Cinema in 2010 (Olaf)

Symbol
 
2010 was een jaar waarin ik veel films opnieuw heb bekeken. Dat gaat dan onherroepelijk ten koste van alle kilometers nieuwe films waarvan je je aan het einde van het jaar realiseert dat je ze niet gemaakt hebt. Another year niet gezien, Honey niet gezien, enzovoort. Maar herkijken ga ik vaker doen, het liefst met wat literatuur op de bankleuning. Voor mijn verjaardag kreeg ik vier boeken over Aziatische cinema. Verdieping gaat het thema zijn voor 2011. Dus de kans bestaat dat dit mijn laatste serieus te nemen jaaroverzicht is.


 

Achterstallig onderhoud

Dit waren voor mij de meest memorabele ‘oude’ films die ik het afgelopen jaar zag.

10. The lady from Shanghai (Orson Welles, 1947)
Wat me van deze film vooral bij zal blijven is het eerste half uur. Een moordend tempo, hoogst eneververende en geestige dialogen en – wat in alle bewondering voor de regisseur nog weleens vergeten wordt – een geweldig haast method-acterende Welles. Wat volgt is een uitstekende film noir die te boek staat als een halve mislukking. Het zal wel.

Lifeaquatic9. The life aquatic with Steve Zissou (Wes Anderson, 2004)  
Het meeste van Wes Anderson is niet aan mij besteed, maar dit vond ik opeens heel goed. Helemaal begrijpen doe ik dat nog niet, maar er valt zoveel niet te begrijpen aan Wes Anderson. Voorbeeld: In deze film zit de hele meute aan het einde in een miniscuul klein onderzeebootje (zie foto) op zoek naar een haai, waarmee Steve Zissou ooit een kennelijk legendarische aanvaring heeft gehad. “I wonder if it remembers me”, zegt Zissou, en ik zit met een brok in mijn keel. Zoals gezegd, niet te begrijpen.

8. Vendredi soir (Claire Denis, 2002)
Claire Denis, die nooit tweemaal dezelfde film maakt, maakte met Vendredi soir een van haar beste. Naadloos en met veel gevoel voor detail legt ze vast hoe twee mensen, die elkaar ontmoeten in een auto in een dichtgeslibt Parijs, voor elkaar vallen en een nacht met elkaar doorbrengen. Claire Denis kan alles interessant maken, denk ik weleens.

7. La nana (Sebastián Silva, 2008)
Een van de meest interessante filmkarakters die ik dit jaar zag, de nukkige, wispelturige en moeilijk te doorgronden huishoudster Raquel.

6. Medium cool (Haskell Wexler, 1969)
Medium cool  
Op de rand van de jaren zeventig probeert Wexler de tijdsgeest in de V.S. te vangen door de ogen van een journalist. Het zit er allemaal in, de tegenstelling tussen het politieke centrum en het rurale midwesten, raciale spanningen, veranderende man-vrouw relaties, idealen die verloren gaan, Vietnam en de toenemende rol van de media.  Veel teveel voor een film van anderhalf uur, maar dit teveel is nu juist het hele punt. Amerika in 1969, probeer er maar eens chocola van te maken. Ludo zag hem dit jaar ook, en was evenzeer onder de indruk.

5. Broken flowers (Jim Jarmusch, 2005)
Ik had hem al opgegeven, Jarmusch. Omdat Coffee & Cigarettes op zijn hoogst op een fascinerende manier tenenkrommend slecht was, en The limits of control op geen enkele manier fascinerend, was ik ervan uitgegaan dat alles ertussen in de moeite niet waard was. Misschien moet Bill Murray gewoon gelden als een stempel van goedkeuring.

4. Les glaneurs et la glaneuse (Agnes Varda, 2000)
Dit moet haast wel een van de beste documentaires ooit zijn. Verbijsterend hoe ik al na vijf minuten compleet gefascineerd zat te kijken naar afval. Wat heel eenvoudig een plat statement had kunnen worden over onze comsumptiemaatschappij wordt een heel persoonlijk verslag van affiniteit met een bepaalde levensstijl.

3. The battle of Algiers (Gillo Pontecorvo, 1966)
In de eerste scene zien we een man die zojuist gemarteld is en Franse politiemannen die half-amicaal tegen hem doen. Pontecorvo begint de film net ná het geweld en het effect is verbluffend en afschuweljk. En de toon gezet. Typisch een film die anno 2010 indruk maakt vanwege de onwaarschijnlijke parallellen met de wereld van vandaag de dag.

2. Banchun (a.k.a. Late spring, 1949) en Soshun (a.k.a. Early spring, 1956) (Yasujiro Ozu)
Ja, ik ben inmiddels fan van het sobere, rechtlijnige universum van Ozu. Daar waar de Kurosawa’s uit die tijd voor mij af en toe aan overacting ten onder gaan en de Mizoguchi’s voor mij nogal ondoordringbare Japanse poëzie blijven, komen de drama’s van Ozu hard aan. Zo modern, zo herkenbaar, en ogenschijnlijk zo eenvoudig.

1. Hanyo (The housemaid; Kim Ki-young, 1960)Hanyo
Blijkt in sommige kringen te boek te staan als de beste Zuid-Koreaanse film ooit. Er was dit jaar een soort remake die ik niet gezien heb omdat ik er geen behoefte aan had. Want de herinnering aan deze film hou ik liever zoals die is; een artsy, sexy thriller in spectaculair zwart-wit geschoten, die in metaforische zin de klassenstrijd beschrijft (en vast nog veel meer). Een Aziatische, openhartige Hitchcock met een protagoniste (de ‘housemaid’ uit de titel) die zo gemeen verleidelijk is dat ze, zo wil de legende, lange tijd na deze film niet aan het werk kon.

De teleurstellingen van het jaar

Zoals gebruikelijk gaan we niet voor de slechtste films. Daarover zwijgen we. Zoveel teleurstellende films waren er dit jaar niet. Ik weet niet of dat komt omdat ik gerichter kijk of gewoon minder.

5. Tetro (Francis Ford Coppola)
Ik weet nog steeds niet wat Coppola bezielde om, na die prachtige eerste helft, aan te sturen op een overdreven, Almodovariaans melodrama.

4. The ghost writer (Roman Polanski)
Ik heb geen idee wat mensen hier in zien. Het is een klassieke nieuwe millennium-Polanski: goed begin, teleurstellend einde. Maar deze totale flut-ontknoping, die zag ik niet aankomen.
 
3. Lung Boonmee Raluek Chat (a.k.a. Uncle Boonmee who can recall his past lives; Apichatpong Weerasethakul)
Ik weet niet zo goed waar het aan schortte, maar deze laatste van Weerasethakul liet me onberoerd en ongeinteresseerd. Misschien was de magie er teveel ingestopt, waardoor hij verdween.

2. Beeswax (Andrew Bujalski)
De koning van de mumblecore, verantwoordelijk voor de binnen het genre als ijkpunten geldende Funny haha en Mutual appreciation, kwam met een opvallend fletse film die doet vermoeden dat zodra mumblecorians volwassen worden de touch verdwijnt. Ik kijk daarom gespannen uit naar Cold weather, de nieuwe van Aaron Katz.

Stranger 1. You will meet a tall dark stranger (Woody Allen)
Hier en daar al uitverkozen tot slechtste film van het jaar. Dat is het natuurlijk niet, maar wel de meest teleurstellende, zeker na de positieve recensies in Nederlandse dagbladen. Als er weinig te lachen valt, dan is compensatie vereist. Die compensatie zat dit keer vooral in die ándere films van Woody Allen, waar hij alle hier voorbijkomende thema’s al eens beter heeft uitgewerkt.

De beste films van 2010

Meegerekend zijn alle films die dit jaar ergens ter wereld zijn uitgekomen, alsmede films van vorig jaar die pas dit jaar te bekijken waren. Bubbling under: Love exposure (Sion Sono) en Afterschool (Antonio Campos), White material (Claire Denis), Exit through the gift shop (Banksky).

20. Jal Al-ji-do Mot-ha-myeon-seo  (a.k.a. Like you know it all; Hong Sang-soo)
Zo hemelbestormend als Virgin stripped bare by her bachelors en Woman is the future of man is het niet meer maar ik ben nog steeds erg gevoelig voor de 'light comedy' van Hong Sang-soo. Hij is erg productief, de laatste jaren, en ik loop inmiddels drie films achter, geloof ik. Dat gaan we dit jaar maar eens proberen in te halen. Zijn gimmick om de film in tweeën te hakken en het tweede deel een echo te laten zijn heeft hij in Like you now it all wederom niet helemaal kunnen loslaten, maar hij begrijpt dat het inmiddels zijn films niet meer kan dragen. Dat deert niet, want de protagonist, een arthouse filmmaker die nogal ongelukkig in de liefde is, blijkt interessant genoeg.

19. Shinboru (a.k.a. Symbol; Hitoshi Matsumoto)
Wederom een bewijs dat Japanse komedies in sommige opzichten ver op de rest van de wereld vooruit lopen, en wederom een proeve van bekwame van Matsumoto. Ik was iets minder onder de indruk dan van zijn vorige (Dai Nipponjin, a.k.a. Big man Japan), omdat Symbol heel erg vaart op visuele humor en slapstick. Daar ben ik over het algemeen wat minder gevoelig voor, maar ik heb bij vlagen erg hard moeten lachen. Dat overkwam me dit jaar niet veel. Met films dan.

18. Crazy heart (Scott Cooper)
Jeff Bridges als Bad Blake, de verlopen countryzanger. Waarom heeft het tot 2010 geduurd voordat iemand op deze combinatie kwam? Er zit een scene ergens na een minuut of twintig waarin Bad Blake even het podium afmoet om buiten in een afvalbak over te geven, waarna hij zijn zonnebril weer uit diezelfde bak vist. Kan ik na vijf keer kijken nog steeds om schateren.

17. Carlos (Olivier Assayas)
Het is dat Assayas op de credits staat want Carlos, de vijf en een half uur durende mini-serie over terrorist Carlos the Jackal, lijkt in niets op zijn vroegere pareltjes als Fin août, début septembre en Irma Vep. Carlos is een vette achtbaan door een paar decennia terrorisme die je de tijd even (voor vijf en een half uur, om precies te zijn) doet vergeten.

16. Io sono l’amore (Luca Guadagnino)
Memorabel vanwege de ambitie om de klassieke Visconti-aanse thema’s in een modern jasje te gieten. Met een hoofdrol voor dramatische muziek en insecten. Veel mensen vonden het te mooi, te bombastisch gefilmd. Had Visconti nooit last van, die kritiek…

15. Kak ya provel etim letom  (a.k.a. How I ended this summer; Alexei Popogrebsky)
Dit drama, over twee tegenpolen die een arctisch meteorologisch station in de lucht houden, zal bijblijven vanwege het ontroerende, onverwachte betekenisvolle finale shot.

14. Le père de mes enfants (Mia Hansen-Løve)
Nog geen dertig is ze, Mia Hansen-Løve, en deze  bijzonder volwassen film, die je verwacht van een oudgediende, over een tegen de ondergang vechtende filmproducer (goed thema!), is on-ge-lo-fe-lijk Frans. Het voelt als thuiskomen, dat gemak waarmee je van de karakters gaat houden, dat niet rechtlijnige, die echte dialogen. In feite allemaal vreselijk klassiek, maar Le père de mes enfants voelt nergens derivatief.  

13. Catfish (Henry Joost & Ariel Schulman)
Exit through the gift shop (die andere nepdocumentaire) was hartstikke leuk, maar ik heb toch het gevoel dat er in Catfish echt wat wordt bereikt. The social netwerk was een hartstikke goed gemaakte film, maar Catfish laat een andere, interessantere kant van facebook zien.

12. Black swan (Darren Aronofsky)
De in lichamelijk verval geinteresseerde Aronofsky goes ballet. De eerste helft is zo intens gefilmd dat het haast horror is, de tweede helft is horror. Waarom het ditmaal wel werkt voor een Aronofski-hater als ik? Misschien omdat de clichés als zodanig te herkennen zijn, omdat hij ermee schmiert (op zijn Paul Verhoevens af), waardoor er zowaar wat te gniffelen valt en Aronofsky opeens veel zelfverzekerder en zelfrelativerender opereert dan die streberige, drammerige regisseur van weleer.

11. Greenberg (Noah Baumbach)  Greenberg
Er waren dit jaar veel memorabele mannelijke hoofdrollen in Amerikaanse films (Michael Douglas in Solitary man, Mark Ruffalo in The kids are allright) en deze van Ben Stiller hoort in dat rijtje. Volgens mij is dit de eerste film waarin hij oprecht boos en geirriteerd rondsjokt, en dat doet hij heel overtuigend. Noah Baumbach blijft met gemak een van mijn favoriete Amerikaanse regisseurs, vanwege de lichte toon gekoppeld aan de zware materie. Dat niveau haalt Woody Allen nog maar zelden.

10. Solitary man (Brian Koppelman & David Levien)
In het jaar waarin ik 40 werd, raakte deze film een gevoelige snaar. Michael Douglas is weergaloos als de onethische autohandelaar die merkt dat hij ook in de liefde ‘over the hill’ is. Het levert een paar pijnlijke doch ontroerende momenten op die nog lang nagalmen.

9. Alle Anderen (Maren Ade)
Het beste relatiedrama van het jaar, omdat het de problemen van Chris en Gitti niet keurig netjes op een rijtje zet. Met deze twee gaat het niet goed, en de kijker mag de achtergrond construeren
. En als fan van Michelangelo en films als Iklimler vind je zo’n film dan al snel heel goed.

Please5 8. Please give (Nicole Holofcener)
Zit een beetje in het straatje van The kids are allright, maar deze vond ik beduidend beter. Een zeer overtuigend geacteerd familiedrama in New York over het thema “je hoeft geen slecht mens te zijn om slechte dingen te doen of te zeggen”. Het is American beauty zonder de gulle lach, en Happiness zonder het schurende spektakel. Please give bereikt een hoog feelgood gehalte op een introvertere wijze. 

7. Un prophète (Jacques Audiard)
Dit is zo’n film waar je niet omheen kunt en die de meeste mensen met een bovenmodale interesse in film dit jaar, terecht, gezien zullen hebben. Oerdegelijk en met een punchline die aankomt. Audiard levert voor de derde keer op rij een meesterstuk af. En laten we niet vergeten dat de zeer indrukwekkende Tahar Rahim hier zijn speelfilmdebuut maakt.

6. Winter’s bone (Debra Granik)
Dit is zo’n film die je eraan herinnert dat uiteindelijk sfeer alles is in cinema. Zo naargeestig als in Winter’s bone werd het dit jaar niet vaak. Die vakantie naar de Ozark Mountains stellen we nog maar even uit.

5. Kynodontas (a.k.a. Dogtooth; Giorgos Lanthimos)
Hundstage in Griekenland. Vernietigend portret van de Griekse middenklasse, waarin de dochters beschermd moeten worden, de zoon in de watten moet worden gelegd en onwetendheid de norm is. Indringend, origineel en goed voor een 1,5 uur durende wrange glimlach.

Fish-Story-1 4. Fisshu sutôrî (a.k.a. Fish story; Yoshihiro Nakamura)
De volgende drie in mijn lijstje zijn het bewijs dat ik dit jaar plat ging op films die een goed verhaal boden dat met een aanstekelijk enthousiasme verteld werd. Neem Fish story, over een punksong die grote invloed uitoefent op het leven. We zien de band wat aanmodderen, we zien de platenwinkel waar de band besproken wordt, we zien nog allerlei verhaallijnen, we zitten te kijken naar een grote brei. En alles komt pas samen in de laatste drie minuten. Dan blijkt dat je die brei niet hebt zitten kijken voor die laatste minuten, maar dat het al die tijd genieten was van deze typisch introverte Japanse quasi-komedie, dat genre waar we zo dol op zijn. Die laatste minuten zijn slechts de kers op de taart.

3. El secreto de sus ojos (a.k.a. The secret in their eyes; Juan José Campanella)
Ik heb erg genoten van de verontwaardiging die cinefielen ventileerden toen bekend werd dat deze film de oscar voor de beste buitenlandse film kreeg, ten kost van Das weisse Band en Un prophète. Die lui van die oscars hadden het eens een keer (bij toeval natuurlijk) bij het rechte eind, want dit is gewoon de beste film van dat rijtje. Genre-bending film, waarin het liefdesverhaal eens niet ondergeschikt is aan het moordverhaal en tevens de Argentijnse geschiedenis wordt meegenomen. En dan hebben we het nog niet gehad over het visuele spektakel. Je ziet gewoon hoe de regisseur zich verkneukelt als het mysterie opgelost is en we slechts halverwege de film zijn (daarmee Vertigo in gedachte oproepend). Zoals al opgemerkt door Ludo, vertoont deze film grote overeenkomsten met de volgende op mijn lijst.

2. Madeo (a.k.a. Mother; Joon-ho Bong)
Met deze film laat Joon-ho Bong voor mij zien dat hij niet drie meer dan bovenmodale films op rij heeft gemaakt maar inmiddels gewoon een groot cineast is. Wederom genre-bending, met veel vitaliteit en plezier geschoten en de emotionele diepgang niet in de steek gelaten. Kortom, een verschrikkelijk complete film. En eens per jaar moet die ene zin toch weer van stal: “I hope Hollywood is taking notes”.

1. Police, adjective (Corneliu Porumboiu) Police-Adjective
Dat gezegd hebbende, mijn nummer 1 van dit jaar is geen ‘lekkere film’. Je kunt je amper een armetierigere drugszaak voorstellen dat de zaak die deze film zou moeten voortdrijven. Dat doet die dan ook niet. Lamlendigheid is de maat in deze Roemeense (if anything) tragi-komedie, waarin Porumboiu met twee rake penseelstreken het maximale bereikt: Twee scenes die er toe doen, de rest is anti-franje die de toon zet en je dit milieu binnensleept. Effectieve, bewonderenswaardige film die iets heel fundamenteels zegt over het Roemenië van vandaag de dag. De vorm én de vent dus.

Belangrijkste film van dit jaar die ik niet gezien heb

A.k.a. de grootste verwachting voor 2011. Ja, dat is toch die nieuwe film van Tran Anh-Hung, de maker van parels als The scent of green papayas en Cyclo, die niets minder dan Murakami’s Norwegian wood durfde te verfilmen. De eerste reakties zijn bedeesd, maar daar laat ik me niet door uit het veld slaan. Desnoods wordt het de meest onbegrepen film van 2011.

Beste Nederlandse film

Het gaat tussen R u there van David Verbeek en Joy van Mijke de Jong. Beide trokken geen bezoekers en vooral de laatste kreeg dat uitgemeten (onder andere door Martin Koolhoven) omdat ze pardoes het gouden kalf won voor de beste film. Ik hou van Mijke de Jong en haar ambachtelijk films die voor Nederlandse maatstaven best vooruitstrevend zijn. Met David Verbeek deel ik een voorliefde voor Aziatische films als Millennium mambo. Ik vind dat hij dat kunstje goed beheerste in Shanghai Trance, maar R U there is eigener, en bevat een prachtige woordeloze zwemscene die zijn talent voor het vak laat zien.

Beste documentaire Collapse

Collapse, van Chris Smith, de maker van de klassieker American movie. Dit anderhalf uur durende interview met onafhankelijk journalist Michael Ruppert ging me niet in de koude kleren zitten. Via Skype vertelde ik mijn vriendin waar het over ging en die is een week depressief geweest. Ruppert denkt dat onze generatie nog het begin gaat meemaken van de neerval van de westerse civilisatie en heeft een goed verhaal. Dat vertelt hij een uur lang, een ononderbroken waterval van feiten, redeneringen en voorspellingen. Waarna hij in huilen uitbarst. Jullie ook een gelukkig 2011 toegewenst.

olafk

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.