Het is weer vrijdagavond, tijd voor de volgende tien platen van het decennium.Dit keer een paar gezellige meezingers voor regenachtige dagen.
Primal Scream – Exterminator (2000)
De antihese van Screamadelica. Met een karrenvracht amfetaminen en grijsgedraaide Accelerator LP (Royal Trux, jeweettoch?) als inspiratie gaat Primal Scream eindelijk compleet los. ‘Accelerator’ is sublieme takkeherrie, geholpen door een van mijn favoriete gitaarsolo’s ooit (Kevin Shields op zijn ruigst compleet "buiten de lijnen kleurend") Het is boos, anarchistisch, vol bliepjes en ontzettend veelzijdig (check ‘Blood Money’, de bizarre Stooges doet Mingus .) Shields komt nog een keer terug voor zijn MVB Arkestra mix van ‘If The Move Kill `Em’, dat ontspoort in een asociale noisebende en het afsluitende ‘Shoot Speed/Kill Light’ heb ik ook altijd een zwak voor gehad (de Joy Division – NEU! synthese die nooit mocht zijn eindelijk gehoord.) Een meesterwerk van de radical chic.
Triple R – Friends (2002)
Ik denk dat er weinig discussie mogelijk is over de stelling dat Kompakt het danslabel van het decennium is geweest. Bij die status hoort dan ook dat ze een aantal uitstekende mix-cds hebben uitgegeven zoals Today of Feeling Strange. Toch blijft dit vroege werk een favoriet, een ideale aanvulling van Immer (die we later nog terugzien.) Een van de charmes van deze gastmix is dat een bepaalde nieuwe stijl wordt verkend die nog niet helemaal is verworden tot wet. Maar wat is die stijl? Een ingetogen soort house, je zou het bijna dinertafelhouse kunnen noemen, die niet beukt maar pulseert. De ritmische lessen van clicks & cuts lijken te worden vermengd met de melodische uitgangspunten van trance en daadwerkelijk tot iets eigens te versmelten. Superpitcher brengt dan tegen het einde met een remix van DNTL een (Duitse) melancholie die al snel een verplichte component werd van deze muziek (mooi afgebeeld in de Hopperiaanse hoes, een afbeelding van een lege club?)
Plastikman – Closer (2003)
Ik oreerde over de vierde Plastikman plaat, alweer een meesterlijke studie naar de fenomenologie van acid:
“Omdat de muziek van Hawtin zo “weinig geeft” ga je als luisteraar haast automatisch zoeken naar visuele opvullingen: de kleur-om-in-te-verdrinken van Rothko of de-gebeurtenis-in-het-Niets van Newman lijken mij beter te passen dan bijvoorbeeld de drukke digitale vistas van VJ’s. Tracks als ‘Ping Pong’ weten meer dan welke vorm van minimale techno esthetische vragen te suggereren over muziek en ruimte: er is iets, geluid, omringd door niets. Waar eindigt de toon? Waar begint de leegte? Is die leegte eindig? Is het niets misschien onderdeel van de muziek?"
Junior Boys – So This Is Goodbye (2006)
Op hun tweede album laten Junior Boys de twostep achter zich en verkennen een tot nu toe onontgonnen terrein tussen italo, Hall & Oates en Another Green World. Goed idee natuurlijk en foutloos uitgevoerd zodat So This is Goodbye een van de betere technopopplaten ooit mag heten:
“Met een zelfgemaakte lappendeken van tekstflarden ontstaan thema’s van een fragiele mannelijkheid overmand door melancholie en een overdaad aan reflexie, een soort gewild verloren raken, een zoektocht naar kinderlijke verwondering, veilige omhelzingen van gezichtloze vrouwen/moeders. Aangezien we het over Junior Boys hebben moeten we als laatste over licht spreken, licht-in-muziek. Eno’s mannen verdwijnen in een zomerse schemerwereld van lange schaduwen, de wereld van Last Exit eigenlijk, die nu verlaten wordt voor een weids natuurlicht, ver weg van neon, op weg naar witte toppen, waarvan de reflectie verblind, zorgen wegbrandt, de ziel doet ademen.”
En als bonus werd ‘In The Morning’ verwerkt tot de mooiste mashup ooit.
AGF – Westernization Completed (2003)
Voormalig Oost-Duitse Antye Greie-Fuchs bewandelt een eigen pad tussen dichtkunst en techno, vrijwel altijd met positieve resultaten. Volgens mij hoorde ik haar voor het eerst op de derde Clicks + Cuts compilatie, waar ze met kop en schouders boven de andere bijdragen uitstak. Met haar tweede album Westernization Completed maakte ze een van de origineelste technoplaten van het decennium, een compleet eigen vorm van dub waar allerlei woorden en melodieën uit vloeien. Ook een van de eerste artiesten die zich er van bewust was dat in het tijdperk van de mp3 het artwork meer aandacht verdient (een prachtig hardcoverboekje was het resultaat.)
Hell – NY Muscle (2003)
"Het is een plaat als een plattegrond van intensiteiten: van no-go area's, steegjes, werelden onder viaducten, stripclubs, gammele rockclubs, woedeaanvallen, regendruppels op de ramen van de limousine, de dunste stropdassen, witte poeders, pillen die verkeerd vallen, pillen die goed vallen, onzichtbare politiek, zombiecool."
Aan zoiets zou ik bijna niets meer willen toevoegen. Het dit jaar verschenen Teufelswerk is ook erg goed, maar NY Muscle heeft sowieso een klein voordeel: Alan Vega doet mee op twee superieure tracks.
Leviathan – Verräter (2002)
Ergens op de hoes van de dubbele compilatie Verräter staat zo’n typische black metal spreuk: “Death to all hip-hop influenced nu-‘metal’ treason.” Blijft schattig. Dit in tegenstelling tot de muziek, dat is onversneden black metal van de Amerikaanse school, alles zelfgedaan, een ode aan de snelheid, dat Baudelaire gevoel van “J'ai senti passer sur moi le vent de l'aile de l'imbécillité."
Massive Conspiracy Against Life van vorig jaar is prachtig en chaotischer maar toch blijf ik een zwak houden voor dit vroege werk vol ideeën die Wrest de rest van zijn carrière nog in talloze combinaties verder kan uitwerken. Absolute favoriet is ‘Force of the Hand of Evil’, dat na een licht psychedelisch loopje op 4:12 versnelt (even “let’s go!” roepen) en vervolgens die even briljante als eenvoudige riff laat verschijnen, om de zoveel maten aangevuld met een korte uitroep en een prachtige lang aangehouden gitaargloed.
Carl Craig – Sessions (2008)
Het verhaal van Carl Craig heb ik in weeklijstjes waarschijnlijk tot in de details gedocumenteerd. Maar laten we voor de zekerheid de verkorte versie geven. Begin dit decennium lijkt hij in retraite te gaan. Dan is er toch het eerste levensteken met de prachtige Just Another Day E.P. en volgen er steeds meer remixen van zijn hand die allemaal een avontuurlijk licht werpen op techno: heel eigen en toch compleet anders dan zijn voorgaande werk, laat staan wat anderen doen. Vooral de remixen van Theo Parrish, Cesaria Evora en Delia Gonzales & Gavin Russom zijn onweerstaanbaar. !K7 was zo slim om de man te vragen wat oude klassiekers in vaak onbekende versies te mixen met de oogst van de afgelopen jaren en dat vormt samen een monumentale dubbelaar.
Maxence Cyrin – Modern Rhapsodies (2005)
Er zijn een aantal slimmerds geweest die house-klassiekers zijn gaan spelen op de piano in de stijl van Satie of Debussy. Het is op zich ook een makkelijk idee en het werkt vrijwel altijd. Modern Rhapsodies bevat echter een paar van mijn favorieten interpretaties, die meestal niet de meest voor de hand liggende zijn, immers ‘Acid Eiffel’ of ‘Jaguar’ zijn al in het origineel melancholisch maar wie had ooit gedacht dat er in rampestamper ‘Don’t You Want Me’ van Felix zoiets fraais en poëtisch schuilde?
Moodymann – Forevernevermore (2000)
Wat mij betreft net zo goed als Silent Introduction en zelfs veelzijdiger/coherenter dan het veelgeprezen debuut, een soort rhizomatisch visioen van Detroit, met talloze ingangen, onverwachte connecties en ondergrondse sluipwegen. Moodymann weeft op Forevernevermore een prachtig klanktapijt met gebruik van Afrikaanse stemmen, blaxploitation soundtracks, Led Zeppelin samples, zijn valszingende dochter en de beste paranoïde mompellogen tot nu toe. En dat is allemaal nog eens uiterst dansbaar. Het mooiste is hoe de plaat op het laatst uit elkaar valt met die vreemde reis langs de radio en uit het niets een perfecte technotrack verschijnt als een blik op de nachtelijke stad.
door OMC