Er zijn al zó snel zoveel dingen zo geweldig aan Varda's Cléo de 5 à 7 dat ik bijna zin kreeg 'm meteen maar opnieuw te starten en een lijst bij te gaan houden. 100 things I like about…
Onzinnig maar waar: als ik in een film een stok kaarten zie ben ik tevreden. Het mooist is als er een potje gim rummy mee wordt gespeeld. (The Apartment!) Maar in een film propvol bijgeloof worden de kaarten natuurlijk voor tarot gebruikt. Tijdens de intiteling wordt daarmee de toekomst "uitgelegd". Kriebelig fijn, net als van die amateuristische 'how to-videos' op internet. En dan te bedenken dat binnen een minuutje of vijftien de namen van twee van mijn jeugdliefdes langskomen. (Is dit alles ultiem Subjectivisme of niet?) Voor mij zijn al die voortekenen dus gunstig, maar de kaarten in de film voorspellen niet veel goeds, en wellicht om dat te illustreren verandert het beeld als de personages in beeld komen van kleur naar zwart-wit. De kaarten blijven het enige shot in kleur in de hele film, Dark Horse-magisch. Cléo (Corinne Marchand) is het meisje dat haar toekomst krijgt te horen, een schoonheid in een, eh, puntig jurkje, dat net als Oja Kodar in de F For Fake-docu van Welles de hoofden doet draaien. Cléo is dan ook een ster, of iets wat erop lijkt. Een Yéyé-zangeresje met wat singletjes op d'r naam, die ze later zelf in een café in de jukebox nog aanzet. Ze gaat dan natuurlijk meteen mokken dat niemand luistert, want ja, gevoelig artistiek typeje. Ook daarvoor is ze al met reden van slag, want in nerveuze afwachting van de uitslag van een ziekenhuistest. Hypochonder, denk ik dan meteen. De titel gaf het al aan, maar de anderhalf durende film is min of meer real-time, met log-achtige hoofdstuktitels.
Gedurende de vooravond ontmoet Cleo tal van mensen terwijl ze ondertussen peinst over haar leven, haar vrouw zijn, allemaal even achteloos filosofisch. Cleo krijgt bezoek van haar eigen studentikoze Bacharach & David, waarvan de musicus, zodra hij hoort dat ze ziek is (of denkt te zijn) zich verkleedt als arts. In de pay-off van zijn prank is ie niet eens geïnteresseerd, het gaat niet om het resultaat maar het doen. Een rol van de werkelijke componist van de soundtrack, Michel Legrand. Het duo heeft wat nieuwe liedjes meegenomen, waaronder een voor de dag toepasselijke melodramatische ballade. Eerst zingt Cléo met enkel piano-begeleiding, maar dan zwellen (dit is een film ten slotte) de strijkers aan, als een musical of een oude Songfestival-ballade. Later, als Cléo nog wat moedelozer is geraakt zoekt ze een vriendin van vroeger op, voor een soort levenslustinjectie. Waar Cléo een high society tutje is (of is geworden) heeft dit meisje een no nonsense-mentaliteit. Zo poseert ze naakt, voor de centjes én om van haar eigen lichaam te genieten. (De burgerlijke Cléo vind dat vreselijk, wat ze zonder morren ook toegeeft). In misschien wel de mooiste scène van de film (met Legrand in pastorale Beethoven-mode op de soundtrack) zwaait ze deze vriendin uit vanuit een taxi.
En tot slot is daar Antoine (een soldaat op verlof, misschien een verwijzing naar Truffauts Antoine Doinel) die Cléo eerst in een park wat creepy lijkt te benaderen, maar al snel een goedzak blijkt te zijn. Hij babbelt tot ie niks meer over een bepaald onderwerp weet en zegt dan: kunnen we het nu over iets anders hebben? Allemaal even weemoedige als herkenbare ontmoetingen, afgewisseld met kleine (editing)-grapjes. Allemaal precies goed. Pas in de allerlaatste minuut gaat er wat mis. Volgens mij had die hele ziekenhuistest-uitslag achterwege kunnen worden gelaten. Maar misschien is het juist een wijze (en volwassen) zet van Agnès Varda; plots is de dromerige neurotische magie verdwenen, is de realiteit daar, en staren de twee uitdrukkingslooos de camera in à la Marienbad. Cléo is haar melancholie kwijt, iets wat de mannelijke dwaler in Le Feu Follet nooit lukte. Er moet gewerkt worden.
(door Ludo)