkels Daheim. Hij timmert al zo’n 25 jaar aan de weg met zijn intrigerende mix van ambient, industrial, avant-garde, drones en veldopnames. A Bug’s Life zal ongeveer zijn tiende album zijn. Hij heeft hiervoor geluiden van insecten (bij, mug, hommel, kakkerlak, wesp, libel en meer) en andere (kettingzaag, veldopnames) gebruikt als basis voor zijn muziek. Daar doorheen mixt hij elektronica en maakt hij gebruik van gasten die soundscapes en zang leveren. Die zang wordt overigens op etherische wijze door het geheel gevlochten. Hij trapt daarbij niet in de valkuil door simpelweg lege, ondoorwaadbare experimenten te leveren, maar brengt op sfeervolle, duistere wijze klanklandschappen die voor de luisteraar nog te volgen en interessant blijven. Als een thriller, die door de herkenbare natuurgeluiden tastbaar blijft. Het geheel komt uit tussen drones, avant-garde, musique concrète, plunderphonics en ambient. Liefhebbers van Francisco López, Thomas Köner, Troum, The Tape-Beatles, Mandelbrot, Księżyc en John Duncan zullen er wel raad mee weten. Hoewel ik veel insecten niet van dichtbij hoef mee te maken, is dit prikkelende, bij-zondere album er één om te koesteren en een mooi glas op te heffen.
Holy Esque – At Hope’s Ravine (cd, Beyond The Frequency / Five Roses)
Het viertal Holy Esque, dat bestaat uit Pat Hynes (zang, gitaar), Keir Reid (keyboards), Hugo McGinley (gitaar) en Ralph McClure (drums), wordt in 2011 te Glasgow opgericht. Vorig jaar brengen ze een aantal singles uit, vol alternatieve rock, indie, noise, wave en punk, die allen de potentie hebben om een groot publiek te bereiken. Dit alles doen ze op weg naar hun dan al aangekondigde debuut At Hope’s Ravine, welke nu een feit is. Ze presenteren 11 songs, deels afkomstig van hun singles, die na drie kwartier finishen. De prettig geknepen, energieke zang van Hynes doet dikwijls denken aan die van Feargal Sharkey uit zijn The Undertones tijd. De muziek zelf bevat ook knipogen naar het verleden met bands als Simple Minds, Echo & The Bunnymen, Comsat Angels en Joy Division. Maar ze brengen meer dan dat, want ook Editors, The Walkmen, The Twilight Sad en The National behoren tot de associaties. Veel grote namen, maar hun energieke sound, die nog altijd bestaat uit de mix van bovenstaande genres, voeren ze hier gewoonweg nog beter en consistenter uit. Meeslepende, pakkende rock met een lekker dramatisch tintje. Ze bewijzen hier op overtuigende wijze dat ze de belofte die ze waren voorbij zijn. Holy Esque is gewoon een nieuwe ster aan het firmament.
Hox – Duke Of York (cd, Editions Mego)
Na zo’n 16 jaar had ik geen vervolg op het geweldige It-ness (1999) van Hox verwacht. Maar hier is dan toch Duke Of York, die in de staart van vorig jaar is verschenen. Hox bestaat uit de Britse muzikant Edvard Graham Lewis (Wire, Wir, He Said, Cupol, Dome, Duet Emmo, He Said Omala, H-A-L-O Lewis, He Said 27#11, Ocsid, P’o, wir3O) en de Zweedse Andreas Karperyd (Omala, He Said Omala, Obconic, Woodwork, ex- Frequent Form). Ze combineren hierop het beste van hen beide; de onderkoelde, herfstige zang en elektronica van Lewis en de sfeerschepende, duistere muziek van Karperyd. Dat levert een hedendaagse mix van elektronische avant-pop, wave en experimentele pop op, die opvallend jong overkomt. In enkele stukken gaan ze ook echt helemaal los met speelse, stuiterende elektronica, maar het leeuwendeel bestaat uit broeierige muziek waarin hun wortels op fraaie naar het hier en nu worden geëxtrapoleerd. Van eigen projecten als Wire, He Said en Omala tot Tarwater. Hox laat je weer eens tijdloos genieten van avontuurlijke muziek.
I Am Oak – Our Blood (cd, Snowstar)
Eén van de vele prachtige artiesten die het Utrechtse Snowstar label heeft is zeker I Am Oak. Dit is het geesteskind van singer-songwriter Thijs Kuijken uit diezelfde stad, die tevens verantwoordelijk voor de vele artwork op het label. Hij heeft inmiddels al de prachtalbums On Claws (2010), Oasem (2011), Nowhere Or Tammensaari (2012) en Ols Songd (2014) het licht laten zien. Zijn muziek komt zijn muziek ergens ui op singer-songwritermuziek met elementen uit de folk, Americana, altcountry en indierock. Hij schept altijd de basis en kaders en bevriende muzikanten kleuren de rest in. Zijn prettig herfstige zang zorgen ook al snel dat de muziek je omarmt als een warme deken. Nu is hij terug met zijn vijfde werk Our Blood. En die komt als geroepen, nu het buiten zo guur is. Niet alleen produceert hij een warm geluid gelijk een haardvuur, ook zorgt de muziek ervoor dat je heerlijk wegdroomt. Zo zit ik al bijna aan het einde van de cd als ik plots besef dat ik een recensie aan het schrijven ben. Hij heeft broeierige arrangementen gefabriceerd, die dikwijls op sfeervolle wijze op de toetsen tot uitvoer worden gebracht. Op uiterst subtiele en ingetogen wijze voegt hij daar andere instrumenten aan toe, al dan niet met de hulp van gasten (zang, cimbalen, mastering). Het is een troostvol en wonderschoon geheel geworden. Denk aan een verstilde mix van At The Close Of Every Day, Sun Kil Moon, Dakota Suite, Pinback, Herrek, Isbells en Adrian Crowly. Deze muziek bezit voorlopig genoeg brandhout om ons te wapenen tegen de koude winter en bezinnende pracht om even aan de realiteit te ontsnappen. Een ijzersterk album om innig te koesteren.
Machinefabriek – Wendingen (cd, Zoharum)
Of ik ooit genoeg krijg van Machinefabriek? Vriest het ooit in de hel? Plast de Paus in het bos? Goed, nu dat duidelijk is komt Rutger Zuydervelt aka Machinefabriek nu eens met een ander talent naar voren, namelijk die van remixer en herschepper. Dit even los van zijn immense, kwalitatief hoogwaardige discografie waarmee je achter elkaar gelegd eenvoudig een baan om de aarde kunt vormen. Deze nu al legendarische elektronicaspecialist uit Rotterdam brengt op Zoharum, die eerder al de fraaie compilatie van zijn vele, vele, ja vele mini’s Dubbeltjes heeft uitgebracht, het album Wendingen (een zeer fraaie term voor remixen) uit. Of het allemaal artiesten zijn die hij bewondert of waardoor hij beïnvloed is weet ik niet, maar de gekozen selectie bevat wel veel ertoe doende en interessante artiesten. Daartussen zitten artiesten waarmee hij heeft samengewerkt, maar ook andere bekende en minder bekende namen. Het voelt daarom als een kijkje in de keuken van Machinefabriek. Via onderstaande link krijg je de volledige lijst met artiesten te zien, maar het gaat van Amon Tobin, Aaron Martin en Gareth Hardwick tot Fieldhead, Mensenkinderen, Djivan Gasparyan en Wouter van Veldhoven. De 13 tracks, die na bijna 79 minuten finishen, laten allen een onuitwisbare indruk achter met een Machinefabriek-stempel erop. Een keurmerk waarop ze trots mogen wezen. En Machinefabriek toont maar eens te meer dan dat in welke bochten het zich ook wringt er alleen maar kwaliteit uit voort komt. Een heerlijk gevarieerde mix!
Iris Penning – Spreken Met Suiker (cd, Iris Penning/ Zuurstofplaten)
In 2014 debuteert de Eindhovense singer-songwriter Iris Penning met haar overrompelende debuut Droomverf. Ze mag dan jong zijn, maar ze toont zich gewoon een volwassen tekstuele schilderes. Geen teksten die een baan om de aarde gaan, maar die je recht in hoofd en hart treffen. Ze beschikt over een prachtig bitterzoete stem, waarmee ze haar wonderlijke, ontwapende poëtische en filosofische teksten fraai uit de verf laat komen. De ene keer met subtiele en op andere momenten met grotere penseelstreken. Teksten waarvoor je omloopt, stil bij staat en over praat. De muzikale omlijsting is subtiel en ingetogen en bestaat naast haar akoestische gitaarspel uit gasten op bas, elektrische gitaar, drums, piano, orgel en percussie-instrumenten. Met recht een droomdebuut. Datzelfde jaar komt ze met de 4 nummers tellende mini Psilocine. Tekstueel verandert er niet veel, maar de songs worden naast de eerder genoemde instrumenten meer voorzien van elektronische arrangementen. Dat pakt ook goed uit. Twee van die nummers staan in iets gewijzigde versie nu op haar tweede album Spreken Met Suiker. Ook hier brengt ze in haar 12 songs weer rijkere arrangementen, al blijven deze sober en sfeervol; denk aan fijne elektronica, stemloops en handgeklap. Het podium is namelijk helemaal voor de melancholische zang en die prachtige teksten. Ze spreekt met suiker, maar het wordt nooit zoet. Penning kijkt naar het leven als suikerklont en ontleedt deze korreltje voor korreltje om zo tot haar scherpzinnige bevindingen te komen. Dat levert unieke verwoordingen, titels en vondsten op, die ook in het bijgeleverde tekstboek na te lezen zijn (plus extra’s). Ze wroet in hoofd en hart en kruipt diep onder de huid, waarbij ze bijzondere, diepe snaren raakt. Diepgravende schoonheid om niet meer los te laten. Iris Penning is een volslagen schitterend unicum.
Port St. Willow – Syncope (cd, flau)
Ook een nieuwkomer op het Japanse flau label is Port St. Willow, dat het geesteskind is van de Amerikaanse ambient pop en drone muzikant Nicholas Principe. Op zijn in eigen beheer uitgegeven albums Even/Wasteland (2010) en Holiday (2012) brengt hij een sfeervolle, eigenzinnige mix van zachte songstructuren in combinatie met zijn fraaie falsetzang. Hierbij is hij schatplichtig aan Brian Eno, zonder dat de muziek er direct raakvlakken mee heeft. Maar met zijn voorbeeld(en) zit het wel snor. Op zijn nieuwe cd Syncope, zijn eerste voor flau, trekt hij die lijn gewoon door. Syncope is in de medische wereld de term dat je flauwvalt door een verminderde toevoer van bloed naar de hersenen. In de muziekwereld gebruik je die term als een of meer tonen niet op de tel of puls vallen, waardoor een of meer normale accenten verlegd worden. Het wordt veelal gebruikt om het accent te verleggen dan wel op een ander, minder gebruikelijke plek aan te brengen. Nu brengt Principe inderdaad ritmes die ietwat ongebruikelijk zijn en met een schoonheid die je bloed dikwijls even doet stollen. Hij krijgt hierbij hulp van altsaxofonist Will Epstein (Nicolas Jaar, High Water), zanger Peter Silberman (The Antlers), pianist David Moore (Bing And Ruth, Eimar Diem), Franse hoornspeler en trompettist Victor Nash (Flash Hawk Parlor Ensemble, Point Juncture WA), pianiste Hana Tajima en trombonist Andrew Dunn. Alle tracks zijn uiterst subtiel, ingetogen en toch rijk gedetailleerd. Het is een indrukwekkend patchwork van ambient, drones, singer-songwritermuziek, post-rock, shoegaze, neoklassiek, droompop en minimal music geworden. De intieme falsetzang zorgt daarbij voor de rode draad. Op zachte maar overrompelende wijze weet hij een brug te slaan tussen Talk Talk, Brian Eno, Bon Iver, Wim Mertens, Halls, Ed Tullett, Labradford, Halls en Kyle Bobby Dunn. Toch kan je al die referenties ook weer naast je neer leggen, aangezien hij hier gewoonweg een te eigenzinnig geluid laat horen. Een ongrijpbare, prachtige parel in de hedendaagse muziek.
Quilt – Plaza (cd, Mexican Summer / Konkurrent)
Quilt is de groep die bestaat uit Anna Rochinski (zang, gitaar, orgel), John Andrews (zang, drums) Shane Butler (zang, gitaar) en Keven Lareau (zang, bas). Na hun gelijknamige debuut uit 2011, komen ze in 2014 met het tweede werk Held In Splendor aanzetten. Op beide laten ze een prettige en bovenal psychedelische mix van indierock, folk rock en een vleugje shoegaze horen. Dat is eigenlijk niet anders op hun nieuwste schijf Plaza. Ze staan op een open plein waar de diverse toestromende straten symbool staan voor de diverse stijlen die ze omarmen. Dat leidt zoals met vele bands deze dagen niet per se tot nieuwe of vernieuwende muziek, maar wel tot een frisse combinatie aan stijlen. Denk bij hen aan een kruisbestuiving van Broadcast, Stereolab, Lush, Tamaryn, Morgan Delt, Holy Wave en Unknown Mortal Orchestra. Lekker, niets aan de hand psychedelisch goedje.
Rangda – The Heretic’s Bargain (cd, Drag City)
In 2009 slaan gitarist Ben Chasny (Six Organs Of Admittance, Badgerlore, August Born, 200 Years, Basalt Fingers, Comets On Fire, Black Ships, New Bums), gitarist Sir Richard Bishop (Sun City Girls), en percussionist Chris Corsano (Cold Bleak Heat, Vampire Belt, Chikamorachi, Syracuse Ear, Icepick, Death Unit, Jailbreak) de handen ineen om met Rangda een ware superband te vormen. Rangda is een Balinese demonengodin en betekent letterlijk “weduwe”. Een ietwat bijzondere naam voor drie mannen, maar er is dan ook werkelijk niets gewoon aan hun muziek. Dat bewijzen ze al vanaf hun allereerste release Fals Flag (2010), dat op het prestigieuze Drag City label wordt uitgebracht. Ze brengen op improvisatorische wijze iets dat het midden houdt tussen psychedelische rock, jazz, noise en folk. Avontuurlijke muziek, die ze ook op het vervolg Formerly Extinct (2012) en hun album The Dead C Vs Rangda (2013), inderdaad met The Dead C, laten horen. Drie jaar verder verschijnt eindelijk hun nieuwe cd The Heretic’s Bargain. Daarop vliegen ze uit de startblokken met surfrock, waar ook de Oosterse mystiek in weerklinkt. Ze weten op pakkende en virtuoze manier hun rock aan de man te brengen, op de meest consistente wijze tot nu toe. Dat geldt in elk geval voor de eerste vier stukken. De bijzondere schoonheid en het venijn komen pas echt naar boven in de kont van het album. De vijfde en tevens slottrack “Mondays Are Free At The Hermetic Museum” van maar liefst 19 minuten bevat namelijk een combinatie van hetgeen ze op de rest van het album laten horen en hun meer experimentele en geïmproviseerde muziek. Ze serveren hier een weergaloze trip die spannend, intrigerend, psychedelisch en overrompelend is. Liefhebbers van Cerberus Shoal, Sun City Girls, Alvarius B, Voice Of The Seven Thunders, June Of 44, Mr. Bungle en Dirty Three zullen hier zeker content mee zijn. Het is dan ook avant-folk-rock op het allerhoogste niveau.
School Of Seven Bells – SVIIB (cd, Full Time Hobby / Konkurrent)
In de begindagen van School Of Seven Bells zijn de tweelingzussen Alejandra (zang, bas) en Claudia Deheza (zang, keyboards), voorheen in On!Air!Library!, de absolute blikvangers. Nadat ze Benjamin Curtis (gitaar, elektronica) tegenkomen op een tournee, die op zijn beurt weer deel uitmaakt van Secret Machines en Tripping Daisy, formeren ze de nieuwe groep. In deze samenstelling produceren ze de twee albums Alpinisms (2008) en Disconnect From Desire (2010). Hierop maken ze een mix van shoegaze, wave, droompop en tevens tachtigerjaren danc en elektronische muziek. Daarna verlaat Claudia om persoonlijke redenen de band. Toch is dat geen aderlating gebleken op hun derde cd Ghostory (2012). Ze varen meer een elektronische koers, maar behouden die gruizige shoegaze en duistere wave elementen. Het is allemaal heerlijk melancholisch, dromerig en nostalgisch en daarom zeer genietbaar. Gesterkt door dit alles gaat het koppel Alejandra en Benjamin voortvaren werken aan een vervolg. Daar wordt onverwachts een behoorlijke streep doorgehaald als Benjamin eind 2013 op 35 jarige leeftijd overlijd aan kanker. Het heeft even geduurd voor Alejandra de draad weer op kon pakken en de vele songs die zo goed als af waren tot een einde weet te brengen. Hiervoor komt ondermeer haar zus weer in beeld. Dat het werk van Benjamin Curtis niet voor niks is geweest bewijzen ze wel met SVIIB. Ze lijken iets meer terug te grijpen op hun vroegere sound en de muziek is ook -om begrijpelijke redenen- meer droefgeestig. Al met al klinken ze als de ideale hybride van Cocteau Twins, Lush, New Order, Wire, My Bloody Valentine, The Sight Below en Bel Canto. Het is van een heerlijk nostalgische pracht. Een liefdevol eerbetoon. Geen idee hoe de toekomst er voor School Of Seven Bells nu uitziet, maar zou de ideale afsluiten dan wel het perfecte begin zijn.
Andrew Weatherall – Convenanza (cd, Rotters Golf Club / Konkurrent)
DJ, producer, remixer, labeleigenaar, muzikant en journalist Andrew Weatherall heeft al zo’n uitgebreide en brede discografie dat ik denk dat iedere rechtgeaarde dub-, house-, elektronica-, funk- en zelfs post-punkfan wel iets van hem op de planken heeft staan. Ik zal niet compleet uitweiden, dat gaat zelfs voor mij te ver, maar Two Lone Swordsmen, The Asphodells en The Sabres Of Paradise zijn naast zijn solowerken voorbeelden van zijn kunnen. En als je zijn eigen werk niet in de kast hebt staan, dan wellicht één van zijn mixen of producties, waaronder bijvoorbeeld Beth Orthon, Björk, The Orb, Primal Scream, My Bloody Valentine, Siouxsie Sioux, The Future Sound Of London en ga zo maar door. Convenanza is zijn eerste soloalbum sinds 2009 en is volgens hem een zogeheten opruimplaat geworden. Terugkijkend op zijn leven en de puin die het hier en daar heeft achtergelaten, zoals open eindjes, zaken die anders moesten en dingen die verkeerd zijn gelopen, besluit hij de muzikale stoffer en blik te pakken en één en ander muzikaal vorm te geven. Dat levert een intro en 8 vette tracks op die behoorlijk in het leftfield deel van het muzikale spectrum uitkomen. Hij brengt een broeierige, deels dansbare mix van elektro, funk, avant-garde, dub, IDM en op de achtergrond zelfs wat post-punk. Het lijkt daarbij of Tarwater, LCD Soundsystem, Arthur Russell, Wire, Radioactive Man en zijn projecten Two Lone Swordsmen en The Sabres Of Paradise een wonderlijk verbond zijn aangegaan. Her en der hoor je een funky trompet en wat vrouwelijke achtergrondzang (Nina Walsh), maar het merendeel is van Weatherall zelf. Wat hij hier laat horen is volkomen eigenzinnig, organisch geheel dat voor geen gat te vangen is. Intrigerend en verrassend goed, dat ook nog eens een opgeruimd gevoel geeft.
Martijn
Roots Manuva @ Paradiso, Amsterdam
De Britse rapveteraan heeft zich de kush goed laten smaken deze happy monday. Het is dat z’n band uit professionals bestaat want anders was deze avond toch wat minder uitgepakt ben ik bang. Gedurende de set, met de nadruk op zijn melancholieke laatste album Bleeds van een paar maanden geleden, raakt hij gelukkig toch langzaamaan meer bevangen van spirit van de muziek en is het toch wel een vette show.
Fluister @ TivoliHelling, Utrecht
Even chillen op de zondagmiddag. Die kussens-op-de-vloer-setup is niet zo mijn ding maar goed, de muziek is fraai. Opener Anne Chris Bakker begint met een mooie op gitaar gebouwde ambient drone waarna Bjarni Gunnarsson de korsten uit je onderbroek trilt. Allesbehalve ‚fluister’ maar wel een prettige afwisseling. Marsen Jules sluit namelijk af met zeer dromerige, orkestrale ambient die op zich fraai is (doet me denken aan de orkestrale bewerkingen van Robert Fripps soundscapes) maar hij bouwt wel erg vaak naar een einde toe waardoor je een beetje het gevoel krijgt dat het zich maar voort blijft slepen.
Zierler ESC
Toetsenist Finn Zierler was het muzikale brein achter Beyond Twilight. Hij wist op het debuut het beste uit meesterzanger Jorn Lande te halen (die op Ark’s tweede album na dat niveau helaas nooit meer heeft geëvenaard). Ook zonder Lande wist hij daarna nog twee geweldige platen te maken. Waarom de bandnaam nu veranderd is weet ik niet, maar met zanger Kelly Sundown Carpenter (die op de laatste Beyond Twilight zong), maar wel zonder de geweldige leads van gitarist Anders Exo Kragh, levert hij toch weer een geweldig brok prog metal af. Het theatrale, caroussel-achtige is er nog altijd, er is wel iets meer technisch vuurwerk, waar drumbeest Bobby Jarzombek (Spastic Ink, Fates Warning) misschien dan weer iets mee te maken heeft. Anyway, wat voor naam er ook aanhangt, als Finn het doet zit het goed, dat blijkt maar weer.