Twee films uit de zogenaamde ‘mumblecore’ catalogus, de Amerikaanse wave van films van en over Amerikaanse witte middle-class twintigers. Mumblecore films zijn low budget geschoten, realistisch van toon, mede door de aanwezigheid van niet-professionele acteurs, en kijken niet verder dan het milieu van hun makers. De plots zijn doorgaans eenvoudig en de focus ligt op de dialogen meer dan op de dramatische ontwikkeling, waardoor een ‘slice of life’-gevoel overheerst.
De plots maar even doen dan? Zijn we daar vanaf, en zoveel gebeurt er toch niet. In Hannah takes the stairs maakt Hannah (Greta Gerwig) het uit met Mike (Mark Duplass, die we kennen als de regisseur van mumblecore-film The puffing chair). Op haar nieuwe werk ontmoet ze Matt (Kent Osborne) en Mike (gespeeld door Andrew Bujalski, regisseur van mumblecore classics Funny haha en Mutual appreciation), waardoor nieuwe perspectieven ontstaan. In Dance party, USA staat Gus (Cole Pensinger) centraal, een nogal opschepperige jongen die op een feestje Jessica (Anna Kavan) ontmoet. Deze zegt vrijuit tegen Gus dat ze hem maar een eikel vindt. Dit doet Gus besluiten om een nogal weinig flatterend verhaal over zichzelf aan Jessica op te biechten, in de hoop haar vertrouwen te winnen.
Het mumblecore genre houdt op internet de gemoederen bezig en het is duidelijk dat na de verfrissende entree de kritiek nu dubbel zo hard heeft ingezet. Aanleiding voor een discussie op Greencine, waar verschillende makers en producers zelf aan bijdragen, was een stuk van Amy Taubin, die vindt dat de hype alweer gedaan is. Met name Joe Swanberg, de maker van LOL en Hannah takes the stairs, krijgt het te verduren. Twee dingen vielen me in deze discussie op.
1. De kritiek is nogal oppervlakkig.
Mumblecorians wordt verweten dat ze niets te vertellen hebben en alleen hun eigen leventje filmen. Ze maken films die er niet uitzien, zonder teveel nadenken in elkaar zijn geflanst, saai zijn en af en toe zelfs niet te verstaan. Bovendien is alles natuurlijk al eerder en beter gedaan, en is er zogezegd niets nieuws onder de zon. Dit is me allemaal veel te onwelwillend. Waarom zou een filmmaker een film moeten maken over iets dat buiten zijn gezichtsveld ligt? Zou je John Cassavetes en Woody Allen niet kunnen betichten van eenzelfde navelstaren? Belangrijker, in discussies wordt nogal eens over het hoofd gezien dat de myopische onderwerpkeuze nu juist een punt is dat deze films maken, een eigenschap die deze films een meerwaarde geven. Het feit dat deze jonge cineasten niets anders willen filmen dan hun eigen leven is een statement eerder dan een tekortkoming. Mumblecore is niet zelfingenomen, maar ventileert op openhartige en gemeende wijze een onvermogen. Dit is ons leven, dit is wat we begrijpen. De rest is te ingewikkeld, en meningen daarover gratuite. Of dit nu is ingegeven door realiteitszin of luiheid, mumblecorians tonen iets bestaands en zijn dus niet per definitie oppervlakkiger dan cineasten met verhevenere ambities.
Het maakt mumblecore voor mij niet alleen vertederend, de wave voelt ook wel degelijk als nieuw. John Cassavetes maakte geen persoonlijk films over neurotische, onstabiele mensen omdat hij de wereld erbuiten niet kende. Hij maakte deze films vooral om het creëren van nieuwe cinema, daarbij geïnspireerd door de Franse nouvelle vague. Er is een fundamenteel verschil met het beperkte blikveld van mumblecore en dat van Woody Allen: We kunnen ons alleen na een zekere abstractie herkennen in Allens door kunst geobsedeerde neuroten, terwijl die herkenning bij mumblecore heel direct is. Uiteraard trekt mumblecore een lijn door die ingezet is door de slacker-films van Richard Linklater, films die worden bevolkt door mensen die niet lijken te werken en maar wat rondsjokken, op zoek naar een leuk gesprek en liefde. Maar Linklaters karakter lijden niet echt. Hoe innemend en herkenbaar ze ook zijn, je maakt je geen zorgen om ze. Dat staat in schril contrast met de pijnlijke stiltes die een hallmark zijn van mumblecore. De personages in Swanbergs LOL lijden, en moderne ontwikkelingen (internet) zitten een normale seksuele beleving in de weg. Katz en Bujalski zitten voor mij net zo dicht bij Mike Judge, de maker van Beavis & Butthead. Gus, het hoofdpersonage in Dance party, USA, is het mumblecore alter ego van de opgegroeide Butthead. En Beavis & Butthead heb ik altijd beschouwd als Kunst, een genadeloos trefzekere karakterisering van een generatie.
2. Het stuk van Taubin is erg genuanceerd.
Ik kan me er zelfs geheel in vinden. Dance party, USA en Hannah takes the stairs laten voor mij het beste en slechtste van mumblecore zien. Alhoewel beide films vertrekken vanuit hetzelfde gedachtengoed, is de eerste lyrisch en trefzeker. Katz laat in het bestek van een uurtje (de film duurt 66 minuten) de momenten zien waar Gus van groeit. Het is aan het einde van de film nog steeds geen aimabele jongen, maar er is hoop. Ook besteedt Katz aandacht aan sfeer, heel belangrijk in een film waarin weinig gebeurt. Hij plaatst zijn karakters in een fysieke context, laat de camera glijden over de lichtjes van Oregon en kiest zorgvuldig zijn muziek. Ook speelt hij net als in Quiet city met geluid. Vuurwerk ontploft zonder dat we een knal horen, waarna de camera zich richt op Jessica, in gedachten verzonken, afgezonderd van het feestgedruis, wachtend op een knal in haar leven. In Hannah takes the stairs, daarentegen, gaat alles fout. Wat gebeurt is te voorspelbaar. Dat kan dus zelfs in mumblecore een manco zijn. Jongen 1 wordt verlaten, jongens 2 en 3 dienen zich aan. Goh, hoe zou dat gaan? De film hoopt te kunnen varen op de dramatische momenten, het uitgaan van de relaties, maar de dialogen ertussen zijn te vervelend, te triviaal, teveel vulsel. Daardoor raak je als kijker nauwelijks geïnteresseerd in de karakters en zal het allemaal wel. Zo zie je maar weer, dezelfde wetten der kritiek gelden ook voor mumblecore. In zoverre is er niets nieuws onder de zon.
Door olafk