[cd, Rough Trade/Konkurrent]
Er zijn veel bands met broers, uiteraard ook in Engeland. Maar zoals Oasis heeft bewezen gaat dat lang niet altijd goed. Bij British Sea Power lijkt dat stukken beter te gaan. De broers Yan (alias van Scott Wilkinson) en Hamilton (voluit Neil Hamilton Wilkinson) richten in 2000 al deze groep op. Wat vooral naar buiten treedt is hun enthousiasme, ambitie en doorzettingsvermogen en niet al die onzin van Oasis. Bovendien maken ze nog betere muziek ook. Dat ze ook bij een indielabel als Rough Trade zijn gebleven zegt ook wel iets. Yan (zang, gitaar), Hamilton (bas, zang, gitaar), (Martin) Noble (gitaar), (Matthew) Wood (drums) en de jongste leden Phil Sumner (cornet, keyboards) en Abi Fry (alviool) maken alternatieve rock en indierock, al zeggen die termen niet zoveel. Pak je echter hun “tussendoortje” Man Of Aran erbij, hun soundtrack bij een oude zwart-wit film, dan brengen ze plots weer etherische rock. Ze zijn door de jaren heen wel vergeleken met Arcade Fire, The National, Joy Division, Pixies, U2, Bloc Party en Psychedelic Furs. Grote namen voor een bescheiden band, die zich echter wel met het niveau van deze groepen kan meten. Ik vind ze zelf eigenlijk het mooist als ze een meer ingetogen geluid aan de dag leggen. Wat betreft zijn hun derde album, de succesplaat Do You Like Rock Music? (2008) en vierde cd Valhalla Dancehall (2009) maar bij vlagen aan mij besteed, al hoor ik de kwaliteit en het speelplezier wel in de rest van de nummers. Hun energie blijft echter bewonderenswaardig.
Inmiddels zijn we bij hun vijfde studio album Machinery Of Joy aangekomen, het volwaardige Man Of Aran mogen we niet meerekenen. Opvallend is dat ondanks de titel de muziek hier meer ingetogen en vaker droefgeestig gestemd is. Ze openen met de titeltrack en gaan daar nog voortvarend uit de startblokken, maar ook hier is het duidelijk dat er meer ruimte voor bezinning is. Dat is wellicht te danken aan het feit dat de laatkomers Sumner en Fry meer schrijfwerk voor hun rekening hebben genomen. Voorheen doet de stem van Yan me op een frisse manier aan Richard Butler (Psychedelic Furs) denken, maar hier lijkt hij dikwijls op een croonende David Bowie. En dat is ook al helemaal niet erg. Naarmate het album vordert raak je steeds meer in de ban van hun perfect uitgevoerde indierock, waar ook de nodige folkinvloeden en zelfs motorik de revue passeren. Het mooist zijn de etherische tracks “What You Need The Most” en afsluiter “When A Warm Wind Blows Through The Grass”. Maar ook de rest van het album bevat misschien wel het beste van British Sea Power tot nu toe. Een eigenzinnige band wars van hypes die nog altijd voor veel muzikaal genot zorgt. Nu nog iemand inhuren die wel albumhoezen kan maken!
door Jan Willem Broek