Een tijd terug was popjournalist Serge Simonart te gast bij het programma ‘Kunststof’ op Radio 1. Hij beklaagde zich erover dat Nederlandse popjournalistiek zou gruwelijk serieus is. Die indruk krijg ik niet bij het lezen van het gigantische boek ‘De beste muziekverhalen van 1945 tot nu’, dat Leon Verdonschot heeft samengesteld. Sterker nog, ik heb me zelden zo vermaakt met een boek over muziek.
Met de opmars van popmuziek was er tegelijkertijd een opmars van muziekjournalistiek. Het verschijnen van de eerste OOR en de aanstelling van Jip Golstijn bij De Telegraaf worden door Verdonschot als twee ijkpunten genoemd voor de start van de serieuze muziekjournalistiek in Nederland. Reportages, analyses, recensies en interviews vormen samen een meer dan 1000-pagina’s tellend boek waarin de balans wordt opgemaakt van 50 jaar muziekjournalistiek, netjes ingeleid door Verdonschot zelf.
Wat opvalt is de kwaliteit van de verhalen, die zonder uitzondering hoog is. Soms is een artiest of muziekdrager niet meer dan een aanknopingspunt voor een verhaal. De artiest als bijzaak, de schrijver in de hoofdrol, zoiets. Een blik op de index van het boek toont geen chronologische invalshoek of thematische indeling, en dat is eigenlijk wel zo fijn. Een boek om ergens open te slaan en vooral maar te gaan lezen. Wie eenmaal begint te lezen, blijft dat doen.
Herman Brusselmans
Een feest der herkenning zijn de verhalen rond midden jaren ’90, toen ik kennismaakte met OOR. Grunge, nu-metal, het komt allemaal langs. Hilarisch zijn twee bijdragen van Herman Brusselmans, die zich afvraagt wie er wakker ligt van het feit dat Radiohead de belangrijkste band ter wereld is, en een fictief interview met de Spice Girls. Martin Bril heeft weer een heel andere invalshoek wat betreft de Spice Girls, want zijn twee dochters zijn er meer druk mee dan hij aankan. Wat te doen als ouder? Het probleem lost zichzelf op wanneer de hype overwaait en een nieuwe cd van Madonna als surrogaat mag dienen. Minder grappig is een stuk van Bril over een ijskoude eenzame, liefdesnacht in Groningen met Joy Division als achtergrondmuziek. Joy Division komt nog een paar keer voorbij, onder andere in een bijdrage van Paul Evers die probeert te duiden wat de groep zo uniek maakte. Dat blijkt vooral ongrijpbaar, maar het levert wel mooie verhalen op. Zo ook een ‘ooggetuigenverslag’ over Jeff Buckley in Nederland. Buckley lijkt van een andere planeet te komen, maar weet in korte tijd een grote schare fans aan zich te binden. Die adoratie wordt haarfijn beschreven door de fans zelf. Het siert Verdonschot dat hij niet voor de gemakkelijke weg heeft gekozen, zoals verhalen over een Cobain of Elliott Smith, maar kwaliteit van verhalen als uitgangspunt te nemen, in plaats van de onderwerpen van die verhalen.
Pas echt interessant wordt het wanneer schrijvers hun eigen enthousiasme ontleden: Guy Mortier komt bijvoorbeeld tot de conclusie dat enthousiasme voor muziek niets rationeels is en eigenlijk voortkomt uit een soort valse afspraak met artiesten: persaandacht wordt afgekocht met privileges, gratis muziekdragers of een concertbezoek, en in ruil daarvoor mag een recensent zich ‘muziekkenner’ noemen. Dan is er het dilemma van de recensent: hoe meer lp’s je in je kast hebt staan, des te minder enthousiasme kun je opbrengen voor nieuwe muziek, want je hebt alles al eens een keer eerder gehoord. En beter. Een toptien maken van de beste lp’s aller tijden? Mortier breekt zijn hersens over een lijstje, maar komt niet verder dan één lp. Van Elvis Presley, in zijn Sun-periode. Een pijnlijk herkenbaar artikel, en heel erg waar, vrees ik.
'Beck moet weg'
Dan zijn er nog de bijdragen van Roel Bentz van den Berg, die zelf al eens een prachtboek over muziek schreef (‘De Luchtgitaar’) en wiens stemgeluid op de publieke radio nog altijd gemist wordt. ‘Beck moet weg’ is een kritisch geluid over het kameleon-imago van Beck, maar daar staat weer een prachtstuk over Bruce Springsteen tegenover, over de lp ‘The Ghost of Tom Joad’. Geen muzikale hoogvlieger, maar wel rijk aan verhalen over The American Dream, die uiteindelijk een nachtmerrie blijkt.
Het mooiste verhaal is waarschijnlijk een lange reportage van Peter van Bruggen over Lou Reed. Van Bruggen wordt uitgebreid getest door een sadistische Reed, en aardig genoeg gevonden om aanwezig te zijn in een Duitse studio, waar Reed opnames selecteert voor een live-lp. Vakkundig prikt Van Bruggen de mythe rondom de persoon Reed door, maar de prijs die daarvoor betaald moet worden is hoog. Een goede tweede is het verhaal van Herman van der Horst over Marky Ramone, de drummer van The Ramones die op tournee is met een Russische begeleidingsband. De ongewenste muis in de toerbus is nog het minste probleem van het gezelschap. De rest moet u zelf maar lezen, dat is namelijk niet na te vertellen. Maar Spinal Tap is er niets bij.
door EvR