"Papa, deze muziek maken we ook altijd op onze drumstellen in de kelder!" roept mijn oudste zoon vanaf de achterbank. In februari wordt hij vier. Uit de boxen klinkt 'Minotaur' van Photek.
Vreemd was zijn opmerking eigenlijk niet. 'Minotaur' heeft een hele batterij achter elkaar gezette drukke drumloops, met over elkaar heen vallende beats en clashende en crashende hihats en bekkens. Precies wat ook gebeurt als hij en ik in de kelder op de potten en pannen zitten te rammen – minus de drumloops uiteraard. Maar ik zou willen dat ik even goed zou kunnen drummen als Rupert "Photek" Parkes kan programmeren. Wat een virtuoos.
Zo begon het natuurlijk niet tussen mij en Photek. De rockgitaar begon aan zijn laatste akkoorden, en Orbital had me al op het spoor gezet van Future Sound Of London, Biosphere (hoewel ik die pas rond '98-'99 echt goed ging vinden), The Orb. Tegelijkertijd begon ik interesse in jazz te krijgen – op aanraden van lokale platenboer Music Machine begon ik met Olé van Coltrane, wat precies de juiste instapplaat voor mij bleek. Man man, wat heb ik die titeltrack grijs gedraaid, en wat vind ik hem vandaag de dag nog steeds even goed. Punt is dat je iemand nodig hebt om je de juiste weg te wijzen in genres waar je niet in thuis bent. Dus via een zangeres na een Barkmarket concert bij Orbital gekomen, en een platenboer die Coltrane erg hoog had zitten en als richtingaanwijzer wilde fungeren bij de eerste stappen richting jazz. Maar dan was er ook nog jungle. Drum'n'bass. Ben de termen maar door elkaar heen gaan gebruiken want het verschil weet ik tot op de dag vandaag niet – als dat er al is.
Op MTV zag ik eens een Photek remix van een Therapy? nummer langskomen, en dat klonk behoorlijk goed. Maar waar te beginnen? Goldie? Roni Size? Teveel soul in het geluid, sfeer te zacht/lieflijk. Ik was van de moeilijkdoenerij, de donkere sferen, en die jazz van Coltrane smaakte alleen maar naar meer: de avantgarde begon te trekken. Wat goede recensies zo hier en daar – zelfs in Watt, het blad met de ronkende gitaren – trokken me over de streep: Photek moest het worden.
Dan begint het pas. Ik kan wel voor Photek kiezen, maar past het wel? Kiest Photek ook voor mij? Het was snel bekeken, bleek. Ik hoefde maar enkele tellen te luisteren om te weten dat ik thuiskwam. Zo voelden de Rhodes-akkoorden van opener 'The Hidden Camera', als thuiskomen. Spannend, mysterieus, warm, ruimtelijk, licht melancholiek. En dan die invallende drums, druk, minitieus geprogrammeerd, vol subtiliteiten, onnavolgbaar, niet na te doen op een drumkit. Fabuleus. Ik was totaal verbouwereerd, en dat al in de eerste minuut. Toen kwamen er ook nog van die sci-fi synths overheen. Dan moet ik er even bijzeggen dat zeker in die tijd helemaal in de science fiction zat, qua boeken. En dan niet de psychedelische droomstof literatuur van Omar, maar meer de harde sf vol ruimtereizen, verre planeten, beschavingen ver verwijderd van de mensheid. Meer escapistisch en romantiserend dan die druggy scifi-in-je-hoofd die confronterender en menselijker is. Photek sloot niet alleen muzikaal aan, ook op een ander niveau kwam ik thuis.
Van daaruit was het een gewonnen wedstrijd. Ik wist van tevoren niets van jungle, maar het genre deed er totaal niet meer toe. Dat de vorm onbekend was, was bijzaak. Photek, Bas: dikke mik. Modus Operandi, oh man oh man, geen woorden voor voor te vinden bijna. Ik heb hem afgelopen weken veel beluisterd, in de auto, thuis, overdag, 's nachts. Uiteindelijk ben ik maar compleet in analyse-modus geschoten. Je moet toch wat, alleen maar schrijven hoe goed de plaat en hoe fantastisch hij bij me past is ook zo vermoeiend en weinigzeggend. Dus dan ga je naar al die details luisteren. En als Modus Operandi ergens genoeg van heeft is het details. Om verdwaald in te raken. Maar inmiddels ken ik de weg, en dus hoor ik de evolutie in de verschillende tracks. Zo hoor je bij vroege nummers zoals 'The Hidden Camera', 'Minotaur' of 'Aleph 1' dat de muziek nog redelijk vol is gestopt met meerdere laagjes synths, samples en melodieën. Dat zijn ook tracks die eerder aanspreken, die direct tot de verbeelding spreken. Ze vragen minder eigen invulling, minder voorstellingsvermogen. Het zijn ook jarenlang mijn favoriete tracks geweest.
Maar juist de latere tracks doen me nu meer. Photek durft ruimte en leegte toe te laten, gaat expres minimaal te werk. De betovering zit hem dan nog meer in de details op de vierkante millimeter, waar op bijna microtonaal niveau constant dingen verschuiven. In 'Axiom' en vooral in afsluiter 'The Fifth Column' lijkt weinig te gebeuren, is nauwelijks sprake van melodie, en hoor je vooral drums met op de achtergrond ondefinieerbare geluiden die onderhuidse, ingehouden spanning oproepen. Minimaal, gedurfd, intens. Eigenlijk zeer avantgardistisch. Het is een ontwikkeling die op opvolger Form & Function nog beter te horen is, aangezien het daar vooral oude tracks en remixes betreft, plus dan twee nieuwe nummers waarbij 'Santiago' voor het eerst sprankjes licht in een intens donkere Photekgeluid toelaat. Het is daar echter het superminimalistische 'Knitevision' dat stiekem de show steelt, met zijn variërende toonhoogtes in de snare en de drie eenzame noten op de Rhodes die pas ergens in het midden van het nummer voor melodie zorgen; zoals die metalige gamelan-achtige noten die plots zo hier en daar opduiken in 'The Fifth Column'. Het is die durf, die precisie, het minimalisme, de moed tot uitstellen van de bevrediging: dat alles maakt Photek zo uniek, zo fabelachtig goed. En dan heb ik nog niet eens gehad over de downtempo latenightjazz van het titelnummer, de futuristische electro van '124' of de absurde kaleidoscoop aan over elkaar heen buitelende jazzdrumsamples in 'KJZ'.
Zo, ik was dus aan de drum'n'bass, en het leek rond die tijd erg vruchtbaar in die wereld. Het genre was volgens sommigen al over het hoogtepunt heen, maar ik begon net dus ik ging flink op zoek. Oudere namen als Goldie en Roni Size vind ik tegenwoordig wel leuk, maar toen niet want te zacht. En geen scifi-sferen. En hoewel het vooral een 12" genre was volgens de deejays, kon ik als albumman ook wel mijn ei kwijt. Dom + Roland met Industry, Technical Itch met Diagnostics, Source Direct met Exorcise The Demons en Ed Rush & Optical met Wormhole. Vooral Dom + Roland en Source Direct vielen goed, hoewel het nergens zo subtiel of virtuoos als Photek werd, waarvan ik steeds meer begon te beseffen dat hij toch wel geval apart was. Tech Itch was al agressiever, maar werd daarin ruimschoots overtroffen door de two-step beukers van Ed Rush & Optical. Ik liep er toen mee weg, maar Wormhole is de enige van die drum'n'bass albums van toen waar ik nauwelijks meer naar kan luisteren. Wat een eenvormigheid. Nu kreeg ik van die simplistische aanpak al snel genoeg, dus Inside The Machine van Bad Company heb ik compleet links laten liggen (die valt me trouwens best mee). Sleepwalk van Matrix werd aangeprezen als kruising tussen drum'n'bass en minimal music, maar inmiddels had ik Steve Reich ook al hoog zitten en ik kon er niets van terugvinden bij Matrix.
Photek bleef huizenhoge favoriet, niemand die ook maar in de buurt kwam. Form & Function was ook geweldig, en zelfs de verwijdering van de drum'n'bass en de zo gedetailleerd geprogrammeerde drums ten faveure van breakbeats en house op Solaris vond en vind ik niet heel erg. Hij is echter wel van zijn voetstuk gevallen op het eind 2007 uitgebrachte – maar pas vorig jaar door mij ontdekte – Form & Function vol.2, een album vol slappe jungle, zonder enige diepte, matig en dun geproduceerd, geen spanning. Beter was het geweest als hij was gestopt na Solaris maar goed. Voor de status van Modus Operandi maakt het niks uit, dat blijft een klassieker onder de klassiekers, een van de meest essentiële albums van de jaren negentig.
(Bas Ickenroth)