Wilco is terug met een nieuw album, vernoemd naar zichzelf en voor het eerst in zijn vijftienjarige bestaan in dezelfde bezetting als op de vorige studioplaat. Uit alles spreekt dat de band, en met name zanger en liedjesschrijver Jeff Tweedy, een punt heeft gezet achter de stressvolle jaren van wild experimenteren en onderling ruzie maken en eindelijk in rustig vaarwater is beland. En iedereen mag het weten. In de openingstrack zingt Tweedy met open armen: 'Wilco will love you, baby'. Maar houden de Subs nog wel van Wilco? Gerard en Thijs denken er ieder het zijne van; een duorecensie.
De Nieuwe Wilco. Ik zit behoorlijk met deze plaat in mijn maag. Voorganger Sky Blue Sky vond ik - hoewel weinig bijzonder – toch nog wel prettig. In de 'niets aan de hand'-manier van prettig, want raken deed de plaat me niet echt. Maar de nieuwe gaat verder waar Sky Blue Sky eindigde, en geeft de gevaren, die Sky Blue Sky nog net buiten de deur kon houden, een vriendelijk onthaal.
Met het geestige openingsnummer 'Wilco (The Song)' ("Wilco… Wilco… Wilco will love you baby") heb ik niet zoveel moeite. Met recht gesproken, zou ik zeggen. Het is echter de lompe, fantasieloze houthakkersgitaarpartij die me dwars zit. Oh, gaan we zo beginnen Wilco? Gaat het zo'n plaat worden? Ultiem festivalnummer, dat wel: Lekker in het gras liggen, biertje erbij, relaxen. Zo'n nummer waarvan tientallen festivalbezoekers simultaan tegen hun gezelschap zullen zeggen: "Best lekker deuntje hè?" om het vervolgens voor eeuwig te vergeten. Niets mis mee, maar bij Wilco?
Gelukkig gaat het niet de hele plaat zo door. Dat zou ook helemaal niet kunnen, want Wilco is een uitstekende band die niet zuinig is met het delen van schoonheid en gevoel. De geniale uitschieters Yankee Hotel Foxtrot en A Ghost Is Born zijn daarvan het beste bewijs. Yankee Hotel Foxtrot is een monument dat gewaagd een brug sloeg tussen alt.country en experiment. Wilco kreeg er muzikaal in één klap meerdere dimensies bij. Vervolmaakt werd dit met A Ghost Is Born, dat niet de conceptuele last hoeft te dragen van Yankee Hotel Foxtrot en ook muzikaal iets van pretentie heeft afgelegd. Daarvoor in de plaats meer precaire schoonheid, kwetsbaarheid, fijnzinnig en met heerlijke tristesse altijd op de loer.
Het is wat op Wilco (The Album) nagenoeg geheel ontbreekt. Het is een vlakke, eendimensionale exercitie van kunnen: Tweedy schrijft nog steeds mooie teksten, Nels Cline bewijst zijn waarde als meer dan verdienstelijk gitarist. Het klopt allemaal, klinkt ook goed, maar het is tegelijkertijd zo demonstratief. Alsof Wilco een stijloefening nodig heeft om te laten zien wat het kan.
Ik mis Tweedy’s melancholie van, zeg, de roes en het verloren zijn als in 'Handshake Drugs', of de urgentie en het pakkende van 'Theologians'. Ik mis vooral de ontroering. Het is en blijft onmiskenbaar Wilco, maar is tegelijkertijd zo vlak en gezapig allemaal. Tweedy is een meester van het neerzetten van een gevoel, waar tekst zich naar muziek voegt of andersom, maar op deze plaat lopen beide uiteen. De muziek is niet meer in dienst van een gevoel, van het Grotere dat Tweedy voor ogen heeft, maar wil zelf de ster zijn. Misschien komt dat omdat Tweedy en co zich goed voelen en gewoon lekker willen spelen? Zou goed kunnen. Maar dat is niet de Wilco die ik graag hoor.
Ik had veel liever een heel erg goede of heel erg slechte plaat gehad. Eentje om te koesteren of te vervloeken. Maar Wilco tuft op Wilco (The Album) lekker rustig over de weg, 70 km/u, zacht zonnetje in de lucht, briesje en geen enkele tegenligger. Een gevaarloze rit met draaiende banden die de magie van Yankee Hotel Foxtrot en de melancholie van A Ghost Is Born in het asfalt drukken. Soms – in nummers als 'One Wing' en 'Bull Black Nova' – gebeurt er wel iets, is daar ineens een flikkering van de brille van Wilco. Maar het is wel erg karig.
Langs de weg schiet plots een Highway Patrol Officer vanachter een bosje. Aha! Hier gebeurt iets! Betrapt! Wilco gaat op de bon, ja ja! Midden op de weg, en toch in ieder geval te langzaam rijden, ik weet het zeker! Gevaar! Actie! Maar nee… de agent komt enkel tevoorschijn om breed glimlachend naar Wilco te zwaaien. Wilco zwaait vrolijk terug en rijdt voldaan verder. De agent fluisterzingt "Wilco… Wilco… Wilco will love you baby." in zichzelf en gaat content op huis aan, denkend: "Wat zijn die wilde jongens van weleer toch beschaafd geworden."
Gerard de Jong
Mijn waardering van de Wilcocatalogus staat in zekere zin haaks op het algemene oordeel daarover. Debuut A.M. vind ik nog steeds een heerlijk ongedwongen doorrauzend staaltje van typische 1990s alt.country. Being There was me te pretentieus, te excessief, te ostentatief Exile On Main Street "Rock N Roll" tussen aanhalingstekens en met hoofdletters; de beste nummers zijn de stampers die ook op A.M. hadden kunnen staan. Summerteeth hét meesterwerk, punt. Met de experimentele platen Yankee Hotel Foxtrot en A Ghost Is Born brak de band ook buiten de americanascene op grote schaal door, en werd, mede door de heldhaftige schermutselingen met de muziekindustrie, een heus lievelingetje van de indiepers en -blogosfeer; de Radiohead van de alt.country. Ik heb met beide albums nooit een hechte band ontwikkeld of de zeldzame klik gehad zoals met Summerteeth, ondanks dat ik er veel naar geluisterd heb. Met de liveplaat Kicking Television, tevens het debuut van nieuwe gitarist Nels Cline, werd ik al wel weer aardig wakker geschopt en begonnen zelfs de twee voorgaande albums toch nog wat meer los te maken.
En toen was daar twee jaar geleden Sky Blue Sky. Een verrassend ingetogen, zonnige, prettige softpop / countryrock plaat, maar ook een teleurstelling voor veel mensen die met name van de avantgardist Cline wel wat meer vuurwerk hadden verwacht. Ik kon er echter geen genoeg van krijgen, en ben dus ook blij dat het nieuwe album voortborduurt op de stijl van Sky Blue Sky. Wanneer een band ineens een album naar zichzelf gaat vernoemen, betekent dat meestal juist een stijlbreuk, een duidelijk gemarkeerd nieuw begin, maar Wilco lijkt te willen benadrukken dat ze nu zijn beland waar ze willen zijn, stempel erop, handtekening, alsjeblieft, dit zijn wij, dit is hét album van Wilco. Het openingsnummer heet nog 'Wilco the Song' ook, en begint inderdaad meteen met zo’n typisch eenvoudig off-the-cuff vagabond Tweedyriffje/loopje/dingetje (maar anno 2009 wel met de Cline-sirene eroverheen). Het refrein: "Wilco… Wilco… Wilco will love you baby." Nee, echt waar, en het werkt nog ook. Als je daar als band mee weg kan komen, dan weet je eigenlijk wel dat het goed zit. Toch is Wilco (The Album) ook niet simpelweg Sky Blue Sky 2. Er zitten wat meer stekels aan (het aan 'Spiders (Kidsmoke)' refererende 'Bull Black Nova', de gierende feedback in 'Wilco The Song', die rare hoes), het is wat minder lui, wat eclectischer ook, bijna als een samenvatting van het eigen oeuvre. De woorden die steeds weer naar boven komen om het album te duiden zijn echter precies dezelfde als bij Sky Blue Sky: Opgeruimd en comfortabel. Criticasters veroordelen het ook wel als dad rock voor Volvobezitters, die er precies de kwaliteiten van hun auto in herkennen: Degelijk, veilig en oersaai.
Bij mij roept het vooral de vraag op die je je als muziekliefhebber eigenlijk nooit mag stellen, maar die waarschijnlijk wel herkenbaar is: Zou ik het ook goede platen vinden als ze niet door Wilco waren gemaakt? Natuurlijk, een objectivistische faux pas van het zuiverste water, maar toch bekruipt me soms bijna een bepaald schuldgevoel tijdens het luisteren. Geef ik er geen hogere waardering of sowieso alleen al meer aandacht aan omdat ik weet dat het hier Wilco betreft? Ja, misschien wel, en dat is niet erg. De geschiedenis en de presence van een band waar je veel van houdt zitten hoe dan ook ingebakken in iedere nieuwe plaat die ze maken, bepalen ook het decor, het momentum en het ‘binnenkomen’ van een dergelijke plaat, die daardoor, als ware het cheatcodes in een game, automatisch een gevoelsvoorsprong krijgt op andere muziek. Deels heeft de band (en op een bepaalde manier ook de luisteraar) dat natuurlijk zelf verdiend met in het verleden behaalde resultaten, en die schuldvraag kun je dan ook maar beter laten rusten; gewoon lekker je voordeel doen met die al dan niet op oneigenlijke wijze verkregen bonuspunten. Rechtvaardigheid heeft als het er op aan komt geen plaats in muziek, waar ongrijpbare schoonheid en bandenloze vervoering nou eenmaal de dienst behoren uit te maken.
Bovendien is dit 'probleem' op Wilco (The Album) al weer veel minder aan de orde dan op Sky Blue Sky, omdat deze plaat toch echt maar door één band kan zijn gemaakt. Daarvoor is Wilco-nieuwe-nieuwe-nieuwe-stijl, nog afgezien van de constante Tweedy-factor, inmiddels herkenbaar genoeg. Wilco is zeker in deze bezetting natuurlijk ook gewoon het aloude maar altijd spannende verhaal van uitmuntende muzikanten die zich in dienst stellen van de liedjes van een begenadigd songschrijver. Zo is daar drummer Glenn Kotche met zijn gortdroge sound, meester van de snareghostnotes (hoor met name afsluiter 'Everlasting Everything', maar bijvoorbeeld ook 'You Are My Face' en het fabelachtige 'Walken' op Sky Blue Sky) , de ideale combinatie van ingetogen en tegelijk zeer gedreven die iedere drummer zou moeten nastreven. En uiteraard Nels Cline, die behalve in noise-erupties toch vooral uitblinkt in hoog, dun, iel, trillend, langgerekt; noten als spinnenrag, niet als een ondoordringbaar web maar lineair, spichtig als hijzelf ook, met die wonderlijke vibrato steel guitar van-onder-een-stofnest toon.
Het geheel klinkt inmiddels al bijzonder vertrouwd, en wat mij betreft dus op de goede manier. Ten eerste, het valt gewoon niet te ontkennen, is Wilco zelf dus duidelijk at ease, heeft eindelijk de juiste comfort zone gevonden na de turbulente hoogtijdagen. De vergelijking met de van The Beatles verloste George Harrison ligt, zeker ook door openlijke referenties in een nummer als 'You Never Know' maar misschien nog wel meer op Sky Blue Sky, voor de hand; jaja, de naysayers mogen hier hun zure Traveling Wilburys-grap invullen. Maar ik herken ook wel wat terug van de bescheiden prille Genesis-zonder-Gabriel sound van A Trick of the Tail en Wind & Wuthering, bijvoorbeeld in 'Deeper Down' en 'Solitaire', maar meer nog in de algehele vibe van het album; en het staat ze goed. Ten tweede heeft de band ook in mijn persoonlijke muziekspectrum weer een comfortabel plekje veroverd, een oase van rust in mijn hedendaagse straffe dieet van extreme metal en crunkcore. Het is muziek die ik veel draai, waar ik eenvoudigweg behoefte aan heb, maar tegelijk ook zeker geen inwisselbare muzak voor op de achtergrond. Daarvoor zijn de liedjes te sterk, is de rijkdom aan spielereidingetjes te groot, is dit gezelschap te bijzonder. Een tweede Summerteeth hoeven we uiteraard niet meer verwachten – zeker niet na het jammerlijke overlijden van Jay Bennett vorige maand – maar het voelt toch alsof ik 'mijn' bandje weer terug heb. Wilco, I love you baby.
Thijs Gouwerok