En we zijn op weg! Het eerste deel van 50 x 90 is een feit, met allereerst een uiteenzetting over de metalhippies van Trouble, die door Rick Rubin in 1990 uit vrijwel zekere vergetelheid zijn gered door ze een plaats te gunnen op zijn label. Goede match, met Black Sabbath als grote gemene deler.
Ik zag in een reportage in de Aardschok over mijn goden Metallica – de allerbeste band ter wereld toen ik 14 was – dat James Hetfield een shirt van Trouble droeg. Moest natuurlijk een geweldige band zijn, want de übercoole Hetfield spreek je niet tegen. Toch kon ik niet echt goed uit de voeten met Psalm 9 en The Skull, het eerdere werk: goede doom metal, daar niet van, maar wat langdradig en weinig memorabel op enkele momenten na. En ook wel heel erg Black Sabbath. Maar goed, Jaimz draagt Trouble, en dat is reden genoeg voor een bijna 15-jarige om het nog eens te proberen, zeker als ook nog een goede recensie in de Aardschok staat van de titelloze nieuweling. Nog een pluspunt: op hetzelfde label als Slayer, dus met Rick Rubin achter de knoppen. Wie was ik dan dat ik nog nee kon zeggen?
Het werd een volmondig ja. Het was nogal een andere plaat dan die eerdere, kortere nummers, compacter, swingender, afwisselender. Geweldige productie ook, heerlijk droog zoals alleen Rick Rubin dat kon. De zang van Eric Wagner was nog steeds wennen, dat snerpende karteltje in zijn hogere regionen was nogal atypisch in een wereld van zwaarder-dan-zware grunts of heldere hoge gillers. Beste punt bleek de dubbelloops gitaaraanval van tandem Wartell/Franklin, het hart van Trouble. Zalige riffs, twinsolo’s of mooi gedubbelde loopjes – elk nummer op Trouble heeft ze. En wat ik ook erg aantrekkelijk aan de band vond was dat het geen algemeen aanvaarde succesband was, opererend in de marge – ondanks support van de master of puppets dus – omdat ze altijd eigenwijs hun eigen weg waren gegaan. Uiterlijk waren ze sowieso in de jaren 70 blijven hangen met hun bell-bottoms en de scheiding in het midden; doom metal in een hippiejasje. Alhoewel doom metal, ik vond dat eigenlijk niet zo passen bij de nieuwe stijl. Ga maar na: compacte nummers, veel mid- en uptempo, niet echt onheilspellend en traag zoals doom hoort te zijn of het moet al de introriff van 'R.I.P' zijn geweest; lood- en loodzwaar, dreigend alsof de Apocalyps op handen is, om er dan plots van door te sprinten met een lekkere hakriff om vervolgens uit te komen bij een nogal groovy refrein. Geen doom metal dus, maar wat dan wel? Swingende heavy metal met jaren 70 invloeden, zoiets dan? Wist ik veel, maar ik voelde me aardig cool om in de kantine van de middelbare school Trouble op mijn walkman te hebben, wetende dat er vrijwel niemand de band kende. Ik moest wel mijn best doen om het softe hippieliedje 'The Misery Shows (Act II)' goed te vinden – in de Aardschok recensie nog vergeleken met Guns’n’Roses als ik me goed herinner, maar dat was geen pluspunt wat mij betreft, en daarbij kon ik het er niet in terughoren. Maar dat nam ik op de koop toe, want Trouble was goed en Trouble was cool, en 'The Misery Shows' dus ook; en na wat gewenning vond ik dat ook echt, ook al omdat Eric Wagner bewees veel meer te kunnen dan hoog te schreeuwzingen. Ik was fan.
En dat ben ik nog steeds. De periode 90-95 blijkt geniaal te zijn geweest, het hoogtepunt van de band. De optredens op Dynamo Open Air, prachtige platen, peace’n’love’n’heavy metal. Maar eigenlijk was het ook geen echte metal meer, vind ik nu. Trouble anno 1990 is eigenlijk al grotendeels pure stonerrock minus de uitwaaierende psychedelica. En daarbij, de term stonerrock bestond nog niet; het zou pas jaren later zijn dat muziekblad WATT (een hele tijd mijn lijfblad geweest) een artikel ging wijden aan de seventiesgroove of cosmic sludge rock. En natuurlijk kom je uit bij Black Sabbath als ultieme inspiratiebron, maar Trouble is wellicht nog evidenter, nog essentiëler in die hele stonerrockontwikkeling; voor mij in ieder geval zeker. Belangrijker echter is het feit dat de nu 20 jaar oude plaat werkelijk niets heeft ingeboet aan impact; alles klinkt nog even goed en fris als toen, de liedjes zijn zonder uitzondering mooi en krachtig, en als het onoverwinnelijke duo Wartell/Franklin hun twinsolo’s inzetten ga ik nog steeds acuut plat. Hoogtepunt toen en nu is afsluiter ‘All is Forgiven’, en dan vooral bij 2’08” als de eindriff wordt ingezet: zo mooi melancholiek dat er nog geen beluistering in twintig jaar is geweest dat ik er geen kippenvel van heb gekregen. Eén van de beste riffs ooit, en dat ik dat niet alleen vind bewijst ‘Abysmal’ van The Haunted waar Anders Björler bij 3’38” een riff inzet die alleen maar kan worden opgevat als eerbetoon aan de meesters; en toen ik hem bij concert zag rondlopen in een Trouble-shirt wist ik het zeker.
Tegen de tijd dat stonerrock groter aan het worden was en Trouble samen met Kyuss de grote leider had kunnen worden, ging het langzaam mis. Het toch zorgvuldig gecultiveerde peace & love for everyone imago kreeg bij mij een forse deuk toen Wagner tijdens een concert in de Azijnfabriek in Roermond een woedeaanval kreeg omdat zijn microfoon het niet goed zou doen; hij stormde het podium af, de band speelde hoewel geschrokken toch door, drummer Olsen probeerde wat te zingen, en na een minuut of tien kwam Wagner met een dikke joint in de bek en een kunstmatige smile weer naar het podium. Waarna het verhaal zich nog eens herhaalde. Echt geloofwaardig wilde het niet meer worden hierna, maar het was wel rock’n’roll zullen we maar zeggen. De band bestaat anno nu nog steeds, maar van mij hoeft het niet meer zo. Wagner kon de laatste jaren zijn hoge noten nooit meer halen, en zijn opvolger Kory Clarke heeft nog nooit kunnen zingen. Op de gitaartandem zit geen sleet, op de nieuwe nummers helaas wel. Zet hier dat cliché van schoenveters niet eens mogen strikken, en dat weet je het wel. Maar Trouble en zeker ook opvolger Manic Frustration zijn van die echte echte klassiekers geworden die ook jij gewoon in je Ikea-cd-opbergsysteem moet hebben staan, als je ze nog niet hebt. Zo simpel is dat.
(door: Bas)