Daar kwam deze week toch wat aanwaaien. Snel over naar het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Los Bitchos, Burial, Bill Callahan & Bonnie ‘Prince’ Billy, Tim Hecker, Kreidler, Mitski, Karin Park, The Waltz, The Weeknd en Yeule.
Jan Willem
Los Bitchos – Let The Festivities Begin! (cd, City Slang / Konkurrent)
Retro is het hedendaagse nieuw, zo lijkt het dikwijls. Vaak is daar helemaal niks mis mee. Dat bewijst ook het Londense kwartet, voorheen kwintet, Los Bitchos maar weer met hun debuut Let The Festivities Begin!. De groep rond kopvrouw Serra Petale (gitaar, bağlama (saz), bouzouki) bestaat naast haar uit Josefine Jonsson (bas), Augustina Ruiz (keyboards, synthesizers) en Nic Crawshaw (drums, percussie), Petale komt oorspronkelijk uit Australië en heeft ook al in de stonerrock band Admiral Sir Cloudesley en de indierock formatie Kid Wave van zich laten horen. En bijna alle andere bandleden hebben al van zich laten horen in punk en garagerock bands. Met Los Bitchos is het andere koek, want daar combineren ze surfmuziek met wave, Turkse psychedelica, Colombiaanse cumbia, Peruviaanse chicha en andere exotische muziek. Daarbij mogen ze voor de productie en instrumentale bijdrage rekenen op Alex Kapranos (Franz Ferdinand). Het is allemaal instrumentaal en toch veelzeggend, al hoor je af en toe wel stemmen. Mijn dochter kwam binnenlopen toen ik deze draaide en ze vond het klinken als muziek voor op het strand. En dat is ook wel zo, zij het dat het geen bakplaat is maar echt wel een album met diepgang. Aan de andere kant hoor je er ook de vrolijkheid van het maken in terug. En een beetje zomer in deze tijd kan geen kwaad. Het is eigenlijk het Engelse antwoord op het Amerikaanse Khruangbin geworden, al moet je Secret Chiefs 3, Savage Republic, La Luz en Selda Bağdan ook tot de referenties rekenen. Het is een veelzijdig prachtalbum geworden, waar je steeds dingen blijft ontdekken.
Burial – Antidawn (mcd, Hyperdub / Konkurrent)
Burial is het alias van de Londense muzikant William Bevan, die keer op keer weet te verrassen met zijn bijzondere, veelal duistere en bovenal mysterieuze dubstep. Hij grossiert in mini albums en heeft eigenlijk met het gelijknamige debuut uit 2006 en Untrue (2007) pas twee albums op zijn naam staan. Maar dat moet je een beetje met een korreltje zout nemen, want zijn mini’s zijn dikwijls ook best lang, wat ook nu weer het geval is met de nieuwe epee Antidawn. Deze telt 5 nieuwe tracks maar is wel ruim 43 minuten lang. Er zijn toch bands/artiesten, die met minder minuten een album hebben afgeleverd. Dit nieuwe werk is misschien wel Burial’s meest minimale werk tot nu toe geworden. Het is alsof zijn eigen sound verbrand wordt en er uit de rook nieuwe stukken herrijzen; lucide en gitzwart en toch zonder identiteitsverlies. Je belandt in een raar niemandsland, waar stemmen opdoemen en weer verdwijnen tussen al de elektronische en gesamplede geluiden. Wat ook wel bijzonder is, is dat de muziek geen enkele beat bevat. Dat is iets dat je plots ervaart, want ergens is het muziek waarbij dit hoort. Burial wekt middels orgels, aanstekers, knetterende ruis en andere geluiden wel de indruk dat er beats aanwezig zijn, maar dat is een fraaie mindfuck. Het is een soort unheimisch schaduwspel geworden, waarbij de voetafdrukken van Burial zich herkenbaar achter een mysterieuze en spookachtige sluier afspelen. Burial zet de tijd even stil en dompelt je onder in contemplatieve pracht.
Bill Callahan & Bonnie ‘Prince’ Billy – Blind Date Party (2cd, Drag City Inc.)
Ik denk dat Bill Callahan (Smog) en Will Oldham (Bonnie ‘Prince Billy, Palace Brothers/Music/Songs) beide geen introductie behoeven, maar als dat wel het geval is raad ik je aan eerst naar hun andere (solo)projecten te luisteren. Met name Smog vind ik interessanter dan Callahan solo en van Oldham is veel goed, maar ook een deel wat minder. Hoe dan ook hebben beide heren het thuiszitten tijdens de pandemie aangegrepen om covers op te nemen samen met een wisselende samenstelling van vooral labelgenoten, zoals Azita, Matt Sweeney, Alasdair Roberts, Matt Kinsey, Sean O’Hagan (The High Llamas), Dead Rider, George Xylouris (Xylouris White), Bill MacKay, David Pajo, Mick Turner (Dirty Three), Meg Baird, Ty Segall, Cooper Crain (Bitchin Bajas), Cory Hanson, Six Organs Of Admittance, David Grubbs, Cassie Berman (Silver Jews), Emmett Kelly (The Cairo Gang) en Sir Richard Bishop. En dan zijn er nog wat anderen die het instrumentarium completeren. Dat alles is verzameld op de dubbel cd Blind Date Party. Het wordt een beetje een grote opsomming, maar ze brengen naast twee nieuwe versies van nummers van henzelf covers van Cat Stevens, Hank Williams Jr., Dave Rich, Heather McAllister, Billy Eilish, Lou Reed, Steely Dan, Jerry Jeff Walker, Robert Wyatt, Little Feat, Johnnie Lee Frierson, Iggy Pop, Michael Burton, Leonard Cohen, Silver Jews, Air Supply en John Prine. Coveralbums kunnen soms best voorspelbaar of niet zo interessant uitpakken, maar deze is eigenlijk zeer verrassend. Zowel de songkeuze, maar ook de aanpak met al deze gasten en het geweldige samenspel en samenzang. Soms moet je ook echt even je best doen om te horen wie ze nu coveren. Gewoon op eigen en gevarieerde wijze en geen slappe kopieën. Dit levert anderhalf uur lang een feest der herkenning, een feest voor het oor en een feest dat voor herhaling vatbaar is op.
Tim Hecker – The North Water (cd, Invada/ Lakeshore)
Binnen de elektronische muziekwereld zitten er voor mij een paar hele grote uitschieters, zoals Biosphere, Autechre, Aphex Twin, Beaumont Hannant, Machinefabriek, The Black Dog en tevens de Canadese muzikant Tim Hecker. Aan het begin van deze eeuw begint hij muziek naar buiten te brengen, eerst heel kort als Jetone en daarna als snel onder zijn eigen naam, al dan niet samen met Aidan Baker en Daniel Lopatin. In totaal heeft hij 10 soloalbums uitgebracht, waarvan een groot deel op het prestigieuze Kranky label. Doorgaans maakt hij met elektronica en akoestische instrumenten eigenzinnige, innovatieve en toonaangevende kruisbestuivingen van dark ambient, drones, glitch en experimenten. Op zijn laatste twee albums, Konoyo (2018) en Anoyo (2019), werkt hij samen met een gagaku ensemble, ofwel makers van typisch traditionele Japanse muziek. En eerder op het 4AD label brengt hij met Love Streams (2016) weer een uiterst romantisch en tot de verbeelding sprekend album. Dit om even aan te geven dat zijn output behoorlijk varieert. Om dit te onderstrepen komt Hecker nu met de soundtrack The North Water voor de gelijknamige miniserie van Andrew Haigh, een verfilming van de roman van Ian McGuire. Hecker schreef de stukken in wat hij zelf omschrijft één van de donkerste winters, die tijdens de pandemie. Die sfeer past misschien ook wel bij het verhaal van een in ongenade gevallen arts, die hospik wordt aan boord van een Arctisch walvisschip. De ijzige sfeer is ook goed terug te horen in de muziek. Naast de synthesizers, piano, gitaar en elektronica van Hecker wordt ook dankbaar gebruik gemaakt van de inbreng van cellist Thomas Beard en producer en pianist Pietro Amato (The Luyas, Bell Orchestre). Daarnaast geven nog een paar gasten op percussie en gitaar acte de présence. Het levert 15 stukken op, die meeslepend, spannend, bij de strot grijpend en ijzingwekkend zijn. De score bestaat uit de bovenvermelde mix aan stijlen, maar dan nog in combinatie met neoklassiek en spookachtige muziek. Deze staat ook zonder de beelden stevig overeind. Woorden schieten eigenlijk tekort om dit nieuwe, duistere meesterwerk van Hecker te beschrijven.
Kreidler – Spells And Daubs (cd, Bureau B / Mutante-inc)
Het in 1994 opgerichte Kreidler blijft ook maar op innovatieve wijze doorgaan, al is de output soms wat wisselvallig. Maar het is een band om in de gaten te blijven houden, mede door hun eigengereidheid. Ze gaan zelf ook van postrock naar IDM, neoklassiek en krautrock. Dat laatste element zit er de laatste jaren altijd wel doorheen. Het viertal uit Düsseldorf, tegenwoordig bestaande uit Alex Paulick, Andreas Reihse, Detlef Weinrich en Thomas Klein, presenteert nu hun 13de studioalbum Spells And Daubs. Hierop staan 10 stukken, die weer met een architectonische precisie in elkaar gezet zijn. Hoewel het meer melodieus is, zijn de beats nog altijd van de partij en zit het ook weer helemaal goed met de krautrockachtige motorik. Maar ze brengen hier ook toefjes dub, neoklassiek, synthpop en engelachtige zang (of klanken ervan) aan in hun muziek. Soms is het zelfs etherisch, maar dat is nooit van lange duur. Altijd zoeken ze toch de plekken op waar het schaaft en schuurt, zonder dat dit een mooie melodie in de weg hoeft te zitten. Door de enorme gelaagdheid van de muziek lijken er sowieso wel eens verschillende muziekstukken door elkaar te lopen, wat een heel bijzonder hoorspel oplevert. Tot de verbeelding sprekend en hoopvol gestemd album, waarbij je het ergens tussen Autechre, Neu!, To Rococo Rot, Beaumont Hannant, Hector Zazou en door de baspartijen ook Mick Karn moet zoeken. Vanuit hun winterse omgeving laten ze met hun muziek toch al een beetje de lente aanbreken.
Mitski – Laurel Hell (cd, Dead Oceans / Konkurrent)
Sinds 2012 brengt de in Japan geboren, maar in New York getogen Mitski Miyawaki als Mitski haar muziek uit. Ze weet altijd popmuziek aan goede smaak te koppelen en lardeert haar muziek dikwijls met elementen uit de indierock, shoegaze en elektronische muziek. Ze smeedt ook een bijzondere las tussen melancholie en opgewektheid. Haar motto luidt “happiness fucks you”, wat ik wel begrijp. Je kunt je enorm optrekken aan droefgeestige muziek, terwijl blije eikel-muziek je dikwijls minder vrolijk stemt. Met haar welbekende en steeds beter wordende recept gaat ze ook verder op haar zesde album Laurel Hell. In een goede 32 minuten laat ze 11 nieuwe songs de revue passeren, die weer van een bedrieglijk goed humeur lijken te getuigen. Maar al snel hoor je ook een duidelijke ondertoon, die een ander verhaal vertelt. Ze past zo bij de 4AD-stal van de jaren 90, zij het dan als vrolijkst klinkende meisje van de klas, al is haar zang bitterzoet. Dat ambivalente karakter van haar muziek maakt het juist zo interessant. Als je ergens tussen Lush, Cocteau Twins, Lisa Germano, The Breeders, Phoebe Bridgers, Japanse Breakfast en Billie Eilish finisht, doe je iets heel erg goed. Ze levert voer om over na te denken, maar brengt tegelijkertijd wat lucht in deze donkere tijden. Mitski blijft een heerlijk vreemde eend in de bijt en levert alweer een geweldig album af.
Karin Park – Church Of Imagination (cd, Pelagic)
Verandering van spijs doet eten luidt een welbekend spreekwoord. Maar het gebeurt niet vaak dat het zo lekker wordt, dat het vorige eten doet vergeten en naar de klikobak verwijst. Dat lijkt toch nu het geval bij de Zweeds-Noorse zangeres, muzikante en model Karin Park (Årabrot). Zij opereert al bijna 20 jaar in de poprock en synthpop hoek. Geloof me, haar muziek heb ik hoog zitten, maar sinds ze vorig jaar met Lustmord een album heeft uitgebracht is er wel wat veranderd in hoe ik naar haar vorige albums ben gaan kijken. Het niveauverschil is gigantisch. Nu kan ik gaan beweren dat haar laatste album Church Of Imagination door deze samenwerking gevormd is, maar deze stamt eigenlijk uit 2020 en wordt nu nieuw leven ingeblazen op cd. Wat je wel meteen hoort is dat dit een donkerder versie van de vroegere Karin Park is, die beter aansluit bij Lustmord. Het voelt ook of ze hier voor het eerst helemaal zichzelf is, want ook haar zang klinkt nu anders en niet gekunsteld. Dit is wetenschap achteraf, als je haar eerdere werk kent. Het is ook zo, dat als je niks met haar vorige albums had, je deze en die met Lustmord gerust kunt proberen en zien als nieuwe start. De cd opent met een fraaie cover van The Cure’s “A Forest”, maar daarna volgen 11 eigen stukken. Park (zang, orgel, piano, fluit) werkt hier samen met een koor en 12 gastmuzikanten op viool, cello, contrabas, piano, mellotron, synthesizer, gitaar, orgel, bas, drums, Moog en zang. Het is werkelijk van een andere, magische categorie. Denk daarbij aan een mix van The Cranes, Chelsea Wolfe, Zola Jesus, Rykarda Parasol, Fever Ray en Siouxsie & The Banshees. Bij deze denkbeeldige kerk wil ik me graag aansluiten! Het is haar magnum opus geworden. Amen!
The Waltz – Looking-Glass Self (cd, Labelman / [PIAS])
Voor een goede bak herrie kan je gerust bij onze zuiderburen aankloppen, dat bewijst ook het viertal The Waltz uit Kortrijk maar weer. Ergens in 2017 begonnen ze aan hun muzikale avontuur, dat nu met Looking-Glass Self een heus debuut heeft opgeleverd. Kevin Anne (zang, gitaar), Benoit Lafaut (gitaar, synthesizers), Arne Vanhoutteghem (bas) en Sybe Versluys (drums) beginnen hun album met een korte inleiding over de term “looking-glass self” , die door een computerstem wordt gebracht. Dit is in 1902 door de Amerikaanse socioloog Charles Horton Cooley (1864-1929) geïntroduceerd, wat in het kort inhoudt dat het oordeel dat we over onszelf hebben in hoge mate wordt beïnvloed door hoe we denken dat anderen over onszelf oordelen. En doorrr. Dat doet The Waltz hierna ook namelijk met 10 lekker noisetracks, waar de energie uit je luidsprekers komt sijpelen. Ze combineren het betere van de alternatieve rock uit de jaren 90 met hedendaagse noise. Op hun bandcamp-site melden ze dat als The Waltz een drankje was, het een knallende cocktail zou zijn van Panoramix’s toverdrank, vermengd met Red Bull, wat koffie en een sterk Belgisch Tripel-bier. Met die omschrijving en variatie valt te leven. De songs zijn puntig, bruisen van de energie en barsten van de creativiteit. Ze delen de ene na de andere uppercut uit en dat vind je nog lekker ook. Dat wisselen ze overigens wel af met meer stemmige stukken zoals “Necessary Evil”, waarbij ook de cello om de hoek komt kijken. Naast de mix aan drankjes moet je ook denken aan Black Midi, Ministry, Unsane, The Mars Volta, Soundgarden, IDLES en Vandal X. Maar eigenlijk zijn ze in één klap hun eigen referentie geworden. En met “Enter The World” hebben ze meteen een alternatieve hit in handen. Wat een overdonderend debuut!
The Weeknd – Dawn FM (cd, XO/ Republic)
Ik ga denk ik enorm tegen heilige huisjes schoppen, maar de muziek van Michael Jackson is toch buiten enig nostalgisch gevoel gewoon tienermuziek? Begrijp me niet verkeerd, ik ben als kind met zijn muziek begonnen en hij heeft geweldige dingen gedaan, maar solo zat er gewoon ook een hoop nep en theater bij? Of zit het anders? In 2012 is er dan plots het Canadese The Weeknd, waar ik als een blok voor val. Het is het soloproject van de r&b muzikant Abel Tesfaye, die mede door zijn zang nog wel eens aan Michael Jackson doet denken. Eigenlijk laat hij met zijn muziek horen hoe goed Michael Jackson was en dat is bijzonder. Toch haalt hij zijn inspiratie meer uit bands als Cocteau Twins, AR Kane en Siouxsie & The Banshees, wat je niet per se iets erin terug hoort. Als The Weeknd kent hij succes na succes en ook als alles even tegenzit komt hij muzikaal gezien met zijn betere albums aanzetten, die r&b koppelt aan soul, synthwave, trap, pop rap, new wave, rock en disco. Eigenlijk, sorry dat ik het zeg, een meer volwassen versie van Michael Jackson; en zoveel leuker, vind ik dan. Hij heeft overigens ook met Daniel Lopatin van Oneahtrix Point Never samengewerkt, dus met het avontuurlijke aspect zit het ook wel snor. Nu is zijn achtste album Dawn FM een feit. Deze is beduidend opgewekter dan zijn vorige paar albums, waar wat relationele problemen doorheen zaten, zonder de kwaliteit uit het oog te verliezen. Er gaat hier een blik vol inspiratie en ook emoties open, met dat verschil dat hij hier een plek voor zijn verdriet heeft gevonden. Maar die botsende combinatie van stijlen maakt zijn muziek zo interessant; alsof je de Hitkrant met een serieuze krant kruist. Heerlijk album weer!
Yeule – Glitch Princess (cd, Bayonet / Konkurrent)
Yeule is al zo’n 8 jaar het project van Nat Ćmiel uit Singapore. Als kind is zo nogal eens verkast met haar ouders. Die onrust, maar ook het avontuurlijk en niet alledaagse bestaan hoor je eigenlijk ook terug in haar muziek, die ergens tussen synthpop, synthwave, ambient, experimentele en etherische muziek. Hoewel de muziek meestal erin gaat als een popalbum, is deze dikwijls best complex. Daarbij schuwt ze grote onderwerpen ook niet. Op haar nieuwe album Glitch Princess maakt ze speels gebruik van foutmeldingen en gebroken computercodes, waar ze haar melodieën doorheen vlecht. Naast de diverse genoemde stijlen mengt ze er her en der ook wat shoegaze doorheen. Dat alles levert een tegelijkertijd onrustig als etherisch geheel op, vol bijzondere spanningsbogen, zodat je al snel gefascineerd raakt. Om een idee te krijgen moet je denken aan een steeds wisselende hybride van Grimes, Cornelius, Björk, Eartheater, Arca, Perfume Genius en His Name Is Alive. Het gaat van uiterst ongemakkelijk en boeiend naar surrealistisch, stemmig en mysterieus mooi. Verrassend goed(je)!