Het blijft nog wel even tegelijkertijd terugblikken en vooruitkijken in mijn lijstje uit het:
SCHADUWKABINET
Ik luisterde naar: Abstract Concrete, AySay, EllaHarp, epic45, Gidon Kremer, The Last Dinner Party, Kali Malone, Mełech Kurek, Mon Laferte, Philippe Petit, Torres en Zrní.
Jan Willem
Abstract Concrete – Abstract Concrete (cd, The state51 Conspiracy)
Muzikale helden heb je in vele soorten en maten. Als het gaat om experimentele avant-gardistische rock is de Britse drummer en zanger Charles Hayward daar toch zeker één van. De band This Heat mag je gerust legendarisch noemen. Na het uiteengaan van die band gaat hij verder in Camberwell Now en is hij tevens te vinden in The Hat Shoes en legio andere projecten, zowel solo als in diverse samenwerkingsverbanden. En er is een nieuw project bijgekomen, te weten Abstract Concrete, dat naast Hayward (zang, drums) bestaat uit Agathe Max (altviool), Roberto Sassi (gitaar), Yoni Silver (keyboards, (bas) klarinet) en Otto Willberg (bas, contrabas), die allen hun sporen elders al hebben verdiend. In november vorig jaar hebben ze hun gelijknamige debuut uitgebracht, waarop ze in een kleine drie kwartier 6 nummers voorbij laten komen, die menig jonge band zal doen kwijlen. Hayward klinkt op zijn 72ste nog altijd strijdlustig en heel goed bij stem. De geweldige, typische avant-garde, aangedikt met jazz en postpunk die ze hier neerzetten, kan ook alleen maar door ervaren muzikanten gemaakt worden. Het doet me naast een wat toegankelijker Camberwell Now en This Heat vooral denken aan Tuxedomoon. Zonder overigens in herhaling te vallen of gedateerd te klinken. Maar het is wel echt ouderwets genieten!
AySay – Köy (cd, No Bounds Music)
In 2021 debuteerde het Deens-Turkse AySay met hun prachtige album Su Akar. Ze laten er een fraaie mix horen van Deense folk, elektronica en Turkse muziek. Een combinatie die elkaar bepaald niet bijt. Sowieso is veel mooi met een Turkse inbreng. Neem bijvoorbeeld de psychedelische muziek met Turkse van “onze” Altın Gün; hoewel dat recept in Turkije zelf ook nog wel eens wordt toegepast. Wat dat betreft is hetgeen AySay laat horen origineler. Vorig jaar hebben ze in de herfst hun tweede album Köy (“dorp” in het Turks) uitgebracht, die ik gemist heb en waarvan ik ook dacht dat het enkel op vinyl uit was. De Deense titels zijn er verdwenen, maar er blijft wel een mix van culturen. Toch is het meer Turks wat Luna Bülow Ersahin (zang, bağlama, viool), Carl West Hosbond (gitaar, bas) en Aske Døssing Bendixen (drums, percussie, synth-bas, gitaar) hier laten horen. Neemt niet weg dat het allemaal weer lekker en meeslepend is wat ze hier laten horen. Enig minpunt is dat het na ruim een half uur alweer voorbij is. Desalniettemin een album dat ik jullie niet wilde onthouden.
EllaHarp – Lost In January (cd, EllaHarp)
Lost In January is ergens wel een toepasselijke titel als je in januari een schijfje dat al in juni 2023 is uitgebracht in handen krijgt. Het is het derde album van de Amerikaanse EllaHarp, die voluit Ella Dawn Jenkins heet en de kleindochter is van de componist en pianist Gordon Jenkins. Ze heeft eerder al aangetoond dat de harp bepaald geen duf of engelachtig karakter heeft. Overigens heeft Remy Van Kesteren dat in eigen land ook al meermaals bewezen. Ella brengt hier naast zang songs die half op de harp en half op de banjo zijn gemaakt (ongeveer dan met 9 tracks). Zoals altijd maakt ze stemmige hybrides van folk, Americana en indierock. Haar serene zang is overigens al een heel sterk wapen, maar ze weet het ook muzikaal fraai te omlijsten. Ze doet me af en toe wel denken aan Nancy Elizabeth, Essie Jain en Fran Rodgers. Ze levert echt een bezinnend prachtwerk af, dat met een lengte van 31 minuten wel ietwat aan de korte kant is. Maar de schoonheid per vierkante seconde is groot.
epic45 – You’ll Only See Us When The Light Has Gone (cd, Wayside & Woodland)
Het Britse epic45 bestaat al sinds 1999 en wordt gevormd door de schoolvrienden Ben Holton (My Autumn Empire, Birds In The Brickwork, The Balloonist) en Rob Glover (Field Harmonics, The Toy Library). Door de jaren heen schuiven er wel eens andere leden aan, maar zij vormen de harde kern. De muziek bevindt zich op weemoedige wijze ergens op het snijvlak van post-rock, ambient, folk, wave en droompop. Ze zijn terug met You’ll Only See Us When The Light Has Gone, die zoals de titel al doet vermoeden geboren is uit moeilijke tijden. Ben (gitaar, zang, keyboards, synthesizers, samples, drum programmering) en Rob (bas, samples, texturen, elektronica) worden hier vergezeld door drummer en toetsenist Mike Rowley. Ze laten een afwisselende mix van de genoemde stijlen horen, die ze hebben ondergedompeld in de melancholie. De muziek is rijk doch subtiel gedetailleerd en weet echt diepe snaren te raken. Bij vlagen is het ook echt harder dan voorheen, maar aan de andere kant ook emotioneler en meer persoonlijk. Hierdoor weten ze tevens diepere snaren te raken. Hoewel ze echt een volslagen eigen sound in huis hebben, moet je denken aan iets tussen Piano Magic, Hood, New Order, Hammock, Slowdive en The Album Leaf. Het is één van hun allermooiste albums, waarbij het enkel jammer is dat het na een goede 31 minuten alweer voorbij is. Maar goed, je krijgt ook veel in die tijd.
Gidon Kremer – Songs Of Fate (cd, ECM)
De Letse violist en componist Gidon Kremer (eigenlijk Krēmer) is inmiddels legendarisch te noemen. Hij heeft zo’n breed repertoire op zijn naam staan, van Arvo Pärt, John Adams en Philip Glass tot Astor Piazzolla, Berio en Alfred Schnittke. Zijn eerste opnames zijn al van eind jaren 60, dus hij is al meer dan 50 jaar onderweg. In 1996 heeft hij zijn kamerensemble Kremerata Baltica opgericht, dat naast hemzelf tegenwoordig bestaat uit vele violisten, altviolisten, cellisten, contrabassisten, percussionist en harpist. Samen met hen en sopraan Vida Miknevičiūtė plus cellist Magdalene Ceple en vibrafonist Andrei Pushkarev uit Kremerata Baltica brengt hij het album Songs Of Fate. Hierop brengen ze interpretaties van werken van de Baltische componisten Giedrius Kuprevičius, Raminta Šerkšnytė, Jēkabs Jančevskis en de Pools-Joodse componist Mieczysław Weinberg. Het is misschien wel zijn meest intieme en existentiële werk tot nu toe geworden en eveneens zijn meest droefgeestige. In 12 stukken van samen 57 minuten staan ook veel Joodse thema’s centraal, zoals de “kaddish”, de klaagzang van David en Joodse kindersongs, zowel in de gezongen als instrumentale stukken. Met beide weten Kremer en de zijnen een diepe indruk te maken. Hij houdt ook een spiegel voor om misstanden een geluid te geven. Het is een machtig, meeslepend werk geworden.
The Last Dinner Party – Prelude To Ectsasy (cd, Island)
De damesgroep The Last.Dinner Party is ergens in 2021 gestart, zij het dat het woordje “Last” toen nog ontbrak. Deze toevoeging was om verwarring met het project van Kamasi Washington te voorkomen. Nu presenteren Abigail Morris (zang), Emily Roberts (gitaar, fluit), Lizzie Mayland (gitaar), Geogia Davies (bas) en Aurora Nishevci (keyboards, keytar, piano) hun debuutalbum Prelude To Ecstasy. Daarop krijgen ze nog hulp op drums. Ze serveren 12 tracks die je het beste onder altpop met een vleug dark cabaret kunt scharen. Abigail zingt met een lekkere galm en ze leggen een zekere dramatiek aan de dag, zonder ooit echt uit de bocht te vliegen. Op een bepaalde manier doen ze denken aan een kruisbestuiving van Siouxsie & The Banshees, Kate Bush, The Dresden Dolls, Miranda Sex Garden, Wet Leg en ABBA. Dat klinkt allemaal heel aanstekelijk en zit ook heel sterk en afwisselend in elkaar. Dat laatste door de variatie in ritme, hardheid, instrumenten en stemmige orkestraties, maar ook leuke tussenstukjes als de titeltrack en “Gjuha”. Dit alles maakt tot een smaakvol droomdebuut.
Kali Malone – All Life Long (cd, Ideologic Organ Music / Konkurrent)
Kali Malone (1994) is een jonge, maar enorm getalenteerde en veelzijdige Amerikaanse componiste, die overigens in Stockholm woont. Keer op keer weet ze me te verrassen met haar bijzondere manier van componeren. Ze weet geheel buiten de gebruikelijke kaders te denken en kan zo maar drones met klassiek of minimal music combineren of variëren. Ze bereikt een breder publiek als ze haar derde album The Sacificial Code (2019) uitbrengt, dat uit maar liefst drie schijven bestaat. Ze toont zich een virtuoos als het gaat om het maken van orgeldrones in combinatie met prachtige en diepgravende emotievolle muziek. Op het daarop volgende Living Torch (2022) brengt ze fraaie lassen van minimal music, neoklassiek en experimenten. Vorig jaar heeft ze wederom een driedubbel album uitgebracht, namelijk Does Spring Hide Its Joy samen met gitarist Stephen O’Malley (SunnO))), Khanate, Æthenor) en celliste Lucy Railton. Het is er weer één vol contemplatieve schoonheid geworden. Daarnaast is ze te horen in uiteenlopende bands als Swap Babies, Hästköttskandalen en Sorrowing Christ, waarbij ze diverse instrumenten beheerst. Toen ik lucht kreeg van haar nieuwe album All Life Long, heb ik deze meteen blind besteld. En dat bleek een juiste keuze, want Malone brengt hier echt weer juweeltjes naar buiten. In maar liefst 78 minuten brengt ze 12 composities die geschreven zijn voor koor, pijporgel en koperblazers, maar dan wel steeds apart van elkaar. Het zijn allemaal echt uiterst bekwame, emotioneel geladen en pakkende stukken geworden. Het Macadam Ensemble levert de countertenor, tenor, bariton en bas zangers plus dirigent, de Anima Brass de trompettisten, (bas) trombonisten en Franse hoornspeler en de muziek op het pijporgel door Kali Malone zelf en deels ook door Stephen O’Malley. Los van het feit dat dit echt overrompelende muziek oplevert, is het echt opmerkelijk dat zo’n jonge componiste dit heeft kunnen maken. Ze kan zich op vele gebieden meten met de groten der aarde en dat is bijzonder. Maar het is natuurlijk veel belangrijker dat ze gewoon een luisterrijk meesterwerk aflevert, waarbij je ook nog eens constant op de punt van je stoel zit van de spanning. Er staat geen maat op deze fantastische componiste!
Mełech Kurek – Walk Thru (cd, Gusstaff Records / Xango Music Distribution)
Piotr Mełech is een Poolse jazzklarinettist (bas en sopraan), die heeft gewerkt met uiteenlopende artiest en ensembles, waaronder Fred Lonberg-Holm, Vasco Trilla, Cukier, Ensemble Tuning XIII en het Warsaw Improvisers Orchestra. Ook improvisaties, avant-garde, etnische en meer experimentele muziek staan op zijn menu. Hij heeft eveneens met zijn drummende landgenoot Wojtek Kurek in 2019 het album Split Here afgeleverd, dat vol improvisaties, jazz en avant-garde staat. Kurek is eveneens een veelzijdige artiest, die al meer dan tien jaar van zich laat horen, zowel solo als in de projecten Tuleje, Hokman, Paper Cuts, Szpety, Chryste Panie en Bubble Pie/ Hiermee brengt hij allerlei soorten muziek uit, van experimentele en geïmproviseerde tot rock, jazz en folk. Nu zijn ze terug met hun tweede album Walk Thru. Daarbij krijg je het avontuurlijk klarinetgeluid van Mełech, die zowel improviseert als jazz, Ethiopische en Klezmer muziek doorkruist. Kurek op zijn beurt leeft zich helemaal uit op de drums en andere percussie-instrumenten, maar doet dat veelal op ietwat gedempte wijze, zodat hij fraaie, steeds variërende ritmische decors neerzet. Hoewel de twee niet altijd op elkaar inhaken maar wel om elkaar cirkelen, ontstaat er toch een bijzondere, dynamische eenheid. Het is een spannend album geworden, waarbij je tot het eind op de punt van je stoel zit.
Mon Laferte – Autopoiética (cd, Universal Music Group Mexico)
De nieuwe cd Autopoiética van Mon Laferte, die november vorig jaar is uitgebracht, is er ook weer één die ik dankzij een jaarlijst tegen ben gekomen. Nu spreekt PostNL regelmatig over de reis van je pakket, maar deze heeft er een wereldreis van gemaakt. Nu toch binnen. Mon Laferte is het inmiddels 12 jaar lopende project van de Chileense Norma Monserrat Bustamante Laferte. Ze heeft zich van heel erg poppy via pachanga, cumbia, mambo, salsa, bolero en folk steeds meer ontwikkeld tot een artieste met een brede focus. De pop steeds verder weg, zonder dat het ooit moeilijk in het gehoor ligt. Op haar nieuwe album incorporeert ze ook alternatieve rock en trip hop in haar sound, waar ook bossanova, danspunk en pop een rol spelen. Het is geweldige combi met haar heerlijke zang. Je moet het eigenlijk ergens tussen Rosalía, Lhasa, Björk, Astrud Gilberto, Sneaker Pimps, Lila Downs en Arca zoeken. Het levert één van haar meest gevarieerde, spannendste en gewoonweg beste albums tot nu toe op.
Philippe Petit – A Divine Comedy (2cd, Crónica)
Zodra de naam Philippe Petit opduikt, mag je de oren spitsen. Zeker als je voor de meer avontuurlijke muziek gaat. Dat geldt niet eens alleen voor zijn eigen muziek of die hij maakt met Strings Of Consciousness of zijn bevriende artiesten, waaronder K11, Lydia Lunch, Cosey Fanni Tuti, Cindytalk, PAS, Ron Anderson, Robert L. Pepper, James Johnston, Vultures Quartet, Chapter 24, Asva, Simon Fisher Turner, Foetus, Graham Lewis, Scanner, Eugene S. Robinson, My Brightest Diamond, Faust Mia Zabelka, Barry Adamson, Mira Calix, Justin Broadrick, Kammerflimmer Kollektief, Edward Ka-spel, Jarboe, Leafcutter John, Banabila, Murcof, Simon Whetham en Michael Schaffer. Nee ook met zijn eigen labels van voorheen, Kinetic Vibes Music met garagerock, Pandemonium met noise en het elektronisch georiënteerde BiP_Hop, heeft hij een verschil gemaakt in de muziekscene. En dan heb ik het nog niet eens gehad over zijn inbreng als muziekjournalist en radiomaker/presentator. Hij verkent met zijn muziek graag onontgonnen terrein en noemt zich daarom ook een “musical travel agent” en geen muzikant. Inmiddels heeft hij ook de studie elektro-akoestische muziek afgerond en is hij tevens ambassadeur van het modularisme geworden; een beweging om met modulaire synthesizers muziek te maken waarbij de compositie centraal staat en niet de middelen om dit te bereiken. Op deze manier heeft hij ook zijn nieuwe album A Divine Comedy aangepakt. Petit is hierop weliswaar geïnspireerd door het gedicht van de Italiaanse dichter en filosoof Dante Alighieri, maar wil zich niet beperken door aan de tekst vast te houden. Het is meer een voedingsbodem voor zijn eigenzinnige composities geworden. Het album bestaat uit twee schijven, waarbij de eerste “Inferno” en de tweede “Purgatorio + Paradiso” als subtitel heeft meegekregen. Dus thematisch komen Alighieri’s “hel”, “vagevuur” en “paradijs” uit het gedicht hier wel voorbij. Met stem, diverse analoge Buchla systemen en andere synthesizers, piano, gong, spectraal processor, daxofoon, cimbaal, zingende schaal, draaitafel en meer schept hij zijn eigen goddelijke komedie op abstracte maar meeslepende wijze. Je krijgt ondanks de dikwijls bevreemdende maar biologerende geluiden toch levendige beelden, emoties en minder goed te duiden ervaringen mee. Soms voelt het of je in een gedigitaliseerde natuur rondloopt en op andere momenten of jezelf bent geüpload naar een digitale omgeving. Hoe het ook zij, het moge duidelijk zijn dat deze muziek voor een intense beleving zorgt. Zoals ook het gedicht. Petit brengt niet alleen een fraai eerbetoon, maar doet ook recht aan de impact van Alighieri. Twee keer drie kwartier weet hij je stevig in de houdgreep te nemen met zijn uitzonderlijke composities.
Torres – What An Enormous Room (cd, Merge / Konkurrent)
De Amerikaanse zangeres/gitarist Mackenzie Scott, de naam klinkt omgekeerd eigenlijk logischer maar niet voor een vrouw, brengt al sinds 2013 als Torres haar muziek naar buiten. Deze is op labels als Misra en Daytrotter, maar ook 4AD en uiteindelijk het oerdegelijke Merge verschenen. Daarbij weet ze steeds weer anders voor de dag te komen, zonder dat ze haar authenticiteit verliest. Vijf albums lang weet ze al verrassende invalshoeken te vinden, die ergens tussen droompop, alternatieve rock, shoegaze en indierock uitkomen. Nee Torres is niet voor één gat te vangen. Dat bewijst ze andermaal op haar nieuwe, zesde album What An Enormous Room. Het is een album dat ze ooit wilde maken, maar nu de juiste rijpingsdatum heeft bereikt. Ze werkt wat meer met elektronica, maar ook artrock, grunge en onvervalste pop. Ze leunt altijd al een beetje op de 4AD sound, wat hier ook referenties oplevert als Lisa Germano, The Breeders, Lush en Kendra Smith oplevert, al liggen artiesten als Laurie Anderson, Austra, Mitski en PJ Harvey ook op de loer. Het levert weer een onderscheidend sterk album op.
Zrní – Široko Daleko (cd, Zrní)
Ik ben een groot fan van de Tsjechische muziek, al kan je daar eigenlijk niet één stijl aanwijzen. Het is zo rijk en divers wat er uit dat land komt, van traditionele folk tot fijne rock of intrigerende avant-garde. Een band die ik al meer dan 10 jaar volg is Zrní, hetgeen “graan” betekent. Ze begonnen ooit als pure indierock met folk gezelschap, maar zijn ganderweg wel meer invloeden gaan incorporeren. Het vijftal bestaat uit Jan Unger (zang, fluit), Jan Juklík (gitaar, zang), Jan Fišer (viool, zang), Jan Caithaml (bas, zang) en Ondřej Slavík (drums, accordeon, beatbox, samples). Ze brengen met redelijke tussenpozen hun materiaal uit en ook nog in eigen beheer, dus ik stuitte pas laat op hun vorig jaar verschenen zevende album Široko Daleko, hetgeen “ver weg” betekent. Ze brengen er 12 nieuwe songs, die weer op een losse wijze indierock en folk aan elkaar koppelen. Daarbij worden ze nog geholpen door gasten op zang, altviool, cello en Franse hoorn. Het geluid klinkt wat meer tegendraads dan voorheen, maar ze klinken verder luchtig en speels. Gelukkig zit er nog altijd wel een vleugje melancholie doorheen. Je moet het ergens zoeken tussen Lost In The Trees, Other Lives, Okrej, Květy, Radůza en Thom Yorke, zij het dat niets ooit helemaal past. Gewoon weer een leuk origineel nieuw album!