De meest controversiële film van vorig jaar, waar jan en alleman al overheen was gegaan, bereikte dan eindelijk deze huiskamer.
Moed verzamelen bleek overbodig, want echt, Enter The Void valt eigenlijk best mee. Paz de la Huerta, die hier een Justine Henin-achtige fragiliteit uitstraalt, is niet eens de hele tijd naakt! De intiteling doet nog wel een martelgang vermoeden. Furieus en totaal epileptisch; er moeten mensen zijn geweest die al na één minuut de bios hebben verlaten. En dan moet de film nog beginnen. De eerste (en beste) verbijsterende truc van Gaspar Noé is het Lady In The Lake-effect, radicaler toegepast dan ooit tevoor. Noé heeft in het eerste kwart niet alleen alles uit het gezichtspunt van zijn hoofdpersonage gefilmd, hij nam zelfs het knipperen van de ogen mee. Ook dat is weer behoorlijk epileptisch, maar het went. Sterker nog, die eerste 45 minuten (van dit lange epos) zijn verreweg het gaafst. We volgens de drugsdealer (en halve junkie, gespeeld door Nathaniel Brown) in zijn dagelijkse dingetjes. Caleidoscopische drugstrips en handelsactiviteiten, de pillen en poeders bewaart hij als een goede wielrenner in de koelkast. Het lezen van een boek over reïncarnatie (hint!) en babbelen met zijn Franse maat (Cyril Roy) die hem zowel met de drugs als boek heeft laten kennismaken. De 'avonturen' beginnen in het rommelige appartement van het dealertje, maar later sloft het duo al converserend naar de club ('huilend naar de club' wil je dan meteen zeggen). En dat is geweldig natuurlijk. (Denk aan Tenten). Maar dan komt de brute wending, waar ik vreemd genoeg toch door werd verrast. (Spoiler!) Na een noodlottig toiletbezoek zweeft onze held vervolgens over neonverlicht Tokyo, als een geest dus, en vanaf hier wordt Enter The Void langzaam minder. De film begint aan een lange reeks flashbacks, die alles (maar dan ook echt alles) verklaren. Inclusief gruwelijk jeugdtrauma, geacteerd door hysterisch schreeuwende kinderen.
Ik vond het steeds irritanter worden en was blij toen de film eindelijk aan zijn laatste meest erotische fase begon. Terug in die verstilde, soms Kim Ki-Duk-achtige spirit-sferen, waar het hoofdpersonage zich definitief weet te verenigen met zijn enige liefde/soulmate. Zusje. (De La Huerta dus) Iets wat we hem in het begin ook al in een orgastische drugservaring hebben zien beleven. De dood als ultieme trip, ik zweer dat ik het al na vijf minuten dacht, dus Noé weet dat idee binnen no time in het hoofd van de kijker te planten, maar het kwam waarschijnlijk ook gewoon in de Tibetaanse discussies langs. Het is een terugkerend kritiekpuntje van ondergetekende, maar wat mij betreft had de film net éffe wat eerder mogen eindigen. Terug in de baarmoeder, misschien de ultieme escapistische mannenfantasie. Heel Zen in elk geval, helemaal samenvallen met moeder, niet eens meer zelf ademen, alleen nog maar leven (zijn?) in het ritme van je maker. (Moeder als de God van ieder kind?) Een soort omgekeerde dood, niet door de tunnel naar het licht, maar door de tunnel naar het donkerste begin. Referenties aan gangen en gaten zijn dan ook alomtegenwoordig en overdadig. Zoals alles. Het eindresultaat is een boeiende ervaring, zonder dat het nu een werkelijke knock-out wordt. Daarvoor zijn de 110 minuten ná die eerste 45 toch wat te saai, ondanks de talrijke andere bizarre visuele hoogstandjes, die hier niet allemaal verklapt moeten worden.
(door Ludo)