Mijn nummer 1 van 1992. Kan me nauwelijks de rest van de lijst herinneren – Images & Words van Dream Theater stond er wel zeker in – maar Sweet Oblivion stond bovenaan. Was dit nou ook grunge? Zelfde stad, wel heel andere muziek. Of in ieder geval een heel ander gevoel.
Zoals de reacties bij het Temple of the Dog artikel al lieten zien was Screaming Trees al eerder een Belangrijke en Grote band, maar niet voor mij. En als ik Uncle Anesthesia wel al ik in 1991 had leren kennen – of eerder werk eind jaren 80 – dan was de band bij mij nooit zo belangrijk en groot geworden. Uncle Anesthesia en ook dat eerdere werk is namelijk vrij licht en poppy, en dat zijn van die kwalificaties waar ik als 15-jarige ver vandaan wilde blijven. Later is het nog wel goed gekomen tussen mij en Uncle, maar de impact was een stuk minder dan Sweet Oblivion. In 1992 had je Singles (die Cameron Crowe film) met de soundtrack vol grunge, met alle belangrijke namen bij elkaar: Soundgarden, Alice In Chains, Pearl Jam, Chris Cornell met een geweldig solonummer. En dus Screaming Trees met 'Nearly Lost You'. Oeioei wat ging ik voor de bijl voor dit nummer. Alles klopte: stuwend opzwepend ritme, groovende riff, leadgitaar vol wahwah bijkans het hele nummer door, Mark Lanegan met zijn diepe warme stem en prachtige zanglijn. Nog altijd lichter van toon dan de rest van die grungers, maar daardoor ook erg onderscheidend en atypisch. Diep, diep, diep onder de indruk.
Dus natuurlijk moest ik Sweet Oblivion direct hebben. De Aardschok recensie van Robert Heeg – niet hoger dan een 8,5, wel vol lovende woorden – trok me helemaal over de streep. Want uiteindelijk was het voor mij – net 17 – nog altijd een hele stap om buiten de metalen weg te treden; het gros van mijn muziek had op zijn minst de roestvrijstalen wortels in metal liggen, en om dan iets te gaan luisteren wat zo overduidelijk een andere achtergrond had was in mijn ogen best gedurfd. En moedig. Tenminste, dat hield ik mezelf zo voor. Schrikbarend eigenlijk, hoe vast je zit in genreconventies, of zelf opgelegde limieten. Wellicht dat het tegenwoordig niet zo geldt aangezien iedereen via alle mediavormen al aan zoveel prikkels blootstaat; dingen als genre en grenzen lijken veel minder belangrijk geworden. Aan de andere kant, muziek en andere cultuur an sich heeft ook een devaluatie ondergaan, want al zappend, flipperend, downloadend, facebookend en twitterend halen we snel dingen binnen en gooien het net zo makkelijk een seconde later weer weg. Niet leuk = onbelangrijk. Dat is niet beter of slechter – heb mijn mening nog niet uitgekristalliseerd hierover, dus ik weet het gewoon niet – maar een constatering.
Hoe het ook zij, Screaming Trees is gelukkig geen slachtoffer geworden van mijn in essentie toch behoorlijk bekrompen denken – en dat terwijl ik het anders zijn en voorwaarts gaan zo hoog in het vaandel had staan. Aan de Trees was echter geen ontkomen aan. Want behalve ‘Nearly Lost You’ bleken vrijwel alle liedjes net zo briljant. Daar blijft geen enkele conventie van overeind staan, dat is gewoon totale overgave. En het waren niet alleen briljante liedjes, ook de individuele bouwstenen waren hemels en supersterk. Om te beginnen nieuwe drummer Barrett Martin: ontspannen doch strak en stuwend, net achter de tel maar toch opzwepend, slepend en groovy. Zijn ritme in 'No One Knows' is jaren mijn favoriete ritme geweest om zelf te spelen. En niet omdat het zo speciaal is – een redelijk normale 6/8 – maar het speelt zo geweldig lekker. Oude drummer Mark Pickerell was ook heel niet slecht, maar de nieuweling bracht dat slepende, swingende gevoel mee dat zo belangrijk was voor het totaal geluid (overigens: tien bonuspunten voor diegene die weet – zonder te googelen! – in welke (in deze 50 x 90 serie nog terugkomende) band Mark Pickerell hierna is gaan spelen). Hier bovenop kwam een zeer fijne productie, een prachtig geluid met fuzzy gitaren, mooie drums en een geweldig bij stem zijnde Mark Lanegan. In vergelijking met Uncle was hij wat heser en zwaarder van stem geworden – whisky, heroïne; wie zal het zeggen? Het paste in ieder geval perfect bij het ook wat zwaardere, loggere totaalgeluid van de band. Bovenal was en is Sweet Oblivion echter een warm bad waarin het keer op keer heerlijk thuiskomen is. De hele plaat straalt een heerlijke warmte uit, een najaarszon waarin het fantastisch toeven is zonder dat het ooit te warm wordt. Comfortabel genieten van mooie warmbloedige rock met dat prettig melancholieke ondertoontje.
Juist dat gevoel heb ik bij eerder werk van Screaming Trees niet gevonden. Uncle klinkt oppervlakkiger, platter en heeft dat lichte gitaargeluid dat zo kenmerkend is voor de Amerikaanse indierock uit die tijd. Wellicht dat de plaat met een andere productie me meer zou raken, maar nu mis ik diepgang en die heerlijke warmte. Geen thuiskomgevoel. De laatste plaat van de Trees Dust heeft dat dan weer wel; wederom zo’n mooi warm geluid en gevoel. Jammer dat de plaat pas vier jaar na Sweet Oblivion uitkwam, ze leken juist tegen die doorbraak aan te zitten. Nooit gekomen, Dust liet te lang op zich wachten, grunge was voorbij en klaar, en ook al maakten de Trees helegaar geen grunge, het feit dat ze uit Seattle kwamen en bij Sweet Oblivion op de golf waren meegelift werkte nu eerder tegen ze. Josh Homme ging tussen Kyuss en Queens of the Stoneage nog even mee op tour als tweede gitarist, nam hierna Mark Lanegan op sleeptouw en de spreekwoordelijke rest is geschiedenis.
Hoewel ik een zwak heb voor de donkerbruine stem van Lanegan heeft hij me nooit meer zo weten te raken als ten tijde van de laatste twee Screaming Trees albums en zijn eerste twee soloplaten The Winding Sheet en Whiskey For The Holy Ghost. Met die soloplaten heeft hij me trouwens laten kennismaken met meer singer-songwriter gerichte muziek, dus de man heeft wel een blijvende impressie gemaakt. 'Mockingbirds' blijft een van de meest aangrijpende liedjes die ik ken, zo mooi heb ik ze zelden gehoord. Toch doet zijn huidige werk me wat minder, waarom weet ik eigenlijk niet. Bij QOTSA blijft hij toch een gast, echt één worden met de muziek zoals bij de Trees lukt niet. The Gutter Twins zijn goed maar wat aan de wisselvallige kant. Maar goed, het is op zich een wonder dat hij nog steeds leeft, zijn zelfdestructieve kant stuurde hem zo de kant op van Andrew Wood, Kurt Cobain en Layne Staley. Goed dat hij er nog is.
Zou Sweet Oblivion nu ook nog op 1 komen als ik een nieuwe 1992 jaarlijst zou moeten maken? Denk het niet; top 3 zeker wel want zo goed vind ik hem nog steeds, die kwaliteiten zoals hierboven beschreven zijn opmerkelijk tijdloos gebleken. Niet alle nummers zijn even opwindend meer, maar van opwindend moest Screaming Trees het toen ook al niet hebben. Nummer 1 zou een album worden waar ik toen nog niet helemaal klaar voor was. Die komt volgende week of de weer erna aan bod.
(Bas Ickenroth)