Black Sabbath – Black Sabbath: De moederkoek

Black_sabbath_1970_self_titled
Deel 3 van de Black Sabbath marathon neemt het debuutalbum uit 1970 onder de loep. Bas Ickenroth aanschouwt De Riff en kan alleen maar respectvol buigen terwijl hij mijmert over de duizelingwekkende effecten die band teweegbracht.

Ik had mijn stukje eigenlijk “De Moederriff” willen noemen. Want zo kun – nee, zo MOET –  je de riff van het titelnummer van Black Sabbath’s debuut noemen: de moeder aller doomriffs. Dreigend, traag, vol spanning, onheilszwanger. De blauwdruk voor alle doomriffs die erna zouden komen, of ze nu van Sabbath zelf waren, of van volgers als Trouble, Kyuss, Soundgarden of Danzig (‘Pain in the World’ is bijna meer Sabbath dan Sabbath zelf). Alleen daarom is de eersteling van Iommi en consorten verplichte kost. Maar er is meer. Natuurlijk.

Ik moet wel even wat kwijt over Sabbath in het algemeen. Mijn verhouding tot de band is vooral respectvol. Vol dankbaarheid dat ze er zijn geweest in die eerste paar jaar van de jaren zeventig – daarna hadden ze wat mij betreft kunnen stoppen. Respectvol dus, en dat klink niet heel erg goed. Ik ben nooit een groot Ozzy-liefhebber geweest, qua stem. Waar de rest van de band heel natuurlijk en swingend kan klinken, moet Ozzy altijd moeite blijven doen om het momentum vast te houden, om geen spelbreker te zijn. Ergo, hij klinkt te vaak te geforceerd. Toch jammer. Ook een minpunt: een consistent album hebben ze nooit gemaakt. Ik ben nu eenmaal een albumliefhebber, en ze hebben te vaak spelbrekers ertussen staan.

Die spelbrekers staan ook op het debuut, op het laatste gedeelte. Kom ik nog op terug. Nu ik weer enkele dagen vergelijkend warenonderzoek aan het houden ben tussen de verschillende albums, valt het erg op dat het Black Sabbath zo live en open klinkt. Waar de band later nogal massief, log en dicht geplamuurd kan klinken (ik noem een ‘Sweat Leaf’), is het op de eersteling altijd transparant en helder. Even googelen kom ik erachter dat de plaat inderdaad vrijwel live is opgenomen, met bijna alleen maar eerste takes en maar enkele overdubs (de twinsolo’s).Twee dagen opnemen, één dag mixen, klaar. Geweldig. De sound moet duidelijk nog gevonden worden, maar het feit dat ze er nog niet zijn zorgt er wel voor dat de band heerlijk vrij en soepel kan jammen. Hoor die Iommi tekeer gaan, vaak op nogal bluesy wijze; dat is compositorisch dan weer best jammer, want dat is wel op het gedeelte dat de plaat minder interessant wordt: het tweede deel. Pure bluesrock wat de klok slaat, en hoewel de band erin behoorlijk excelleert verlies ik toch mijn aandacht; dat heb ik nu eenmaal met bluesrock. Wat overblijft is wel pure bewondering voor het waanzinnige niveau van de heren muzikanten, want behalve riffmeister Iommi – die hier dus ook goed Stevie Ray Vaughn kan spelen – is het zeker ook ritmesectie Bill Ward en Geezer Butler die superieur loopt te spelen. Op hun is die hele groove gebaseerd; als Iommi de aanstichter van de doom genoemd kan worden, dan zijn Ward en Butler hoofdverantwoordelijk voor de stonergroove. Drums net achter de maat aanslepend, melodieuze baslijnen die elastisch alle kanten op buigen; en beiden vol technisch vernuft dat zo makkelijk wordt gespeeld dat het klinkt alsof ze simpele punkrock spelen.

Black_promo  

Op het eerste deel van Black Sabbath is helemaal niets aan te merken. Het titelnummer als opener maakt je in principe ook erg kritiekloos en volgzaam voor zeker een kwartier, zo goed ja. Maar ik wil hier ook absoluut een lans breken voor het erg ondergewaardeerde ‘The Wizard’: beginnend met een eenzame mondharmonicariff van Ozzy himself, valt even later de rest van de band in met een hortende en stotende groove die maar nooit lekker wil gaan lopen, maar waarbij het onmogelijk stilzitten of –staan is. Net als Led Zep’s ‘Good Times, Bad Times’ eigenlijk; de nummers hebben nogal wat van elkaar weg. Met bij allebei hoofdrollen voor de accenten van de drummers; Ward doet in niets onder voor Bonzo, en net als ‘The Wizard’ een ondergewaardeerd nummer is, is Bill Ward een fabelachtige drummer die nooit de waardering heeft gekregen die hij verdient.
Op het eind van het titelnummer, en ook tijdens ‘N.I.B.’ (derde nummer, part 4 – het blijven wel jaren zeventig natuurlijk) – en ook op het einde van nummers als ‘War Pigs’ en ‘Iron Man’ van Paranoid werkt de band trouwens naar climaxen toe die niet onderdoen voor Godspeed etc, Mogwai of Motorpsycho op hun best: Ward gaat lekker los op bekkens en toms, Butler speelt een melodieuze lijn die meestal tegengesteld loopt op de gitaarriff, en als dat eenmaal bewerkstelligd is komt Iommi met geweldige, melodieuze, mooie en vooral ontroerende solo’s. Prachtig, en het werkt altijd; Chuck Schuldiner maakte er op alle Death-albums ook regelmatig gebruik van, en elke keer met het gevoel van WAUW!

Zo is Black Sabbath – die oorspronkelijk Earth hebben geheten, is die cirkel ook weer rond – voor mij dus vooral een band waar ik diep respect voor heb, want zonder Sabbath was heel veel muziek waar ik me wel helemaal ik kan verliezen er nooit geweest. Legendarisch en superieur dus, maar vooral onovertroffen als inspiratiebron.

door Bas Ickenroth

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.