Cinema in 2021: Ludo

Dune

Een jaar in herhaling. Zo zal het voor velen hebben gevoeld. Ook in huize Maas kwam de klad er wat in. Ik snakte naar een concert en was blij dat ik in november kon dansen op Bassekou Kouyaté’s Malinese blues. (Geen contradictie, want alles swingt in die contreien.) Wat betreft films werden het er wéér minder, waarmee het pre-corona-patroon zich onverdroten voortzette. Zoiets leidt tot de logische conclusie aan het eind van dit artikel. (En, allemachtig, ik ben Seinfeld gaan kijken, of zou dat dan weer wel door corona komen?)

2021 begon met het achterstallig onderhoud – uit de jaaroverzichten van anderen. The Assistant bleek de beste metoo-film tot nu toe. Het is Hollywoods wraak op zichzelf. We zien een schrijnende dag in de wereld van Weinstein en co. Zij die de kunsten commodificeren en een massamedium van massa-exploitatie runnen. Nog meer vruchteloze rücksichtslosheid treft men in Koko-di Koko-da. De film serveert met een sardonische grijns nihilistisch surrealisme, waarin wij als kijker even machteloos tegenover de ingevingen van de regisseur staan als zijn personages. ‘Heb je dat begrepen?’ Dit blokje ellende besluit ik met de documentaire Colectiv. Sinds de misselijkmakende film over Meneer Lazarescu weet de arthouse-kijker hoe rot het Roemeense zorgsysteem ervoor staat. ‘Natuurlijk’ ontbreken de vluchtwegen in de nachtclub Colectiv, maar zelfs daarmee is het ergste niet gezegd. Een sportkrant (!) ontdekt dat slachtoffers in het brandwondencentrum overlijden, omdat de desinfectiemiddelen worden ‘aangelengd’. Het hoofdschudden houdt nooit op. ‘Van de honderd epidemiologen had ie ‘r tachtig in zijn broekzak.’

Snel het aardse tranendal vergeten dankzij een goede portie SF. Visitors from the Galaxy maakt het het (kakel)bontst met een Robbedoes en Kwabbernoot-avontuur. Een schrijver zit tot onvrede van zijn vriendin elke dag aan onnozelheden te werken. Helm op en gaan. Natuurlijk komt hij even later zijn eigen Idee tegen. Milde meta-magie gegarandeerd (en de man had al een Wim Gijsen-hoofd). Serieuzer Oostblok-werk komt van Ikarie XB-1. De film geeft een ‘realistisch’ beeld van een team dat richting Alpha Centauri reist. Beeld je in alsof Resnais Star Trek maakte. Over nouvelle vague-verschijnselen gesproken. Hu-Man is een heel vreemde, half-verloren SF-film. Het moet een ‘pet project’ van Terence Stamp zijn geweest. Hij speelt zichzelf en heeft (dan ook) geen zin meer in acteren. Jeanne Moureau brengt hem op het ‘rechte’ pad. Ze introduceert Stamp als dé pion voor een tijdreis-experiment. ‘Salam alaikum’, begroeten de toch behoorlijk bleekscheterige professoren onze held – wat helemaal past bij deze beeldscherm-geworden hersenkronkel. Een folkloristische SF vol aards natuurgeweld. Zijn we toch weer terug bij af. ‘Mes pensées sont mes ennemis.’

We trekken oostwaarts met als eerste stop Oekraïne, 2025. Toch nog een soort SF, dus. Sinds Donbas weten we hoe ‘r gaat. Asgrauw. ‘Ik ging de oorlog in en dacht dat er iets zou veranderen.’ Atlantis bevat de beste anatomie-les sinds Rembrandt. Oorlog treft allen zonder uitzondering, basaal tot op het bot. ‘De enige uitweg is de plaats verlaten.’ De volgende etappe brengt ons in Georgië, waar het in Beginning weinig beter toeven lijkt. Een echtpaar runt een kerkje. Tijdens het intro stroomt het volk toe, het zaaltje raakt vol, het licht gaat uit. Een mooi meta-moment, want ook de film begint op dat moment. En hoe! Na de schok volgt de rust van een grimmige parabel. Goede God,  maar snel maar wat onschuld dan? In The Apple maken de kids er weer het beste van. Een tweeling woont al elf jaar opgesloten. Nu beginnen de buren te klagen. Dus verschijnt een ‘ambulant begeleider’. Door het appel-motief, krijgt de setting iets van een sprookje. Een hoogtepunt vormt de ijsjesverkoper met zijn smeltende waren. Mijn hart lag toen al op de tegels van Teheran. Tot slot van dit blok: Hiroshima. Woorden overbodig. ‘Ik kan me niet herinneren hoe we hier zijn beland.’

Weinig Amerika in dit filmoverzicht, so far, maar dat verandert nu. De meeste acteurs wagen zich ooit aan regisseren, zo ook Dennis Hopper. The Last Movie was dus níet zijn laatste, al had dat zomaar gekund. Veel beter is Out of the Blue, een The Sweet Hereafter avant la lettre. Hopper houdt het voor zijn doen ‘straight’, ondanks dat verleidingen overal zijn. Hij weet de manische moodswings van een verslaafde te thematiseren. Bovenal is dit de film van Linda Manz. Een tafellaken en servet-meisje dat punk heeft omarmd als overlevingsstrategie. Een andere manier om te overleven is gewoon permanent binnenblijven (en films opzetten). Ik beloof u dat het niet werkt! En als u mij niet gelooft, kijkt Relaxer. Van de makers van Blizzard en nog een rietje maffer. Beckett wacht op Pacman. Het sofa slacken verandert in een misselijkmakende waarschuwing tegen de zinloosheid van het bestaan. Dé oplossing om wat je leven te maken, en je filmliefde tegelijkertijd niet los te laten, is in de seksbioscoop te gaan werken. Variety doet het voor, voor wie durft. Mumblecore blijkt altijd te hebben bestaan. ‘I write articles but nobody reads them.’

Tijdens de zomer bezocht ik de wereld van Mark Cousins. De laatste restanten van een odysseaanse hobby lagen te wachten. Erg veel Leni R., helaas – en Sátántangó, Twin Peaks op 66 keer de ADH Ritalin. Een nuttiger tijdsbesteding is kijken naar The Crowd. De film van een eeuw, die van mijn vader. De Amerikaanse Droom moedigt ons constant aan boven de massa uit te steken, maar het blijkt juist de Massa die de Macht grijpt. Prompt loopt het hoofdpersonage moderniteitsziekte nummer 1 op. Depressie in de pergola. Zoiets blijft een luxeprobleem voor de rest van de wereld, bekijk ter vergelijking The Cloud-Capped Star maar. Achter elke sul staat een sterke zus. Waar de anderen klagen heeft zij geloof. De Yeats-quotende vader krijgt ervan langs. Wat heeft het proletariaat aan verheffing als ze in een krot wonen zonder uitzicht op beter? Een Europese variant komt uit Zweden. Ingeborg Holm blijkt weer sterk spul weer van Sjöström, ’s werelds beste stomme filmregisseur. Hij volgt hier een gezin dat een winkeltje begint. Van alle kapitalistische dromen toch de mooiste. Lang kan dat niet goed gaan. Vader belandt als een grote Lenin in bed. Opgebruikt.Laat ons huiselijk besluiten met de meester van de kamertjesromantiek. Yasujiro Ozu. Ieder seizoen weer een uitkomst, dankzij zijn vrijwel eeuwige voorraad. De elektriciteitspalen tikken, de thee pruttelt, de kijkdoos opent zich wederom met Record of a Tenement Gentleman, voor een inkijkje in familiaal Japan. Vlak na de oorlog belandt een ‘vondeling’ in een huurflatje. Hij trekt kringen in de zielen van de mensen. Er wordt gezongen en gedeeld. Dichter bij Mary Poppins kwam Ozu nooit. De verlaten en verdwaalde jongen is thuis, maar dan anders. Om het op zijn Duits te zeggen. Ich Ware Zuhause, Aber… Regisseur Angela Schanelec bekijkt het drama ook tussen de regels en kieren. Het prachtige Duits helpt. Reageren wordt een ‘we moeten ons verhouden’. Langzaam maken de vele, lege handelingen plaats voor rijke stilering. Dus, zodra het weer kan. Het huis uit en op naar de bios! ‘Vielleicht möchten sich doch den ganzen Film sehen.’

Cinematigheden
Wanneer de meeschrijvers hun huiswerk hebben genoteerd, beginnen we aan het meest teleurstellende uit het Nederlandse bioscoopjaar 2021.

The Father
De matige editing deelt mee in de chaos. Op een flauwe en akelig voor de hand liggende freudiaanse manier volstrekt zich het onvermijdelijke. Een tranentrekker voor ons soort mensen.

The French Dispatch
De inspiratie is al een tijdje op bij Wes Anderson. Ook in deze film overleeft hij weer op stijl en op De Stijl alleen. The French Dispatch ontstijgt het blasé knipogen pas tijdens de Kuifje-achtige animaties uit het derde deel. Alle oppervlakkigheid klopt dan ineens. Even. ‘Ha yourself.’

Titane
De dunne lijn tussen girl power en in zichzelf (terug)kerende vrouwenhaat wordt tijdens Titane haperend richting ‘goed’ einde gebracht. Een losgeslagen tomboy belandt in de handen van een brandweercommandant. Regisseur Ducournau heeft de goedgekozen liedjes keihard nodig. Er valt geen touw aan haar verhaal vast te knopen. Wel eromheen natuurlijk! ‘Même dans l’oreille.’

Riders of Justice
Uiterst cynische succesfilm. Riders of Justice sleept met een gigantisch net over de bodem van de menselijke waardigheid en probeert alles in een actiekomedie te verwerken. The A(DD)-team zal de Deense politie wel eens helpen na een aanslag! Als moraalrytter blijf ik moeite houden met lachen wanneer de ene na de andere vent door het hoofd wordt geschoten. Dan voelt elke emotie toch als een krokodillentraan, en slaat iedere lach… dood. Keihard geweld wordt halfzacht beloond.

Ferry
De staat van de Nederlandse film in één enkele zin. Matig scenarioschrijven tiert (!) weer eens op zijn Hollands. Zelfs een hele serie bleek nog niet genoeg voorbereiding. Uiteraard niet voor Frank Lammers – een man die zich normaal dan ook associeert met abominabele huismerken als Jumbo en The Streamers. In dit Randstedelijk visioen van Braboland kanaliseert hij zijn innerlijke Theo Maassen, en neen, dat werkt niet. Off screen horen we een briefing. Ferry: ‘Welke camping is dat dan!?’ Een bord met Camping Zonnedauw verschijnt pontificaal op het scherm. Zegt zijn kompaan buiten beeld: ‘Camping Zonnedauw.’ Zo‘n slechte film, dus. ‘Godverdegodverdegodver.’

Cinemagie
Daar zijn ze dan!. De tien beste films uit het Nederlandse bioscoopjaar. Met als extra tip nog David Byrne’s American Utopia. Een concertfilm die je na de fenomenale opener ogenblikkelijk af mag zetten. Wat een brein.

10. Dune 
Goed dat iemand het nog eens probeerde. De adaptatie van David Lynch implodeerde, die van actiemeester Denis Villeneuve blijft overeind. Het hielp dat ik dit voorjaar het boek las. Suggestie blijkt tussen alle gevechten door genoeg: albino calculators, de gekwelde dokter, en een (goden)zoon die zijn persoonlijke Jezus-verhaal niet ziet zitten. Metaforisch klopt de planeet nog altijd als een vulkaan. Dune is het Midden-Oosten, het onvermijdelijke lot van het imperialisme, waar ‘wij’ onszelf tegenkomen, verslaafd aan het geldkruid. ‘The desert was ours long before you came.’

9. Bad Luck Banging or Loony Porn
De eerste echte coronafilm komt uit Roemenië. U raadde het al met zo’n titel, dit werd (ook!) een idiote toestand. Slecht en goed tegelijk. Er zit een les in voor ons allemaal, maar wie wil ‘m eruit zuigen? De regisseur dwaalt met zijn personages door Boekarest. Het blijkt een consumerisme-paradijs zoals eender welke EU-stad. Alles is seks. Sketches, halve gedachten en hele geslachtsdelen wisselen elkaar in noodtoestand-tempo af. Beetje Auschwitz erbij en Thomas Kuhn toe. Alles wordt afgevinkt als een QR-code. Is het een grap of om te huilen? ‘Dat heb je op Facebook gezegd.’

8. The Power of the Dog
Is iets een western wanneer er massa’s koeien aanwezig zijn? In dat gevalt telt The Power of the Dog als Jane Campion’s eersteling in het genre. Ze doet dat goed, zonder iets anders dan gebruikelijk te doen. (En dat bewijst de kracht van haar thematiek.) Bijbelse broers Cumberbatch en Plemons kunnen het niet meer met elkaar vinden wanneer weduwe Dunst met zoon (Smit-McPhee) verschijnt. Het rouwdouwen laat zich goed combineren met de intrinsieke frustratie van de western. Knap hoe zowel een woke als conservatieve lezing mogelijk blijft. ‘Don’t let your mother make a sissy out of you.’

7. Quo Vadis, Aida?
‘We schtick to the rules here.’ Daar is ie weer. Neerlands beroemdste pianist, het finale argument om het Nederlandse leger tot de laatste muis op te heffen. Karremans komt er tijdens deze internationale co-productie over Srebrenica nog goed vanaf. Toch zijn de filmmakers niet bang om goedkoop en zelfs wat hysterisch te zijn. Bovendien weet de cinematograaf knap een jaren negentig-sluier over alle ellende te leggen. In de marges van het verhaal rond een lokale VN-vertaalster wordt een dagboek verscheurd. Een akelig detail, het eigenhandig uitwissen van je menselijkheid.

6. Lapsis
Geef me een geweldloze SF, dicht bij de moderne tijd, die mede daardoor al snel metaforische kwaliteiten verkrijgt, en ik ben tevreden. Lapsis is zo’n film. Binnenkort zitten we allemaal aan de Quantum-computers. Het enige dat daarvoor nog moet worden aangelegd zijn kabels. Heel veel kabels. Het hoofdpersonage heeft snel geld nodig voor zijn zieke broer. Back to nature verandert Lapsis in een goofy Twin Peaks – en ons hoofdpersonage in Lapsis Beefteach, The Cable Guy met een verleden. Natuurlijk zit je dan al snel in Stalker-zones. Door de filter van SF leert de film ons voelen. Net toen ik dacht, nu begint het echt, is ie om. En zo hoort het, bij speculatieve fictie.

5. First Cow‘Doesn’t seem new to me, seems old.’ Het nieuwe in het oude vinden. Kelly Reichardt is er een kei in. Hier vertelt ze een groen knollenland-verhaal. Natuurlijk draven er weer volop beesten rond, want Reichardt heeft aandacht voor alles dat leeft. Na een intro, dat aan Lone Star doet denken, verglijdt de film richting verleden. Alles gefilmd in naturel licht, of liever nog, het ontbreken ervan. Een tour de force die het publiekssucces verhinderde dat Reichardt hier op ‘kousenbanden’ nadert. Wat wil het geval? Twee dolende zielen bakken na het bushcraften zoete broodjes voor Oregon. Er ontvouwt zich een smakelijk avontuur, vol kleinschalig kapitalisme, Aziatische aforismen, en het hegeliaanse vertrouwen in de marktplaats als grote verb(l)inder.

4. Pig‘Have you heard anything about a pig?’ De jaarlijkse Nicholas Cage-waanzin, vermoed je dan. Mispoes (of misvarken.) Pig blijkt vanaf de eerste seconden een stemmige film vol duistere ritselingen. Cage leeft als kluizenaar in die bossen met zijn geliefde truffelvarken. Zijn enige, andere contact heeft hij met een sportsokkendrager. Uiteraard verdwijnt het varkentje, dus moet Cage zijn cassette revival achter zich laten en als Wreker onder de mensen verschijnen. Met de malle queeste zitten we op het terrein van Jeunet en Caro. En ja, af bij vlagen is de film zo goed als Delicatessen! Cage’s gekte wordt in toom gehouden door natuurschoon en slow food. De parvenu en de kluizenaar komen nader tot elkaar. Pig dist conservatisme door ouderwets romantisch te doen.

3. Give Me Liberty‘I should be there in 10.’ Busje komt zo in deze road (to nowhere) movie. Een komedie die dankzij alle omwegen recht mijn hart binnenrijdt. De onmogelijkheid om ergens te komen. After Hours! Een Amerikaans-Russische gozer werkt als chauffeur. Wat als je aan het dagelijkse gedoe met mokkende obezen en bazelende idioten een Oostblok-begrafenis toevoegt? Dat is de pitch, en die wordt moeiteloos de tribunes ingeslagen – ondanks Sovjet-gemopper dat honkbal een ridicuul spel is. Eenmaal op noodtempo doet de ploertenhumor denken aan Aaltra en Clerks. ‘They’re not even supposed to be here.’ Door de jiddische invloeden wordt het allemaal net wat subtieler, met meer galgengrappen. Running gags and gagging runs. Het meest Gummo-waardige moment is het optreden van Bruce Springsteen. Nou ja, diens imitator op de dagopvang.

2. Kuessipan‘Soms heb ik het gevoel dat we al oud zijn.’ Grootse gebeurtenissen leiden tot subtiele en herkenbare reacties in een ‘reservaat’ van de Inuits. Het Québécoise land bestaat uit een straat of vijf, hooguit, waar de achtergeblevenen moedig hun tradities in stand proberen te houden. De fysieke weerslag spreekt van ieder lijf. Een exil in eigen land, het blijft dubbel pijnlijk. Hoofdpersonage is een filosofisch meisje dat aanvankelijk nog geduldig haar winterwereld observeert. Na een tijdssprong zijn zij en haar beste vriendin ‘oud’, dat wil zeggen, bijna-meerderjarig, waardoor de openbare gevangenis pas echt gaat kwellen. Weggaan vereist meer dan doorzettingsvermogen, het neigt naar zelfmutilatie. Terwijl het drama toeneemt, houdt de kritische blik op de eigen gewoonten, en op de rol van De Ander, de film op koers. ‘Vroeger vond ik het reservaat groot.’

1. The Disciple‘Everything is a performance.’ Prachtig wankelende film. Net als bij een spannende improvisatie dreigt het steeds mis te gaan, komt lang niet alles uit de verf, en toch moet je er goedkeurend bij knikken. Een goeroe uit India raakt op leeftijd. Zijn leerling in de raags moet leren hongerig en eenzaam te durven zijn. Binnen no time zitten we daarmee in de autonomie/heteronomie-discussie waar iedere kunstenaar mee worstelt. In zijn ‘eigen’ tijd verzamelt én verkoopt de discipel als een Subjectivist audiofiele cassettes. Ja, ik voelde me meteen helemaal thuis. De legendarische drones nodigen uit tot meezingen. Voor mij voelt het als de jazz van India, inclusief de goed getimede blikken naar medespelers. En net als in jazz zweemt overal elitarisme, traditionalisme en snobisme. Ook die kanten van zichzelf gaat de film echter nooit uit de weg. Regisseur Chaitanya Tamhane vertelt zo heel bijzonder over een heel gewoon kunstenaarsleven.

‘I couldn’t come up with new phrases.’

(Dit was het laatste artikel van Ludo voor De Subjectivisten)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.