Kijk, het aanzien van een filmjaar verloopt volgens een bepaald ritme, waarop 2016 geen uitzondering vormde. Een filmoverzicht als ‘het onderhavige’ – zoals dure wetenschappers dan plachten te zeggen – begint daarom weer lekker chronologisch met de allerbeste filmmaand: januari. De maand van het achterstallige onderhoud, bijeengescharreld uit de eindejaarsartikelen. Als iemand mijn tips vervolgens in díens januari kijkt, ontstaat er een soort keten. Om zoiets kan ik me nou verkneukelen.
De eerste film van het jaar was prompt een goeie. Sean Connery kreeg van de studio een vrije hand, en stak zijn nek uit met The Offence. Hij speelt er een foute agent in crisis. Zijn angstzweet stinkt naar de schizo-waanzin van Jekyll & Hyde. Gespleten identiteiten vervullen een heel wat komischere rol in het hippe Tangerine. ‘What the fuck is this?’ ‘It’s a pussy.’ Het gewone wordt ontzettend lollig in de wereld van transgender-omkeringen. Deze stoute kerstfilm zwiept als een opgepepte tiet in je gezicht. De leukste komedie van het jaar fokt nóg wat straffer met moraalridders (en zet trouwens evengoed mannelijkheid op de helling). Als de ‘super-antiheld’ Buzzard neemt een geflipte metal dude het op tegen de boze buitenwereld. Chips eten kan idioot grappig zijn. Over de spaghetti denk ik nog na… Treurigheid extraordinaire.
Serieuzere kost (plus wat gegapte appeltjes) nemen we tot ons in Sofia’s Last Ambulance. Een hartverwarmende docu die van a tot z gescript is, of een geniaal staaltje editing. Zing de Ambulance Blues, samen met de ‘broeders in pijn’ Mila, Krassi en Plamen. Ze bestrijden de medische ellende met cynische grapjes en kennis van zaken. Regisseur Metev houdt de patiënten zorgvuldig buiten beeld. Elke reutelend geluidje dat we horen, wordt daardoor extra indringend. De Lijmsnuiver. Het Been. Wie dan nóg een ritje wil maken, stapt in de Night Train. Een first class Pools drama, dat al snel heel galant de juiste Franse boemelslag heeft te pakken. Symbolisch en religieus zonder in oeverloze metaforen te ontsporen.
Voor de allermooiste symboliek moeten we echter naar Iran. Dit is hét moment om de grootheid Abbas Kiarostami te herdenken, afgelopen zomer overleden. Hij schreef het scenario van Willow and Wind. Zoals vaker stuurt hij wat kinderen op een eenvoudige queeste, die vervolgens filosofische proporties aanneemt. Een jonge doorzetter sjouwt door het onmetelijk Noord-Iraanse landschap met een ruit. Ergens tuurt hij, schuilend onder een boom, dóór dat raam naar de regen. En het is alsof het filmdoek de ruit wordt. Glasheldere beeldpoëzie met literaire allure.
Oude helden verscheiden, nieuwe dienen zich aan. Ik keek binnen een paar maanden nagenoeg alles van Alex Ross Perry. Het beste moet absoluut nog komen, maar in grootse vrouwenrollen en Rothiaanse bitsigheden blijkt hij al een kei. Het Conserve-einde van The Color Wheel doen weinigen ‘m na. Onmogelijke crushes geven trouwens ook glans aan Amour Fou, en het het zweterig zoute notenkrakertje La Ardilla Roja. De hele dag olé olé op de familiecamping!
Het ’tweede’ blok van het jaar schoten de grote kanonnen. Ik heb stiekem toch de neiging meer te genieten van een afgestoft vergeet-me-nietje. Laat ik dus eerst het het veelzijdige Turkse drama Vesikali Yarim en de freudiaanse familiewestern Track of the Cat noemen. Wanneer ik het legendarische La Notte kijk (of A Brighter Summer Day en Mauvais Sang) voel ik een hele intellectuele geschiedenis aan interpretaties op me drukken. Daarom noemen ze die films indrukwekkend! Lichte verlegenheid maakt zich van me meester. Een meester in het tonen van dit soort al te menselijke nederigheid is Ozu. Tijdens An Autumn Afternoon vullen de lege kamers zich weer met serene harten, geschilderd in prachtige, volle kleuren. Ozu speelt zijn seizoenspel weer secuur.
Twee exemplarische voorbeelden van zelftwijfel krijgen we van Zuwalski en Dielman, ons allebei vrij recent ontvallen. Bij Zuwalski gaan de decibels ter compensatie van de existentiële crisis permanent in het rood, maar in het melodrama L’Important c’est d’Aimer brengt de regisseur ook een subtiele ode aan het ‘fan zijn’, van kunst en van driftige kunstenmakers. ‘Verhef je medelijden niet tot monument.’ Dielman, daarentegen, laat tijdens het nog veel mooiere Les Rendez-vous d’Anna de stilte zinderen, tot die doorbroken wordt door het fragielste lied. Ik denk niet dat ze zichzelf als poëet ooit dichter durfde naderen. De intense auteursblik gevangen in hoge eisen.
Ter verbreding en vermaak van mijn W.F. Hermans-scriptie zette ik me ook aan wat adaptaties. Recalcitrante Wim had natuurlijk weer snel mot met iedereen. Zijn oprechte interesse voor het groepsproject cinema botste onverbiddelijk met zijn eigengereidheid. Een en ander verhinderde echter niet dat Als Twee Druppels Water een lekker Nederlands project is geworden. Wat losser en seksueler dan ‘Damokles’, iets dat ook geldt voor Ditvoorsts Paranoia–bewerking. Diezelfde getroebleerde regisseur financierde jaren later met dubieus geld het prettig gestoorde De Mantel der Liefde. Dichter bij Sweet Movie zal in Nederland nooit iemand gekomen zijn. En ook nooit meer komen. Naakt tussen de poeiers, daar horen De Noorderlingen. En hoe krijg je Hermans’ sullige Hollanders op de kast? Met knagende gedachten aan nazi’s. Werner Herzogs prilste Lebenszeichen laat Griekse snaren gevoelig trillen. Een stel Duitse soldaten lummelt in een zuilenveld, gevangen in Buzatti’s verveling. Oververhitte breinen knetteren.
Een tijdje terug eerde ik als deelnemer van een weblog-estafette Max von Sydow. Ik zag ‘m dit jaar twee keer. In Pelle Erobreren speelt hij een onbeholpen en onbeletterde Zweedse boer, die met zijn zoontje naar Denemarken trekt. Het leven daar valt bitter tegen, maar één ding slijt niet. Zijn liefde voor zijn kleine man. Von Sydow valt haast niet te herkennen. Zoiets is een teken van grote kunnen. Een nog grootsere verdwijntruc voert hij op als The Magician. Dankzij dit achteloze meesterwerkje steeg Ingmar Bergman wéér wat in mijn achting. (Hoe meer je ervan ziet, hoe beter het wordt!) Als goochelaar hoeft (en kan) Von Sydow niet spreken. Zoiets belemmert de klasbak geen seconde.
De zomer bracht vervolgens volop TCM-achtig vermaak. Met van die huppelende zwart-classics, waarin Jean Arthur en Ginger Rogers even de beentjes strekken. (Stage Door, The More The Merrier). De tofste uit het rennen, vliegen, zwieren-genre deed me aan één van Hermans’ grote invloeden denken. In Midnight voert Don Ameche als perfect gekapte en besnorde Hongaarse taxichauffeur het hoogste woord. Hij lijkt weggelopen uit De Pendragonlegende van Szerb, een even ironische mengelmoes van genres, waaraan Michael Winterbottom zich wel eens zou mogen wegen.
Laat ik dit overzicht echter in stemmig zwart-wit besluiten. Ieder land krijgt zijn eigen sixties verité-pareltje. Het staaltje hardcore Cubaans subjectivisme Memorias del Subdesarrollo vormt een goudmijntje van ideeën. Journaal- en amateurbeelden vangen Fidels ‘beloofde’ land in transitie. ‘Ik ben te hoogopgeleid om onschuldig te zijn.’ Nog pijnlijker politiek wordt het met het akelig relevante One Potato, Two Potato. De problemen van een zwart-wit stel culmineren in een perfecte, poëtische cirkel. De afwezige vader (wit) kan als een Gunfighter naar zijn gezin terugkeren, om daar cowboytje met zijn dochter te spelen. Haar nieuwe vader (zwart) weet dan al dat hij zal moeten opkrassen. Hij kan zijn woede pas uiten als hij alleen in de bios zit. Met een western op het doek. Een genre vol ongelijke strijd. Hij houdt het niet meer. Wat een woede, en wat een einde.
Cinematigheden
Als de meeschrijvers hun huiswerk hebben genoteerd, beginnen we aan het meest teleurstellende uit het Nederlandse bioscoopjaar 2016.
*The Light Between Oceans
Cianfrance blijft vaste klant aan de verkeerde kant van de lijst. Zijn talent sijpelt hier weg hier in een waterig en fout melodrama, dat de eenzaamheid van de vuurtorenlocatie nog geen twee minuten aandurft.
*Belgica
Belgische nonsensprent vol soapy episodische ruzies uitgevochten op Samson-niveau. Het tijdsbeeld vol ‘hodverdommes’ slaat al snel morsdood. De melancholie van de club gaat in coke en rook op.
*Fuocoammare
Beklemmend blijven de beelden van de vluchtelingcrisis altijd, maar het lijkt alsof de makers aangestoken raakten door de steriliteit van de bureaucratische procedures. Van redding tot registratie. Mens, durf te vragen.
*Truman
Een vader en een zoon, gebroken aan de Amsterdamse grachten. Het zou indringend zijn, ware het niet dat elke emotie moet worden nabesproken. Richting einde komt met de verplichte Spaanse seksscène een ondergrens in zicht. ‘Wat heb je van mij geleerd?’ ‘Niets helemaal niets.’
*L’Avenir/Elle/Louder Than Bombs
Een triootje met Huppert dat me nochtans nauwelijks boeide. Ik voel nog altijd schandalig weinig liefde voor Løve. Verhoeven klokt DSK’s seksfantasieën met een duur glas rode wijn weg, en zelfs om Triers rommelige Amerikaanse debuut gaf ik geen zier. Huppert leed dit jaar urenlang voor niets.
*Café Society/Trumbo/Hail Caesar
Drie keer poogt ‘Hollywood’ zich autobio te graven, hopend dat de redding van het scenario ergens in de krochten van de droomfabriek valt te vinden. Drie keer misgegokt. Zelfs Woody’s eigen voice-over klinkt inmiddels blasé (alsof hij zijn mond vol Matzes propt). Trumbo voert een held op, die geen held mag heten. En de Coens, zij schitteren vooral wanneer Hail Caesar een groet brengt aan illustere voorgangers. Van hen verwacht ik meer dan retromania.
*SpotlightWegkijken, dat lijkt me het hoofdthema van Spotlight. En ergens doet de film dat zelf ook. Het degelijke verhaal dringt nergens door tot de kern. Waar El Club de kijker onthutst met verbale (ver)slagen, toont Spotlight slechts de matig geacteerde media-avonturen van een sterrenensemble. Mark Ruffalo lijkt te denken dat een ‘moeilijke blik’ wel zal volstaan. Vreemd eigenlijk, want in het vergelijkbare Zodiac was ie zo goed op dreef. Spotlight mist dan ook iets wat Zodiac wél heeft. Gevaar voor de hoofdpersonages. Spotlight gaat ook nauwelijks over daders of slachtoffers, maar over brave ‘opduikelaars’. Dat levert zonder twijfel vakwerk over vaklui op. Maar moeten we genoegen nemen met een soort Social Network bij dit onderwerp? Eén verdwaasd dader-moment met een Campert-achtig priestertje, dát doet pijn.
Cinemagie
Daar zijn ze dan. De beste vijftien. (Een eervolle vermelding nog voor Miguel Gomes’ wonderlijke Arabian Nights-trilogie, waaruit hij begrijpelijkerwijs zélf probeert te weg te rennen. De lange zit had om die reden best hierboven gekund, maar in geniale overmoed en immer bezwerende Portugese muzikaliteit ook hieronder.)
15. La Pazza Gioia
Italië is een beetje gek van zichzelf. En ook wel op zichzelf. Deze tragikomedie danst met de DSM-5 in handen theatraal langs alle loenatik-clichés. Aan lager wal raken voor Italiaanse adel betekent… Je kasteel als filmdecor moeten verhuren. ‘Terwijl we zinken zijn we gelukkig.’
14. Room
De Kampusch-tragedie vertoont Platoonse trekjes. Opgesloten in een kamertje krijgt de wereld van een moeder en zoon slechts vorm in de spiegeling van een tv. Met de waarheid komt ontkenning en dan ontketening. De Eerste Blik. Hét moment van de film, vol Malickaanse verwondering.
13. Boi Neon
Tussen de bedrijven van een Braziliaanse rodeo, heerst een l’ennui van het plakkerige, geile soort. Eén enkel dansje treft al sexier doel dan het hele Neon Demon van Refn. De stierenjongens leveren stevig slag met paarden, staarten en surrealistische modepoppen. Man Ray zou ‘m willen uitknippen en ophangen.
12. High-Rise
In Ballards distopische seventies verheft een Trump Tower zich letterlijk boven de massa. Vieze man Jeremy Irons is dé man voor dit soort decadente gruweltentoonstellingen. Hiddleston neemt als byronische dokter een spannende tussenpositie in. ‘I should have married someone like you. Stoic and perfectly breasted.’
11. El Abrazo de la Serpiente
Het gehannes rond een kompas vangt de ongemakkelijke paradox van de witteman in één fraaie scene. Diens etnologische hang naar ongereptheid kan enkel beleden worden door de mythe te verknallen. Natuurlijk slaat de ‘heart of darkness’ terug. Onder indianen kun je beter meteen elke waarheidspretentie opgeven. ‘Echter dan wat jij echt noemt’.
10. D’Ardennen
Fijne fucked up kerstfilm uit sjoemelig België. Twee gabbertjes trekken naar D’Ardennen, waar de ‘wonderfull days’ uit hun jeugd liggen. De Waalse nachten blijken oneindig lang, en vol bizarre verrassingen te zitten. Oppercreep Jan Bijvoet (ook in #11) steekt de boel in de hens. Was het allemaal maar anders gegaan met die dame… ‘Ik wil gewoon saai zijn. ‘Thuiskomen om vijf uur, patatten op, Blokken zien.’
9. Weiner
Als er één film bij het Amerikaanse verkiezingsjaar past. Daar zien we in een flits Trump al: ‘We don’t want perverts as mayor’… Het heetgebakerde standje Weiner struikelt over zijn eigen hang naar aandacht. En anders had de mediacratie hem wel met gestrekt been gevloerd. Wat deze docu zo heerlijk maakt, is zijn tegenhanger. De kalme en zóveel talentvollere vrouw, die haar echtgenoot vanuit de schaduw overschaduwt. Misschien geilde Weiner daar nog het meest op. Vernederd worden.
8. La Tortue Rouge
De geduldigen worden beloond. Vele jaren na de Oscar-winnende kortfilm Father and Daughter peinst Dudok de Wit in zijn speelfilmdebuut nog altijd even sereen en weemoedig over de grote vragen des levens. Zijn schipbreukeling bibbert in fragiele lijnen. Wat houdt de man bijeen. Hoop? Op de nagenoeg uitgestorven plek kleineert het landschap de eenzame ziel. Tussen waterkringen door begint hij te dromen… En hoe! Hartverscheurend mooi stijgt de metafysische verwondering, op naar de sterren, en daar voorbij.
7. Bacalaureat
Vaders en dochters in Roemenië, deel 1. Het land dat maar blijft geven. Een plek waar je de blaren op je tong moet zwammen om iets gedaan te krijgen. Iedereen in de schulden bij iedereen, en niemand die het wil weten. Daar wordt je vanzelf verbaal gevat van. Noem het voormalige dictaturen-humor. Een goedzak in grijstinten probeert het baccalaureaat van zijn dochter te ritselen. Dan kan ze weg. Maar wat wil zelf? Pa draait gedurende zijn gezinstragedie zelf maar opera in de auto. De lummelende politie staat hem op geheel eigen wijze bij. Knikkertje voor knikkertje.
6. The Big Short
Bankmannetjesfilm The Big Short stemt zelfs mét jolige knipogen wanhopig. Een fraaie paradox. Ik vraag me af hoeveel van deze films er nog moeten worden gemaakt. Nu kunnen we in elk geval genieten van de swingende ‘fall-out’, hier meesterlijk gedragen door Carrell en Bale. Als number crunchers krijgen zij de beurskrach van 2008 in de smiezen. Wanneer de schellen vallen, wordt de maalstroom pijnlijk. Kapitalisme als de matrix. Mensen móeten er wel in blijven geloven. ‘Not our fault. Simply the way the world works.’ Wil het kapitalisme gewoon koste wat kost kapot?
5. Toni Erdmann
Vaders en dochters in Roemenië, deel 2. Normaal ben ik niet zo cinema waarbij je jezelf achter een trui (of eender welk kledingstuk!) wilt verstoppen, maar in het gespleten Roemenië van overijverige managers en armesloebers vindt regisseur Mare Ade iets heel verstilds. Een zakenvrouw en haar ongrappig grappige pa trekken elkaar naar beneden, en daardoor omhoog. De muzikale verrassingen en merkwaardige combinaties blijven elkaar maar opvolgen. Wie ontregelt wie eigenlijk? Ongemak, met een grote ‘O God!’, maar ook een kleine, bedachtzame ‘Oh… Daar ben je dan. Eindelijk.’
4. Anomalisa
Lekker aan de dip met een animatie arthousefilm van Kaufman. Een anomalie in zichzelf, want échte arthouse. De paranoia mindfuck is nooit ver weg. Het lichamelijke ook niet. De animatie geeft de pijnlijke patronen net dat beetje extra mee. Alle poppetjes dragen hun gezicht als een heus doodsmasker. Je ziet de breuklijnen. De schijn van leven dondert er bijna af. Lieve Lisa zingt op het bed van de eenzame zakenman een hotelliedje. Dat moet haast wel een referentie aan de eerdergenoemde Dielman-film zijn. Zo warmt Anomalisa langzaam op, en onderbreekt het gezever. ‘It’s really nice for just now.’ Uitzonderlijk.
3. El Botón de Nácar
Heerlijk meanderende auteursdocu, waarin Guzmán al vrij associërend via de kosmos de Chileense ziel ontleed. Of omgekeerd. De kracht zit niet eens zozeer in de verbanden, maar in de verhalen. Ondanks de zeer fraaie subjectivistische vorm wint de inhoud. (Is dat geen 2-0 voor de maker? Ik dacht het wel!) Vanaf een telescopische schans duikt Guzmán zo in die ene geconcentreerde micro-druppel, waarin de wereld blinkt. Ook de Chileense indianen werden door de kolonisten uitgeroeid. Wat rest zijn flarden herinneringen. Tijdens een segment van werkelijk onwaarschijnlijke schoonheid portretteren naakte indianen het oneindige. Sterren tot in hun solar plexus. Het almaar uitdijende universum teruggebracht tot het meest aardse doek.
2. James White
‘That’s all you do James, take breaks.’ Een slacker met agressieve trekjes, kan dat eigenlijk wel? James White leeft als Jan Salie met zijn maffe moeder. Permanent opgefokt, zonder ooit iets uit te voeren. Zo levert zijn luizenleven eerst een lekkere goofball-film op, met een duister broeiend randje. Een weemoedige song van James – de band – leidt de verrassende ‘change’ in. God, wat houd ik van films die achteloos van genres weten te wisselen. De achtergrond verandert in de voorgrond, en de lummelaar pakt de heldenrol. Moeder was al ziek, maar wordt zieker. James was al bezorgd, maar raakt bezorgder. In het licht van het einde krijgt de Joran-hamvraag hier een diepere betekenis. ‘Would you dispose of a dead body for me?’ Adembenemend. Zing zachtjes mee: ‘Say something, say something, anything. I’ve shown you everything.’
1. Hell or High Water
Tijdens de inleidende bespiegelingen ben ik bewust Steven Spielbergs fraaie bioscoopdebuut The Sugarland Express vergeten. Hij zag het in de seventies al goed. De jacht van de media op gruwelvermaak. De vlucht naar voren van kanslozen in geweld. Eindelijk één keer gezien worden. De ultieme escapistische pas de deux, tussen het individu en de Macht. Ook Mackenzie’s perfect gechoreografeerde negende voert er een op, van onverbiddelijk kaliber. Misfortuin wordt afgeschud met verkeerde daden en foute grappen. De stortvloed aan ‘snappy’ teksten dendert maar door, gegrauwd door klasbakken als Ben Foster en Jeff Bridges. Net als in een klassieke western moet laatstgenoemde loner met hulp van zijn ‘injun’ (Gil Birmingham) achter twee bankrovende broers aan. Niet langer ter paard, maar evengoed wordt deze achtervolging nog altijd onderbroken door cowboys. Met zulke koeienklusjes valt geen rotcent meer te verdienen. Zo heeft Hell or High Water ook wat te melden over debt relief America. De borden langs de weg spreken boekdelen. Zingen kan de zinnen nog wel verzetten. Waylon en Welch doen een duit in het zakje, en richting einde wordt zelfs Little Dogies aangeheven. Mijn hart heeft de film dan allang gestolen. De silhouetten van de broers steken melancholisch af tegen de adembenemende Texas plains. ‘I’m not afraid to die’. Bovenal is het natuurlijk een super-Amerikaanse film. En Amerika drukt zichzelf nu eenmaal het beste uit ’through criminality’. ‘I’ve never met nobody who got away with anything, ever.’