Blind Melon is een grungeband staat op Wikipedia te lezen. Heb ik nooit geweten. Ben het er ook niet mee eens. Blind Melon is niet vast te pinnen één genre, maar grunge is er nauwelijks bij. Maar ja, groot en bekend worden in 1992 met een of andere vorm van rock, en je album laten produceren door dezelfde meneer als bij Pearl Jam, dan vraag je er eigenlijk ook wel om.
120 Minutes plantte het zaadje, lokale platenboer Music Machine deed de rest; ik kon niet om Blind Melon heen. En dat wilde ik ook niet, want ik was danig onder de indruk van single ‘Dear ol’ Dad’. “Niks intro, shit begint wanneer ’t begint yo” (of zoiets, ben geen hiphoppert) zegt De Jeugd van Tegenwoordig op het debuut, en dat is precies van ‘Dear ol’ Dad’ doet: direct beginnen, zanger Shannon Hoon bijkans nog eerder inzettend dan de andere muzikanten. Vrij ingehouden nog die eerste paar maten, maar je voelt de spanning, de gedrevenheid, de gejaagdheid bijna. De nerveuze ondertoon houdt me bij de les, laat me niet los. Liedje duurt ook maar drie minuten, maar toch. Licht en toegankelijk, maar tegelijkertijd druk en los qua spel, erg jazzy drums die in de breaks alle kanten op gaan, bijna funky groovende gitaren die ook dwars tegen elkaar in durven te gaan, af en toe een tel ertussenuit gehaald om via zo’n oneven maat onregelmatig tussen de vierkwartsmaten de spanning op te drijven. Geniaal. Rino en Jan van Music Machine prezen de hele plaat de hemel in met vele superlatieven (ze hebben me ooit Luscious Jackson op die manier aangesmeerd, maar die plaat draai ik nooit meer; The Slackers probeerden ze ook maar toen hield ik toch al snel voet bij stuk). Dus aangeschaft, en nooit spijt van gehad. Bepaald niet.
Die gejaagde, wat hupserige ondertoon is wel een opvallend aspect van de hele plaat; lichtelijk gehaast en ietwat nerveus, maar toch altijd ontspannen. Voor mij was dat wel een pluspunt, een pleister op de wonde veroorzaakt door een gebrek aan gewicht. Blind Melon was een nogal lichtvoetige band, geen enkel moment van heaviness of ook maar iets dat richting metal wees. Heel af en toe een riffje dat met een ander geluid en in een andere setting ook bij een zwaardere band zou hebben gepast, maar verder vooral heel prettige luchtigheid met het gedreven randje. Eigenlijk was de enige spelbreker grote ‘No Rain’, een saai vrolijk niets-aan-de-hand-niemendalletje, en ik heb een hekel aan saaie vrolijke niets-aan-de-hand-niemandalletjes. Totaal niet representatief voor de rest van de plaat, gelukkig. Fijne plaat, geen top 5 van 1992, maar verder heel fijne herinneringen aan.
En even later ging zanger Hoon dood, aan de onvermijdelijk overdosis. Vond ik raar, want ik associeerde Blind Melon nooit zo met drugs – bepaald ook geen drugsmuziek – maar het zal wel de combinatie van tijdsgeest en rock‘n’rollschap zijn geweest. Vond het wel jammer, want Shannon Hoon was een goede zanger met een vrij aparte hoge stem, met veel eigenheid en karakter in de stem. Hè bah, wat een nietszeggende clichés zijn dat, eigenheid en karakter. Vieze woorden om te gebruiken, maar ik doe het toch, want eigenlijk verwoorden ze wel precies wat ik bedoel (ze zullen dan wel clichés met een reden zijn); Hoon bepaalde voor een belangrijk deel het Blind Melon geluid, de belichaming van de gejaagde luchtigheid. En bij prijsnummer ‘Dear ol’ Dad’ is zijn gehaaste zanglijn – waarin hij teveel woorden in de zinnen wil proppen – minstens even belangrijk als de rest van instrumenten om dat gejaagde karakter neer te zetten. Essentieel.
Maar ik moet toegeven dat ik al eerder was afgehaakt; de tweede plaat heb ik nooit beluisterd. En ik zou je niet kunnen zeggen waarom; kan me geen moment herinneren dat ik besloot “en nu heb ik genoeg van Blind Melon”.
Nu ik het album weer vaak heb geluisterd de laatste weken, vraag ik me helemaal af waarom ik gestopt ben met luisteren. Nog steeds heb na een halve minuut al genoeg van ‘No Rain’, maar de rest bevalt me zonder uitzondering eigenlijk nog beter dan in 1992. En nee, grunge is het nog steeds niet; licht grungy op sommige momenten is alles wat ik ervan kan maken. Zo is Pearl Jam hier en daar wel vergelijkbaar, maar dat zou zomaar ook door de heel prettige open productie van Rick Parashar (waar is die gebleven trouwens?) kunnen komen. En hoewel ze liedjes kort en compact houden mogen ze fijn alle kanten op gaan: rock, indiepop, beetje southern, wat rootsy rock, jazz, funk. Jammen was duidelijk wat ze het liefste deden, en dat is echt heel mooi op plaat gezet; die losheid, de spontaniteit, het in het moment zitten, de vrijheid. Juist in ‘No Rain’ wordt dat losgelaten ten faveure van het liedje, en dan wordt het saai en voorspelbaar. Wellicht dat de andere liedjes ook saai en voorspelbaar worden in een ander arrangement, maar dat doet er niet toe. Blind Melon koppelt Black Crowes en Pearl Jam aan Allman Brothers-achtige jamjazzrock, indiepop en jaren zestig psychedelica, en dan allemaal op popliedjelengte. En dat doet het nog steeds heel goed bij me. Zo goed dat ik me dat niet laat verpesten door andere Blind Melon uitingen, die wellicht ook heel fijn zijn maar alleen maar afbreuk kunnen doen aan dit mooie debuut en mijn beleving.
(Bas Ickenroth)