Bij elke goede Aziatische film realiseer ik me weer hoeveel ik wat continent betreft nog heb 'in te halen'. Uit een gemiddelde Westerse filmencyclopedie heb ik inmiddels wel 90% van de uitgelichte films gezien; en dan zit je maar weer films die in de kantlijn van de classics worden genoemd te noteren. En dan te bedenken dat er waarschijnlijk nog honderden pareltjes op de bodem van de Grote Aziatische filmoceaan liggen.
All Around Us is er zo een. Dit hartverwarmende Desplechiaanse epos begint typisch Japans. Klein, en mal. Roddelende dames bij de voetmasseur, babbelend over hoe vaak ze 'het' nog doen. Dat zorgt terug thuis ook voor absurde discussies, en als Japanners ergens goed in zijn… Huiselijke twistgesprekken zijn vaste prik in Japanse cinema, mopperend rond zo'n tafeltje op kniehoogte. In dit geval gaat het van kwade vrouwen met bananen, naar lipstick en… stoplichten.
Hoewel de personages hier de dertig zijn gepasseerd, zat ik door de aanvankelijke lichte touch aan het vroege twintigers-werk van Baumbach te denken. Daarbij past ook zo'n cartooneske iris wipe – zie boven – die een paar keer knipogend naar Truffauts Jules et Jim wordt gebruikt. In die vrolijke, zeg dus gerust Franse beginfase leren we de twee hoofdpersonages kennen. Een alledaags stelletje. Het meisje loopt rond in een Française des Jeux-t-shirt, of nou ja, iets wat er verdacht veel op lijkt. Voor mij het bewijs dat wielrensponsoring werkt. Ik kreeg er meteen een positieve associatie bij. Flashback naar de familievakanties begin jaren '90, waarin elk GAN-kantoor met gejuich werd onthaald…
De man van het stel wordt gespeeld door Lily Franky, artiestennaam van een multi-talent, want bijvoorbeeld ook schrijver. Hij lijkt zo weggelopen uit de Nederlandse Sesamstraat. Een heel olijke kop, met Midas Dekkers-toegeknepen ogen. (Bij Japanners over kleine oogjes beginnen is misschien een beetje vreemd…) Tegelijkertijd is de man een charmeur, hij heeft een stuntelige onhandigheid vol humor, en wordt stilletjes verliefd op elk meisje waar zijn blik op valt. In een verband dat ik zelf maar nauwelijks kon plaatsen vond ik hem wat van Ryan Gosling hebben. De Gosling uit Blue Valentine. Hij heeft íets, maar is vooral bound to get in trouble.
En dat melodrama komt er ook in All Around Us. Na de meest romantische fade-out van de tweeënhalf uur belandt de film in één klap in bitterheid. Hier begint de vrouw (Tae Kimura) van het stel te schitteren. Meer nog dan een film over een man van het type 'twaalf baantjes, dertien ongelukken', is dit een film over hoe het is om een vrouw te zijn. Een vrouw met een echtgenoot die maar moeizaam zijn liefde communiceert, een vrouw die haar kind verliest. De middenfase van deze film op epos-lengte is voor Kimura. In Michelle Williams-stijl stort ze langzaam in, om zich vervolgens als Cléo weer op te richten. Hartverscheurend huilend in boekwinkel, haar gezicht verstoppend in een tijdschrift. Zelden een film gezien waarin iemand zo realistisch langzaam hersteld van de opgedane klappen. All Around Us bestrijkt probleemloos maarliefst acht jaar. Dat is dan klaarblijkelijk tóch gewoon een kwestie van goed timen. Acht jaar is niets, om voor je het weet, de neefjes en nichtjes zijn nog altijd klein grut, maar acht jaar is óók alles.
Er zijn tal van boeiende zijlijntjes, die voor het liefdesduo niet al te relevant lijken, maar de sfeer ook niet verstoren, sterker nog, ze helpen een rijkgeschakeerde familie op te roepen. Zo loopt de meestal bij Takeshi Kitano als yakuza fungerende karakterkop Susumu Terajima rond, hier als real estate-verkoper, met veel praatjes en een trophy wife, om uiteindelijk op zijn plaats te worden gezet door een 'oompje'. Ook de stokende moeder mag er wezen, net zoals het het aderlaat-ritueel wat ze (als bijbaantje?) uitvoert. De verdwenen honkbalvader is het enige aspect aan het verhaal dat als een 'moetje' voelt. Maar ook daaraan weet regisseur Ryosuke Hashiguchi een mooi slot te breien.
Het meest interessante zijlijntje, of beter, het raamwerk waar de film door ademt, zijn de rechtzaken. Schoenmaker en voormalig kunstacademiestudent Lily Franke heeft via via een nieuw baantje in de schoot geworpen gekregen; hij wordt rechtbanktekenaar. Jaar in jaar uit zien we zo de meest gruwelijke zaken voorbij komen. Het publiek is vermoedelijk alleen geïnteresseerd in criminele schetsplaten als de zaak echt heel erg is. Robert-M.onsters, kannibalen, en geflipte kindermeisjes doen hun verhaal, terwijl het groepje tekenaars (en aanverwante collega's) gewoon weer héél Japans olijk zit te doen, met toupetjes, kunstzinnige broekriemen, en obscene adviezen.
Toch is het baantje meer dan een tragikomische horror-noot. (Spoilers!) Het geeft de voorheen zo geflopte levenskunstenaar zelfvertrouwen, en de kracht om zijn eigen emoties toe te laten, en daarmee de moed voor de de definitieve bevestiging van een band. Want als hij dan eindelijk zijn hand uitsteekt naar zijn eega, weet zij hem vast te pakken. Een hartverscheurend moment. Zo'n half uur voor een einde breekt het geluk door, en klinkt er een luchtige synths + sloppy downtempo-beat instrumentaaltje op de soundtrack dat bíjna van mijn hand had kunnen zijn. Dat was in een subjectieve kronkel dan weer leuk voor mijn ego. En – narcistisch genant of niet – kippenvel.
Bijpassend nagezonden tegeltje: Ik lees op dit moment Edgar Morins The Cinema, or The Imaginary Man, en hoewel ik hooguit 10% van diens Hegeliaanse, 'cosmomorfologische' dubbelspel weet te volgen, heeft hij in één ding zeker gelijk: 'Subjectivity is the lifeblood of magic'.
(door Ludo)