Laat ik 1997 beginnen met mijn nummer 1 van dat jaar: The Tea Party. Mooie bandnaam ontleent aan de sessies vol geestverruimende middelen door Ginsberg, Kerouac en Burroughs, maar helaas refereert Tea Party tegenwoordig ook aan de rechtse ultraconservatieve beweging in Amerika waar ook Velvet Underground-drumster Moe Tucker mee sympathiseert (dat Ted Nugent dat ook doet is dan weer minder onverwacht).
"Don't hold it against them!" wil ik dan heel hard roepen; het Canadese powertrio heeft er gene ene fuck mee te maken wat een stel militante malloten roept. Daarbij, ze bestaan al sinds 2005 niet meer, en een reünie zoals bij zoveel andere bands wel in de mode, zie ik op een of andere manier niet zo snel gebeuren. De berichten over Transmission waren niet hoopvol van tevoren, vond ik. Voorganger The Edges Of Twilight (en ook die daarvoor, Splendor Solis) was gevuld met prachtige retrorock met een hoog Led Zeppelin gehalte, gelardeerd met een flinke laag oosterse mystiek en een donkere Joy Division saus. Alles geheel organisch, met sitars, oosterse percussie, en zanger Jeff Martin die een hele goede bronstige Jim Morrison doet. Prachtige nummers ook, vooral op The Edges Of Twilight (die blues van 'Drawing Down The Moon'! die stemmige dramatiek van 'Correspondences'!). Compositorisch blijft Splendor Solis wat achter, maar ook hier die prachtige mix van westerse, aardse rock en oosterse zweverigheid. Wat een heerlijkheid.
Maar the word was dat opvolger Transmission wel eens heel anders zou kunnen zijn. Tussendoortje Alhambra was nog helemaal akoestisch – en geweldig, je zou bijna zeggen dat de nummers zo bedoeld waren – maar op de nieuweling zou een hele batterij aan elektronica worden aangesloten. En Nine Inch Nails zou een grote invloed zijn geweest. Nu vond ik dat wel een geweldige band maar hoe dat geluid in godsnaam te koppelen was aan The Tea Party was echt beyond me. Kon ik me helemaal niets bij voorstellen.
Gelukkig kon de band dat zelf wel. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was opende het album met oosters riffje op akoestische gitaar, waarna een machinaal ritme het initiatief overneemt, gevolgd door een grootse entree van de heilige drie-eenheid van de rock plus een dikke, synthgestuurde mellotron. Een dik, robuust geluid, een niet te stoppen drive, en dan een fabuleus zingende Jeff Martin die de oosterse touch ook in de zanglijn door laat klinken. En dan heb je meteen het recept voor het hele album: gelaagde muziek met een volvet geluid, dubbeldikke groove waar het kan maar gelukkig tandje terug waar nodig, en een excellerende Jeff Martin met zijn diepe, warme stem – die af en toe ook wel omhoog wil scheuren (wat dan wel een beetje geforceerd overkomt). Maar het best zijn de liedjes zelf; of The Tea Party nu volop de retrokraart speelt of liever moderne bliepjes en machines in de mix gooit, het maakt voor de liedjes helemaal niets uit.
Want zo was het dus wel; ondanks een compleet ander geluid, bleven de liedjes zo prachtig en goed dat het arrangement van ondergeschikt belang bleek. Neem nu 'Gyroscope' met die prominente oosterse melodie; had ook makkelijk akoestisch met een harmonium gekund. Of 'Babylon' met die bijna-metalriff waar heel eigenwijs een drum'n'bass ritme onder wordt gelegd (mijn interesse daarvoor werd steeds sterker, dus dat kwam goed uit) maar 'gewoon' een slepend en hakkend rocknummer blijkt, zo boordevol met samples en lagen geluid gestopt dat het topzwaar wordt, zeker met de zanglijn van Martin die over dreigt te slaan maar overal alles onder controle heeft. Ook leuk: dat aangrijpende tussenstukje tussen 'Babylon' en 'Pulse' dat je alleen hoort als je de cd in de eigenlijke volgorde draait. Titelnummer 'Transmission' is dan weer de door Martin zo gedroomde samensmelting tussen Dead Can Dance-achtige percussie+melodie en westerse slepende rock. In meerdere interviews had hij te kennen gegeven dat behalve Led Zeppelin, Joy Division en Nine Inch Nails ook Dead Can Dance een steeds grotere invloed op zijn muziek kreeg, en dat is vooral hoorbaar bij dit titelnummer. Fenomenaal.
Maar echt kippevel krijg ik van 'Psychopomp' dat kan worden bijgezet in die Eregalerij der Grote Liederen. Beginnend met wat ruis en samples, komt een gitaar zachtjes naar voren, en begint Martin met zijn meest gevoelige stem een zachte melancholieke ballade. Dan plots, in het tweede couplet, valt een drumcomputer in – weliswaar nog zachtjes maar ook groovend – en krijgt de synthlijn al enige vorm. Het navolgende refrein heeft dan weer de kenmerkende grootse drumsound, maar die synthlijn vol dramatiek, zo mooi gedrappeerd over de rest van de muziek, gaat er met hoofdprijs vandoor. Op zijn postrocks wordt er verder gebouwd aan een enorme kathedraal vol melancholie en dramatiek, laag over laag wordt gestapeld, drums rollen er doorheen, waarna de elektrische gitaar uiteindelijk de felheid erin brengt om tegenwicht te bieden aan de machtige stem van Martin die een octaaf omhoog is gekomen vanuit de diepte. In analyse-modus hoor je wel acht of negen laagjes over elkaar, waarbij ternauwernood een kakafonie van geluid wordt voorkomen. Het magnus opus van The Tea Party.
Het is duidelijk, The Tea Party is een band die het grote gebaar niet schuwt. Een dik geluid, diepe drums die zo ver voor in de mix zitten dat de rest van het geluid nog maar nauwelijks ernaast kan komen. Dramatiek die op het randje van pathetiek zit. Een stem, donkerbruin, diep, met een zanger die het soms niet kan laten om die aspecten nog dikker aan te zetten. Het zijn allemaal vooral dingen die nu opvallen. Toen minder, toen was het vooral de grandioze plaat die stylistisch zo verschilde van mooie voorganger. In retrospect is Transmission echter ook het album waar het over the top gaan al wordt geïntroduceerd (dat drumgeluid had echt wel een onsje minder gekund). Op opvolger Triptych wordt iets meer de popkant ontgonnen – heel goed gedaan, mooie plaat. Maar als je dan The Interzone Mantras opzet uit 2001 is het helemaal gedaan met de subtiliteiten – nooit hun sterkste kant, maar dat moge duidelijk zijn – en gaat van het ene grote gebaar naar larger than life passages waar hemelse koren vol sopranen, soulzangeressen en strijkorkesten en wat dies meer zij melodieën mogen voordragen die bij tegenstanders makkelijk op de lachspieren kunnen werken. Niet bij mij trouwens, want nummers 'Requiem' en 'Walking Wounded' gaan dan weliswaar echt over de grens van de pathos, het blijven prachtnummers en stiekem zijn die arrangementen op zijn minst amusant – en in betere buien gewoon mooi, zonder voorbehoud.
En live, hoe was dat dan? Muzikaal gezien geweldig goed, heel simpel. Martin is een geweldige, makkelijk zingende vocalist en een goede gitarist, bassist/toetsenist Stuart Chatwood is vrij geniaal in vooral zijn synthmelodieën, en drummer Jeff Burrows is dan wel nooit mijn favoriete drummer geweest, een goede rocksound neerzetten kan hij wel degelijk. Visueel is het een ander verhaal; bij de stem van Martin hoort een mannelijke, stevige vent, stoer, en wat je krijgt is een metroseksueel overkomende vent in een foute plooibroek. Chatwood is mager en erg verwijfd in zijn presentatie – daar is verder niets fouts aan maar je verwacht het niet vanwege het mannelijke karakter van de rock. Burrows is dan weer een poedelrocker zonder weerga, met getoupeerde blonde haren, uitgebreid kauwgomkauwend, spelend met iets teveel nonchalance maar wel zonder een noot te missen. Maar de keren dat ik ze live heb gezien waren ze zonder uitzondering geweldig en heb ik de presentatie op de koop toe genomen, Bovendien was Martin een sympathieke, bescheiden gast die leuke verhalen kon vertellen.
Op het laatst had ik wel genoeg van The Tea Party gehoord; Seven Circles uit 2004 heb ik aan me voorbij laten gaan na één keer luisteren. Niet slecht, maar heel erg 'heb ik al eerder en beter gehoord'. En Jeff Martin heeft solo ook nog het nodige gedaan maar ik heb nooit de behoefte gehad om daar nog naar te gaan luisteren. Neemt niet weg dat The Tea Party een van de betere en belangrijkere bands van de jaren 90 is geweest. Voor mij dan.
(Bas Ickenroth)