De perfecte frontale botsing tussen glitchende elektronica en klaaglijke strijkers. En ook een beetje over My Beautiful Demon van Ben Christophers, wat uiteindelijk echt niet zo raar is als het lijkt.
Welk album ik nu eigenlijk eerder had weet ik niet, maar Closer Colder van Faultline en My Beautiful Demon Ben Christophers zijn voor mij onlosmakelijk met elkaar verbonden. Grote gemene deler: David Kosten, de man achter Faultline èn de man achter de productie en al die elektronische foefjes op het debuut van breekbaar menneke Ben Christophers. En hoe ik Faultline leerde kennen weet ik ook niet meer zeker, maar ik meen me een recensie van Jacob Haagsma te herinneren. Een recensie die me erg nieuwsgierig maakte… ja, zo moet dat ongeveer zijn gegaan, waarna ik natuurlijk de bestelling plaatste, blablabla, je kent het inmiddels wel. Mooi wel dat Jacob (verbeter me maar als ik geen gelijk heb) het wederom bij het rechte eind had, Faultline was zeer interessant en machtig mooi.
Glitch was via Autechre en Aphex Twin inmiddels in Huize Ickenroth gearriveerd, en dat gruizige toevalstreffersgedoe beviel me direct beter dan strakke techno- of breakbeats ooit hadden gedaan. Chiastic Slide met die fabelachtige opener 'Cipater' (of hoor het uit de ruis opdoemende 'Rettic AC'!). En ambient, tja, dat was minstens hetzelfde thuiskomgevoel als bij postrock; Biosphere (vooral hij), wederom Aphex Twin, indrukwekkend en spannend en rustgevend en nog veel meer van die dingen. Met beide genres was vriendin helemaal niet blij. Dat was ze jazz en drum'n'bass ook al niet, dus muzikaal boterde het steeds minder tussen ons – maar bij dat aspect bleef het gelukkig wel. Avantgarde en modern klassiek interesseerde haar ook al niet, en juist die genres samen met glitch en ambient werden in rap tempo voor mij. En toen hadden we Faultline, waar alle hierboven aangehaalde stromingen op natuurlijke wijze samenvloeiden.
De opening bij 'Awake' met die vervormde beats is natuurlijk puur Autechre – direct een pluspunt – maar even later nemen melancholieke strijkers het over, heel brutaal, alsof het niets is. Plots komt de beat terug, om traag en machinaal over de strijkers heen te denderen. Maar winnen doet-ie niet, daarvoor zijn de strijkers te sterk; wat even later nog eens wordt geïllustreerd door een solo cello intermezzo waar de tristesse met dikke tranen van afdruipt. In 'Awake' is echter niets wat het lijkt, want daar is dan plots een mondharmonica – ik moet normaal echt niets van die dingen – die berusting met zich meebrengt en het ergste verdriet achter zich laat. En dat allemaal in een dikke vijf minuten. Veel beter kan het dan niet worden, denk je dan, en dat klopte ook wel. Track nummer twee 'Tiny Consumer' steunt vooral op samples van een lachende vrouw, wat op zich een interessant idee is maar de melodie wil nooit echt blijven hangen, hoezeer de strijkers ook hun best doen.
Waar 'Tiny Consumer' nooit verder komt dan fascinerend, neemt 'Mute' op ongehoorde wijze revanche. Donkere sfeer, enkele eenzame pianonoten, een trage beat, en dan de gedempte trompet van jazztrompettist/Miles Davis-biograaf Ian Carr die dromerig en gevoelig voor een menselijke tint zorgt in het futuristische geluidsbeeld. Op het laatst mogen vervormde drum'n'bass beats in Third Eye Foundation stijl de boel opjagen, maar mooi dat die Carr heel erg achter de beat blijft slepen. Fabelachtig mooi. En zo kent Closer Colder eigenlijk nog veel meer hoogtepunten, veelal voortkomend uit de frontale botsing tussen modernistische glitch en klassieke instrumenten. Indrukwekkend hoe dat xylofoon thema (rechtstreeks uit de minimal music) in 'Control' met een elektronische, verknipte beat vermengd wordt, met dan als hook ergens aan het eind van de riff een klein hobo-themaatje.
Ook leuk: de "Blue Velvet" sample van Dennis Hopper in het titelnummer, agressief te midden van een zee aan rustige melancholie. Maar nog indrukwekkender is 'Partyline-Honey', een ijzige soundscape met daar overheen een opgenomen telefoongesprek van een sekslijn. Het totale gebrek aan connectie tussen twee componenten maakt het bijzonder bevreemdend en fascinerend. Daarnaast was het ook de tijd van de hidden tracks op de cd's, in dit geval een machtige ambientdrone die het album voor mijn gevoel nog beter maakte.
David Kosten had ook Ben Christophers onder zijn hoede genomen, en dat was maar goed ook want anders was die jongen waarschijnlijk nooit van zijn kamertje af durven komen (tenminste zo herinner ik me hem van die Loladamusica aflevering). Ik begon ook wat meer naar singer-songwriters te luisteren – Elliott Smith, Jeff Buckley (daar was ik erg laat mee), David Sylvian. Vooral Sylvian was een ontdekking van jewelste, Secrets of the Beehive ging vanaf eerste beluistering regelrecht de ziel in. En dan ging die jonge Christophers verkondigen dat het zijn grote voorbeeld was, ja, dan móét ik wel gaan luisteren, niet? In ieder geval, heel mooie liedjes allemaal, en My Beautiful Demon luister ik nog steeds heel regelmatig, maar het zijn vooral de geluiden van Kosten die de muziek naar hoger niveau tillen. Die samples, de beats, de sfeerverhogende elektronica, die strijkers die zo van de Faultlineplaat zelf afkomstig konden zijn; zonder al die dingen was het een mooi singer-songwriteralbum geworden maar niet meer dan dat. En extra pluspunt voor Christophers eigen versie van David Sylvians 'September': 'Always' duurt nog geen twee minuten maar is tranentrekkend prachtig.
Hierna heeft zowel Faultline als Christophers nooit meer dit uitzonderlijke hoge niveau. Christophers waarschijnlijk omdat hij niet meer heeft gewerkt met Kosten, maar Kosten zelf was op zijn Your Love Means Everything uit 2002 ook wel erg gewoontjes geworden. Veel meer pop ook, met gastvocalen van Michael Stipe, Chris Martin (die het er wel nog het beste afbrengt) en die gast van Flaming Lips. Simpele liedjes, kort, niks geen botsingen tussen elektronica en klassiek, geen jazztrompet meer, geen vervreemdende geluiden meer. Het wachten is nog altijd op een waardige opvolger van Closer Colder. De kans is heel dicht bij het absolute nulpunt, maar ik hoop eigenlijk op een samenwerking met Mark Hollis. Zou geniaal kunnen worden.
(Bas Ickenroth)