Herdenk de ‘no brainer’ : Metallica’s Master Of Puppets

Masterpuppets
"Waar blijft Master of Puppets?!", horen we de Metal Militia denken. Hier is die dan. Hiram nam de zware taak op zich om De Derde te analyseren…en kreeg toch koud water vrees, want zijn favoriete plaat aller tijden.Nergens voor nodig, de rest van de klas maakt al headbangend aantekeningen over polkabeats, rosgedeeltes en triolenopstapjes.

De maatstaf de maat nemen… Had ik nou toch maar ingetekend
op Garage Inc.; Load of S&M desnoods. Immers, hoe in
vredesnaam te schrijven over je allerliefste lievelingsmuziek? Laat staan over
een plaat die al lang en breed is gecanoniseerd door zowel 'echte' metalheads
als 'gewone' muziekliefhebbers, waar het laatste woord toch zeker al wel over
gezegd moet zijn; is het niet door anderen dan wel door, of in jezelf.
Natuurlijk, retrothrashers zweren bij Kill 'Em All, blauwdruk Ride
The Lightning
heeft van oudsher aanzienlijke grass roots support gehad, en
mede ingegeven door het twintigjarig jubileum en een enigszins vergelijkbaar
klinkende nieuwe plaat maakt momenteel zelfs zijn gemankeerde opvolger …And
Justice For All
een indrukwekkende comeback in het collectieve geheugen.
Neemt niet weg dat Master Of Puppets en alleen Master Of Puppets
altijd De Klassieker is geweest en gebleven, het album bijvoorbeeld dat je
integraal live gaat spelen als je het ook even niet meer weet als levende
metallegende in midlifecrisis. De
no brainer.
Het cliché ook, vaak geparodieerd en bepaald niet de
meest originele of intrigerende keuze als je favoriete plaat aller tijden. Ik
kan niet anders. Sinds begin jaren negentig draai ik zo eens per jaar de
dubbelelpee nog eens om te controleren of er geen sprake is van
voortschrijdende inzichten of goedkope nostalgische sentimenten, maar nee, die
voortdurend versnellende hartslag valt bezwaarlijk te negeren. Er vervolgens
iets zinnigs over zeggen, overmand door ontroering en adrenaline, is des te
lastiger; woorden tekort enzo. Maar ook omdat je juist deze muziek wil
koesteren, het is dé plaat om extreem zuinig op te zijn, die je alleen op
zorgvuldig uitgekozen momenten op wil zetten, want stel je voor dat hij ooit
'op' raakt! Welaan, het moet er nu toch maar eens van komen; een uitgelezen
moment ook, in deze tijden van onbarmhartige 21ste eeuwse Metallibashing, van
bandpsychiaters, terugwijkende haarlijnen, trommelvliessplijtende snaredrums,
crab walkende Raponsjes, loudness wars, "ach ja, iets beters kunnen
we ook niet meer van ze verwachten"-recensies, virale blogpost-foto's van
flipflops, Armani-tassen en openvallende badjassen, van allerhande gemakzuchtig
leedvermaak. Juist nu is het goed en nodig om terug te gaan naar 1986, annus
mirabilis metalli
, en ons te herinneren hoezeer en waarom Metallica stone
cold unfuckwithable
was, is en zal blijven.

1 Cliff James

Master Of Puppets is niet vernieuwend; als we de
Grote Sprong Voorwaarts prijs al moeten gaan uitreiken is die voor de
voorganger. Het is wel de plaat waarop de banddynamiek zijn hoogtepunt bereikt.
Het is bovenal de plaat van wapenbroeders James en Cliff. Hoe je het ook wendt
of keert, MOP zal meer dan welke Metallicaplaat ook voor altijd
bezwangerd blijven van de looming prescence van de Bellbottomwuivende. Zijn
dood een half jaar na de release, de funeral dirge from outer space
"Orion", de Cliff 'Em All VHS tape als companion piece; de
uiteindelijke teloorgang van James en met hem de band.

2 MOP

De manne, op de achterkant van de hoes van MOP.
Jeugdig nog, maar niet meer op de Ride The Lightning
in-de-koplampen-gevangen pokdalige manier; zichtbaar overtuigd van zichzelf,
vastberaden, in controle, zoals de plaat klinkt eigenlijk, een band op de
toppen van zijn kunnen. Links en rechts de pijlers: Cliff met zijn nurkse blik,
seventies look, geen pony, vlassnor en krantenbezorgershandschoenen; James
cool, tikje relaxed achteroverleunend en wijdbeens, zoals hij ook gitaarspeelt,
de twintigste eeuwse incarnatie van de archetypische Amerikaanse revolverheld,
de druipende flarden van zijn gescheurde broek geven hem de aanblik van een
Lovecraftiaans monster, een leviathan die oprijst uit de zee. Dat klinkt
misschien wat overtrokken, maar toen er nog geen internet was zat je in plaats
van op Last FM, Encyclopedium Metallum of het Subsforum gewoon domweg uren naar
de LP hoes te lauwloenen terwijl hij zijn rondjes draaide, een niet te onderschatten
factor bij de receptie en beeldvorming van een plaat, zeker voor een
brugklasser. Dus reken maar van yes dat ik die schaar in mijn broek heb gezet,
uiteraard met drippage-loos resultaat; mijn nog niet eens lange blonde haren
verfde ik nóg lichter blond en vingerloze handschoenen draag ik tot op de dag
van vandaag. James was mijn jongensheld, voor altijd de denkbeeldige visuele
component van het woord 'Metallica'. En Cliff was James' held: De muzikale
mentor die hem leerde zijn overdadige agressie te verpakken in weergaloos
majestueuze melodiëen, de oudere broer met wie hij die potsierlijke
hyperactieve drumsmurf achter zijn rug om in de maling kon nemen, en, hoe
pathetisch het ook klinkt, de vader die hij nooit had gehad. Zonder Cliff raakt
James zijn houvast, de balans kwijt, is hij overgeleverd aan de geldingsdrang
van controlfreak Ulrich, een man die er nog niet voor terugdeinst om het
internet eens even een kopje kleiner te gaan maken. Immers, Kirk Hammett mag
dan met zijn uit duizenden herkenbare melodieuze bluesy wahwah solo's, zijn
bijna vrouwelijke motoriek, zijn babyface en zijn zachte hoge stem wel de
perfecte 'ronde' muzikale en persoonlijke tegenpool zijn voor James' staccato
mitrailleurriffs en geblokte machismo, hij is tegelijkertijd ook de veel te
lieve pushover van de band, de allemansvriend, de anti-gitaarheld bijna, die
zich uiteindelijk op St. Anger zelfs datgene laat ontnemen wat hem het
meest dierbaar is: Zijn solo's.

 3 AJFA

De hoesfoto
van …And Justice For All.
Onderuitgezakt in een fotostudio,
'trek iets zwarts aan', zonnebrillen. Cliffs vervanger, in een ironische
omkering van rollen al even idolaat van James als ondergetekende, staat er nog
net op, maar is op de plaat zelf niet te horen. De productie is schokkend kil,
evenals de witte hoes. De kwaliteit van de muziek blijft al met al nog redelijk
overeind, maar op een bepaald fundamenteel niveau lijkt Metallica toch een
cynische calculerende band geworden. Ulrich noemde …AJFA recentelijk
nog de 'ultieme Lars & James show'. Maar James is al te druk bezig met
zichzelf te verliezen, oogt vermoeid en achterdochtig op de portretfoto op de
achterkant; geen pony, vlassnor. Op kant vier van het dubbelalbum richt hij
zich nog één keer op, eerst in het elegische eerbetoon aan Cliff "To Live
Is To Die" en tenslotte in het schrijnende "Dyers Eve", het
snelste nummer dat Metallica ooit opnam, waarin James zijn gal spuwt als nooit
tevoren in een afrekening met zijn ouders en vooral ook de rest van de wereld
die hem in de steek heeft gelaten. Het eerstvolgende dat we twee jaar later van
de band horen is "Enter Sandman"… off to never neverland,
verzwolgen in de mistflarden van duizend-en-één Jägermeisters. Rust zacht,
James Hetfield.

4 James
 

Goed, tot zover de meta-Metallica. Om met de oude Ulrich te
spreken: Delete that. Immers, wat is een revolverheld zonder munitie?
Alles is riff. Een kleine greep uit het arsenaal:

"Battery"

Het zinsbegoochelende semi-akoestische intro zit meteen al
tjokvol met 'Cliff notes', de voor (thrash) metal vrij ongebruikelijke
aanloopnoot, net even lager dan de grondtoon op de eerstvolgende tel. Ze zitten
als easter eggs verspreid over het hele album, soms prominent aanwezig,
soms ook verstopt als denkbeeldig onderdeel van een powerchord, maar een
cruciale factor in wat Martijn al treffend MOP's melodieuze onderstroom
noemde. De zoemende baspartij aan het begin van "Orion" is het meest
in het oor springende voorbeeld, maar Hetfield neemt het als een brave leerling
ook over in het gitaarwerk, zoals hier in het refrein, op de 'te' van
"cannot stop the battery". Laten we er vooral geen wedstrijdje van
maken, maar het intro van “Battery” staat gelijk al model voor de
compositorische groei ten opzichte van de vorige plaat: Waar de 'clavecimbeltokkels'
met halfslachtige drumornamentjes van “Fight Fire With Fire” botweg overhoop
worden gekegeld door de reusachtige openingsriff, zet dit evenzo traditionele
thrashintro ook echt melodisch en harmonisch de toon voor het nummer (en voor
de rest van de plaat), het gaat op natuurlijke wijze over in het rosgedeelte en
het komt zoals gezegd terug in het refrein. Het ritme in dit nummer heb ik
altijd 'verkeerd om' gevoeld, alsof de snare op de eerste tel zit; en nog
steeds moet ik even bijschakelen als ik het hoor, kom ik waarschijnlijk nooit
meer vanaf. Hetzelfde truukje, wat heeft te maken met het accent van de riff
(en soms ook de vocalen) op de upbeat van de snaredrum, wordt al gebruikt in
"Fight Fire With Fire" en later ook in "Blackened", maar toen
trapte ik er al niet meer in. De bonusriffage op het eind is simpel en
uitermate doeltreffend, met hulde ook aan Lars, die zijn superknullige fill ter
besluit van de gitaarsolo's hier meer dan goed maakt middels de omkering van
zijn drumpatroon halverwege de coda voor het tong-uit-de-mond momentje (=
adrenaline); ook weer gerecycled voor "Blackened", maar met beduidend
minder spectaculair resultaat. De bijna dissonant uit hun voegen krakende
slotbeuken onder aanvoering van Cliff, exact zo eindigend als het eropvolgende
titelnummer begint, maken het helemaal af. "Pounding out aggression, turns into
obsession".
Waarvan akte.

 

"Disposable Heroes"

Voor mij altijd het 'geheime' titelnummer geweest, mede
vanwege de hoes. Hetfield's
finest hour als revolverheld cq. machinegeweerritmegitarist: "Back to the
front” takketakketakketakke…
Voordat ik de LP en daarmee de
songteksten had, verstond ik altijd, hoe toepasselijk, “back to the fret”. Het
gaat met name om de "soldier boy" passage: Het minimale monotone
monomane doordenderen waarom ik zo van metal hou. Jammer dat James zijn vocale
hooks hier niet voorziet van een tweede stem, hij zingt nota bene al twee prima
bruikbare varianten in de derde en vierde regel als lead, maar zijn
riffspervuur wordt zoals altijd elegant gepareerd door Hammett. Er is mij in
metal sowieso nauwelijks iets dierbaarder dan het inzoomen op de slaggitaar
tijdens solo's, maar toch in het bijzonder James' palmmute salvo's tijdens
Kirk's leads. Lars speelt hier een grind stomp onder, altijd beter dan een
dubbelebasdrumtapijtje of de één-twee polkabeat; dat hij niet de strakste
drummer ter wereld is maakt op de één of andere manier James' metronomische
slaggitaarspel des te indrukwekkender. Bij het refrein ("you will do what
I say") is het op adem komen en meeschreeuwen tegelijk en zie je de
grommende grijns op James’ gezicht voor je, ook al weer zo'n stap vooruit ten
opzichte van de hysterische adolescentengil van de eerste twee platen. Vanaf de
prachtige solo (let bijvoorbeeld eens op de eennotige harmony lead bij de
herhaling op het eind), die, op de verkeerde manier, bijna aan stukken wordt
gedrumd door Lars, gaat het nummer helemaal dubbel en dwars over de ook bepaald
niet misselijk Ride The Lightning eerste-liedje-van-kant-twee
tegenhanger "Trapped Under Ice" heen (de platen hebben een uitermate
vergelijkbare tracklist), waarbij ook hier weer het lekkerst voor het laatst
wordt bewaard. De bonusriffs worden lekker genadeloos hard ingezet door het
gesmokkelde telletje na de laatste "back to the front"; Lars Ulrich,
idiot savant. Vervolgens een welverdiende greep naar het modulatie + dubbele
kick cliché, vlak voor de allerlaatste not-so-slight reprise meldt Cliff zich
nog even met zijn zevenmijlslaarzen, "boom boom boom boom boommmmm",
en tenslotte snijdt James' bajonet je definitief de keel door. Net als bij
"Battery" weer een goddelijk einde van het nummer, na twintig jaar
nog even trefzeker als altijd. Het is feitelijk een barebones “Whiplash” riff
maar dan in een context geplaatst, gearrangeerd voor maximaal effect; geen
prog, maar ijverig bijgeleerd songschrijversschap. Al hadden ze, eerlijk is
eerlijk, best een coupletje weg mogen laten. Overigens ervaar ik, in relatie
tot de persoon James, de "soldier boy"-passage met terugwerkende
kracht als extra pregnant en ontroerend vanwege de associatie met het
gelijknamige liedje van Elvis, maar nu begeven we ons wel heel erg op een
hellend subjectivistisch vlak. Laten we het erop houden dat het een plaat is
die niet snel 'op' zal raken.

 

En zo kunnen we nog wel even doorgaan: Het
ogen-naar-de-hemel moment (dat is wat anders dan een tong-uit-de-mond moment)
na het tweede refrein van "Leper Messiah" als ze middels een geniaal
melodisch aflopend triolenopstapje overgaan naar de aan het
"Battery"-intro refererende versnelde gitaarleads/solos-passage. De
al net zo goed verzonnen terugkeer uit de solo van "Damage, Inc." met
dat rare melodisch oplopende triolenafstapje. "Welcome Home (Sanitarium)",
jarenlang mijn favoriete Metallica nummer nadat ik een beetje uitgeluisterd
raakte op "Whiplash", nu zélf het enige moment op MOP waarvan
ik het gevoel heb dat het zo goed als 'op' is …totdat het gaspedaal wordt
ingedrukt halverwege en de twin leads weer een loopje met je nemen. De kale
riffpassage in de derde minuut van "Orion". De Dark Angelesque
sludge van "The Thing That Should Not Be", eigenlijk één langgerekte
Cliff note. De Cliff note der Cliff noten in het middenstuk van het
titelnummer, sowieso het kroonjuweel van de metal, ondanks, of stiekum toch ook
wel een beetje dankzij, Lars' zelfverzonnen maatsoort in het couplet. Genoeg
dodelijke analyse. Gewoon luisteren en naar die broeken kijken maar weer.

De no
brainer
.

 

Door Hiram.

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.