En toen werd plots een blik wereldmuziek opengetrokken om in de drum'n'bass ketel te mieteren. Nu ja wereldmuziek, het was vooral de Engelse Asian Underground die een mooie east-meets-west botsing uitlokte. Hup! Ik sprong mee op de trein. En zette OK direct op nummer 1 van mijn jaarlijst van 1998.
Vijf redenen waarom ik als een blok viel voor OK van Talvin Singh:
1. Drum'n'bass / elektronica
2. Tabla's!!
3. Ambient
4. Modern gecomponeerd
5. Indiase / oosterse melodieën
Ad 1: Dat moge duidelijk zijn. Lees vooral voorgaande afleveringen over Photek en 4-Hero.
Ad 2: Drummer, weetjewel. Inmiddels ook handpercussie, goede djembé gekocht. Maar die tabla's met al dat snelle vingerwerk, geweldig hoe het tegelijkertijd hypnotiserend en onderkoeld opgefokt kon klinken. Heb er weleens op geprobeerd te spelen, kon er natuurlijk niets van. Prachtige dingen.
Ad 3: Nu ik er zo over nadenk is mijn voorliefde voor ambient en drones best raar voor een drummer. Maar toen dacht ik er nog helemaal niet over na, begon ik via de route Orbital -> Future Sound Of London Biosphere eindelijk op waarde te schatten, en bleek ik een zwak te hebben voor ritmeloze klankenlandschappen. Al dromend door de ruimte zweven, dat gevoel. Of over open verlaten velden, dat mag ook.
Ad 4: Klaar met studeren, baan, geld, meer muziek. Zo ging dat sommetje toen, en dat kwam wel handig uit want ik wilde meer muziek, meer stijlen. En naast ambient was daar ook modern klassiek als Steve Reich, Philip Glass (ik hield het in begin vooral bij de minimalisten). Het cliché van wereld en open dekt de lading nog niet eens goed genoeg.
Ad 5: Dat hele Indiase gedoe overspoelde me op meerdere manieren eigenlijk. Muzikaal natuurlijk; oosterse melodieën was ik langzaam ingekomen door Dead Can Dance, Ozric Tentacles en The Tea Party, en vooral dat drone-achtige aspect ging ik meer en meer plat voor. Maar ik ging ook regelmatig naar Engeland (nee, niet voor de britpop), keek steeds vaker BBC en Engelse programma's en was helemaal into 'Goodness Gracious Me', die comedy/sketch serie over Indiërs in Engeland. En wat helemaal de onzichtbare Indiër in me naar boven bracht was de het eten, de curries, de biriyani's, de tandoori chicken, naan. Ik krijg honger van het typen.
Ging ook nog weleens fout tussen mij en die Asian Underground. We waren op vakantie in Glastonbury, leuk hippiestadje vol historie, waar alle winkels naar wierook ruiken. Kun je natuurlijk niet weggaan zonder Asian Underground verzamelaar, daar luisterden de lokale hippies namelijk ook naar. Die ik daarna nog drie keer heb geluisterd. 'Niks aan' was de conclusie thuis. Sommige muziek reist niet goed. Maar ook de alomgeprezen Nitin Sawnhey ging er bij mij niet in. Wat op zich wel een prestatie was, aangezien de muziek zo glad was dat je nauwelijks hoefde te slikken. Maar Talvin Singh was geweldig, innovatief, mooi, spannend. Al direct bij opener 'Traveller': die vijf bovengenoemde punten komen allemaal aan bod in elf minuten. Zo geweldig, zo goed. Mooi ook hoe de drum'n'bass beats over elkaar heen buitelend compleet van links naar rechts door het stereobeeld blijven vliegen. En hup, tabla's eroverheen, east-meets-west in optima forma. Liedjes twee en drie, 'Butterfly' en 'Sutrix' laten de ambient en klassiek achterwege en richten zich op de Anglo-Indiase dansvloer, maar hebben stiekem ook de melancholische kwaliteiten van een echte raga. Daarna was ik zo erg onder de indruk dat ik kritiekloos de rest heb ondergaan, luisterbeurt na luisterbeurt. En heb ik hem zelfs op 1 gezet in de jaarlijst. Zo goed vond ik het allemaal.
Ik snap het nu allemaal niet meer zo goed. Ja, die eerste drie nummers blijven fabelachtig mooi, hoewel de stem van meneer de zangert in 'Traveller' veel te zoet is naar mijn smaak. Maar nu pas valt me op hoe fragmentarisch OK eigenlijk is opgezet. Liedjes beginnen redelijk veelbelovend maar gaan binnen enkele minuten nergens meer heen, worden een brij van beats en elektronische geluiden, gelardeerd met Indiase klanken en stemmen. Alleen het titelnummer met die redelijk bizar klinkende zanglijn (voor westerse oren dan hè) valt in positieve zin op, en is nu plots een van de hoogtepunten van het album. Daarna kakt het weer in, en kan ik me niet meer aan de indruk onttrekken dat het vooral vorm en weinig inhoud is. Plus het feit dat in mijn tegenwoordige oren de kitsch toch wel heel dicht aan de oppervlakte komt. Redelijk potsierlijk eigenlijk, zo hier en daar.
En zo zit ik een beetje in tweestrijd. Dat heb ik nu altijd bij muziek die eens veel voor heeft betekend, waarbij ik nu moet bekennen dat die beruchte tand des tijds bepaald niet mild is geweest. Maar waar ik bij veel muziek dan kan zeggen dat ik die betreffende muziek dan ook echt verouderd vind, lukt dat bij OK niet; nu lijkt het vooral aan mij te liggen. Teveel authentieke Indiase muziek gehoord inmiddels? Of een anderszins te uitgebreid muzikaal referentiekader gekregen? Of gewoon smaak die veranderd is waar Talvin Singh nu het slachtoffer van is? Feit is dat ik hem nu echt niet meer op 1 zou zetten. Waarschijnlijk niet eens meer top 10; hoewel, op basis van die eerste drie liedjes en het titelnummer komtOK toch nog steeds een heel eind.
(Bas Ickenroth)