100/00 Hoofdstuk 9

We naderen het eind. De laatste ongenummerde platen. Veel hoofdbrekens.

Taake-doedskvad-lp

Taake – …Doedskvad (2005)

Beste metalplaat sinds, ik weet niet, Psalm 69South of Heaven? Maakt niet uit, het is van die orde. Nul bas, het is een soort anti-dub, maar het gaat hier toch over de riffs. Lucifers beste. En eerst heel boos doen (prachtige boodschap ook op de hoes, als een soort tegenhanger van die Parental Advisory sticker: “Anti-human, anti-life. True Norwegian Black Metal.” Inclusief handige logo’s) maar dan blijkt Taake eigenlijk een sentimentele jongen, want wat zijn de riffs mooi, niet lelijk-mooi, nee, gewoon mooi-mooi (en hoor ik daar even een piano? Dat klopt.) Ongetwijfeld vangt het de geëxalteerde gevoelens van de Viking die wegvaart van een platgebrande stad vol dode Christenen. Maar serieus, dit gaat maar door, parel na parel, af en toe benadrukt door de beste “ugh!” in de bizz. En toch is dit een plaat die de zelfopgelegde grenzen van black metal transcendeert, dit is een rockplaat die zich moet meten met Masters of Reality, Surfer Rosa, Ritual de lo Habitual, Funhouse, dat werk.  

Venice

Fennesz – Venice (2004)

Het leek een lastig karwei maar met Venice overtrof Fennesz zijn doorbraak Endless Summer. Waar ligt dat aan? Een direct verschil: minder glitch, meer wolligheid.

“[Venice] is een emo-bom gevuld met intieme liefdeszuchten (Circassian), aquarellen miniaturen (onsra/onsay/asusu), grote gebaren (de scheurende, naar de hemel opstijgende gitaar van The Stone of Impermanence die vervolgens uitsterft) en duistere gevoelens (Transit)…de My Bloody Valentine remix van Low. En een keuze tussen Los Angeles/Brian Wilson en Berlijn(Venetië)/Bowie is geen keuze.”

Alweer een prachtig artwork overigens.

Savath Savalas

Savath & Savalas – Apropa’t (2004)

“Het is slaapkamermuziek (letterlijk voor het grootste gedeelte in de slaapkamer opgenomen), intiem, een gesloten wereld qua muzikale intensiteit maar ook een open wereld in hoe het connecties maakt met Braziliaanse psychedelica (Spanje heeft in wezen geen jaren zestig gekend!) en tegen het einde van de plaat het terrein aftast tussen Spirit of Eden en Mark Hollis. Maar dit betekent in wezen niets zonder de aanwezigheid van een vrouw. De compleet onbekende Eva Puyuelo Muns is de essentiële toevoeging, die Apropa’t tot iets magisch maakt. Wat is Eva hier? Muzikale partner met een stem als een narcoticum, puur, een waaier van verlangen die de taal bijna wegvaagt; muze, de personificatie van de stad; antwoord tussen geliefde en moeder die alle vragen/twijfels oplost.”

Ach, waar zijn jullie nu? Na een nog wat meer glitchy mini-album gingen ze uit elkaar. Het Eva-loze album erna was rampzalig. Maar op zoek naar de cover.jpg zie ik zowaar dat ze elkaar weer hebben gevonden en er een nieuw album is La Llama maar ik betwijfel of het nog betovert zoals Apropa't.

Total 3

V/A – Total 2 + 3 (2000/2001)

We hebben het al even over Kompakt gehad. Ik had eerst alleen Total 3 staan, de doorbraak compilatie, maar ik vind het toch oneerlijk voor deel 2 dat eigenlijk net zo sterk is, dus ik heb ze maar samengevoegd, ook omdat ik ze destijds tegelijkertijd kocht. Waar de eerste compilatie nog vrij orthodox Duitse techno presenteerde wordt met deze albums een echt nieuwe stijl gepresenteerd. Kompakt is dan nog een lokaal Keuls label dat nog niet eens genoeg eigen artiesten heeft zodat er gastoptredens zijn van Lawrence, Sascha Funke en T.Raumschmiere. Ik denk dat deel 2 het meest veelzijdig is: van lompe beuktechno (Reinhard Voigt) naar Jarresque synthpracht (Phillipe Cam) en alles daar tussen in. Maar het karakteristieke van Kompakt is de popinjectie die Michael Mayer , Gebrüder Teichmann, Schaeben & Voss en vooral Closer Musik geven met het sublieme ‘One Two Three (No Gravity)’ , totaal eigen liedjes die nergens anders mee zijn te vergelijken. De meeste artiesten keerde terug op 3, die helemaal geen mindere momenten meer kent en steeds beweegt van glinsterende instrumentale techno naar pop (Mayers fantastische ‘Hush Hush Baby’, Jürgen Paape’s ‘So Weit Wie Noch Nie’) naar Duitse melancholie (Lawrence’s sensuele ‘Teaser’, Superpitchers tranendal ‘Tomorrow’). Een album waar je ooit een tijdperk in zal horen.

Lurker of chalice

Lurker of Chalice – Lurker of Chalice (2005)

Je dreigt te gaan zeggen: dit overstijgt metalconventies, maar dat vind ik altijd een beetje vals, nee beter is denk ik: dit is metal waar ik altijd op heb gehoopt. Een metal die ergens schuurt tegen My Bloody Valentine en Sonic Youth,  of beter besef ik, nu ik ‘Granite’ weer hoor, Mercury Revs Yerself Is Steam als black metal nagespeeld. Een fijn samenspel tussen Swansiaanse traagheid en Burzumesque versnellingen, geen angst voor synthesizers maar deze ook weer niet te kitscherig weet te gebruiken en die stemsamples, hè? De “All I want is blackness” monoloog in ‘This Blood Falls As Mortal part III’ is gewoon gemaakt voor deze plaat. Zwart, koud en diep. Wrests meesterwerk.

Nodiscofuture

Melchior Productions – No Disco Future (2007)

Is house minder dan in de periode 88-95? Muzikaal gezien moet ik met het einde van de lijst in zicht concluderen van niet. Misschien is de assemblage (de ervaring zo je wilt) anders (voorspelbaarder) en de periode in het persoonlijk leven debet aan het verschil. Maar No Disco Future bewijst gewoon dat er muzikaal weinig aan schort want voor mij is dit zonder enige twijfel een van de beste house albums ooit. Een haast achteloze dansmuziek die me nog het meest doet denken aan Sandoz, die oude favoriet van mij uit de beginjaren. Ik blijf erbij dat het album is opgebouwd als een nacht dansen: voorzichtig zoeken in het begin, dan raak je in trance en denk je steeds “dit kan niet beter!” en dan gebeurt dat toch tot je een plateau bereikt waarin alles klopt, gevolgd door mooie afbouw. Niet dat Thomas Melchior hier ooit van beukenstein gaat, de climax is een van hypnose, van het bereiken van een moment, zo subliem dat de hoop op oneindigheid ontstaat. Helaas ook een artiest en plaat voor de connaisseur.

The kills

The Kills – No Wow (2005)

De formule wil ik nog een keer herhalen: Patti Smith + Plastikman = The Kills. Valt er dan nog wat uit te leggen? Een even slimme als briljante reductie van rock tot een geraamte van riffs, ritme en cool. Ja, ja, ik blijf een sucker voor dit soort heroin chic zeker als het zo perfect wordt uitgevoerd: lange dunne benen, jukbeenderen, kettingroken, “My little sister's eyes so wide/Must have been the size of the city”, hopakee! Maar het geheime wapen is Hotel, mijn favoriete gitarist, zo eenvoudig, zo effectief, meer robot dan mens, niemand kan zo lekker hakketakke riffen.

De jeugd van tegenwoordig

De Jeugd van Tegenwoordig – De Machine (2008)

Inmiddels een achterbank klassieker, “Schudden met die billen, schudden met die tieten” is een favoriet, naast ‘De Musical’, de kids zweren bij “kijk me stinken niet normaal, is het de uitjes of sjalotjes of is het de knoflook!”, ik zelf blijf “knip, knip, knip op de beat jongens! Op dé beat jongens! Nee, dat is niet fuuuuunky!” hilarisch vinden. Parels voor de Zwijnen was fantastisch maar wanneer ik die nu luister na De Machine is die toch minder sterk. Op De Machine klopt alles: Fabergé is gegroeid, iedereen strooit met winnende one-liners als “je kijkt oh zo zuur naar me haute couture”, instant-in-dagelijks-taalgebruik-toegepaste bon mots als “datvindjeleukhé” en De Neger des Heils is in muzikaal opzicht visionair bezig en dan bedoel ik ook dat hij de Amerikanen college geeft, want het lijkt me duidelijk dat die geen ‘Centje Centje (Damsko Centje Express)’ kunnen verzinnen. Beste Nederlandse plaat van het decennium…met straatlengte voorsprong. Poëtisch, vulgair, slim, ongemeen grappig en funky, wat kan je nog meer vragen?

Villalobos-alcachofa

Ricardo Villalobos – Alcachofa (2003)

Dit zou wel eens het meest gedraaide album van de afgelopen jaren kunnen zijn geweest. Met een duidelijke reden: het is een plaat die na de minimalpop-opener  ‘Easy Lee’ in het grote dope-labyrinth verdwijnt en waar je heel, heel langzaam een uitweg leert te vinden. Soms helpt Villalobos je een handje met sneue stem of een slappende baslijn maar net zo makkelijk word je weer het fijnmazige percussiebos ingestuurd. De plaat waarmee Villalobos zichzelf definitief op de kaart zette als techno auteur. Nog steeds uniek en nog steeds heeft Alcachofa niet al zijn geheimen prijsgegeven.

Miss kittin

Miss Kittin – Radio Caroline (2002)

“De ‘fout’ die we maakten met First Album was dat we de glamourverhalen serieus namen. En dat terwijl op de tweede helft van de plaat de relatie realiteit/fantasie steeds meer in dienst kwam te staan van de fantasie in de realiteit: de eenzaamheid van de stripper, de absurditeit van dansen in de disco verkleed als verpleegster. Waar we mee te maken hebben is eigenlijk een lange wensdroom. Het beeld wat ontstaat, is van een jonge vrouw, eenzaam op haar kamer, verloren tussen fantasie en spiegel, droom en dan steeds de kritische toetsing in de spiegel: “wie ben ik werkelijk?”, “kan ik zingen?”, “ben ik mooi?”, “kan ik een rol spelen?”, “zullen mannen me accepteren als DJ?”, “wat zal ik doen als ik beroemd ben?”, etc. etc. Een intrigerende plaat, een stap vooruit voor de dansmuziek maar ook een stap die moeilijk is te herhalen voor anderen. Wat zeg nou eerlijk: van welke knoppendraaier wil ik weten wat ik van lieve, boze, gekke, sexy, onzekere, intelligente Caroline weet?”

Goed gezien. Nu de mix-cd steeds meer is verworden tot een marketingtool voor clubs, de muzikale variant van een t-shirt, is het goed om te beseffen wat de mix anders kan doen. Een unieke mix, underground en avontuurlijk.

door OMC

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.