Daughn Gibson – Me Moan

Daughngibson-memoan[cd, Sub Pop/Konkurrent]


Het is soms grappig om te lezen hoe een nieuwe muzikant geïntroduceerd wordt. Vorig jaar debuteert de Amerikaanse zanger Daughn Gibson met zijn ijzersterke debuut All Hell. Zijn label Mistletone Records (cd uitgave) zegt dat hij voor hij zijn muzikale carrière begint eerst vrachtwagenchauffeur, inpakker, magazijnmedewerker, boekwinkelier, barkeeper, zendmastcontroleur en drummer in (de volslagen onbekende) Pearls & Brass is geweest. Of het er iets toe doet?! Ook zijn andere label White Denim (lp versie) weet hem lekker neer te zetten: “Imagine Nicolas Jaar edited together a cocaine-country album, with a crooner somewhere between Lee Hazelwood and Roy Orbison on the mic. You know how James Blake brought R&B into the post-techno age? That's what Daughn is fitting to do with country, no matter who likes it. Shades of Arthur Russell, Scott Walker, Magnetic Fields and Matthew Dear might pop up here or there, but this is a work unlike any other.” Toch snijden ze beiden hout en kan je er uitfilteren dat Gibson een veelzijdig, rusteloos en niet voor één gat te vangen artiest is. Dat krijg je ook allemaal op overtuigende wijze bevestigd op zijn debuut. Het is Americana en country door een new wave bril bekeken en bewerkt met een avant-gardistisch hart. Het weet meteen te intrigeren, zonder dat je er direct de vinger op kunt leggen. Uiteindelijk ben je enkel diep onder de indruk van zijn bevreemdende, eigenzinnige muziekstijl.


Hiermee gaat hij op zijn tweede cd Me Moan dan ook gewoon verder. Hetgeen je meteen weer bij de lurven grijpt is zijn galmende baritonstem. Deze houdt in feite het midden tussen die van Scott Walker, John Grant, Arthur Russell en heeft tevens dat duistere rafeltje van Nick Cave. Dat is eigenlijk het eenvoudigste deel om te omschrijven, want de muziek is weer een bevreemdende kruisbestuiving van allerlei genres, hetgeen Gibson tot zijn handelsmerk verheven heeft. Je kunt er net zo gemakkelijk de genoemde artiesten tegenaan houden, maar ook Depeche Mode, Blue Hawaii, Lee Hazelwood, Pearl Jam, Johnny Cash, Anywhen, David Sylvian, Lambchop en Prince Of Assyria zouden niet misstaan ter referentie. Dat alles echter op zijn eigengereide wijze gebracht, want niets past helemaal. De ene keer neigt het meer naar gitaargerichte muziek en op andere momenten werkt hij juist meer met elektronica of mixt hij er doedelzakgeluiden en koorzang doorheen. Hij heeft diverse gasten op cello, trombone, pedal steel en gitaar, die zijn muziek verder inkleuren. Ook varieert hij in heftigheid, van rustieke verontrustende tot donker opzwepende nummers. Geen peil op te trekken en toch, mede door de continue melancholische sfeer, helemaal herkenbaar als Daughn Gibson. Dat is niet alleen knap, maar ook een lust voor het oor en de geest. Na de eerste luisterbeurt laat hij je beduusd maar gebiologeerd en diep geraakt achter. Een paar draaibeurten verder raak je steeds meer verslaafd aan zijn bijzondere, intense muziek. Een veelzijdige en bovenal unieke luistertrip waar geen maat op lijkt te staan. Zijn tweede album is gewoon net zo’n meesterlijke zet als de eerste.





door Jan Willem Broek

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.