Rijden in de woestijn is als erin roepen, zinloos. We zijn bepaald niet verzand in onze lijstjes uit het:
SCHADUWKABINET
We luisterden naar: Baby Fire, Cakes Da Killa, Dakota Suite / Vampillia, Dans Dans, Deutsche Ashram, Diamond Gloss, Raphael Gimenes, Katarzia, Christian Löffler, Marsias, Charles Henri Maulini, Mono, Monokle, Motorama, Arvo Pärt, Radůza, Repetitor, Shikor Bangladesh Allstars, Tanya Tagaq, Todd Tobias, Suzanne Vega, Viruuunga, Voxtra, Wang Wen, What Moon Things, Cho en Isaiah Rashad. En gingen naar: Donnie.
Jan Willem
Baby Fire – Gold (cd, Off)
Hevig geïnspireerd door de post-punk en riot grrrl beweging plus bands/artiesten als Swans, Chelsea Wolfe, The God Machine and 16 Horsepower begint zangeres/gitariste Dominique Van Capellen-Waldock, beter bekend als Diabolita (een naam die ze dankt aan Pete Simonelli van de Enablers), het Belgische trio Baby Fire. Dat levert de twee geweldige albums No Fear (2011) en The Red Robe (2014) op, waarbij ze al mochten rekenen op gasten als Dana Schechter (Bee And Flower, Insect Ark) en Eugene Robinson (Oxbow). Diabolita laat ook van zich horen in groepen als Keiki, Naifu, In Heaven, Von Stroheim en meer recentelijk ook in Be The Hammer en Las Vegas. Met Baby Fire is genieten geblazen voor de gitaarliefhebber pur sang, want muziek van weleer wordt op een hedendaags presenteerblaadje aangeleverd waar de urgentie vanaf spat. Ze serveren rauwe gitaargeluiden, opzwepende drumroffels en beklijvende zang, waarbij ze de ene keer fel uit de hoek komen, maar op andere momenten ook bitterzoete songs ten gehore brengen. Stiekem gewoon een superband. Op hun nieuwe cd Gold pakken ze de draad van hun vorige werk gewoon weer op, zij het op een meer voortslepende en soms jazzy wijze. Naast Diabolita (zang, gitaar, loops) zijn het dit keer Gabrielle Séguin (bas, loops, achtergrondzang) en Isabelle Rocher (drums, achtergrondzang) die het drietal completeren. De galmende, emotioneel geladen zang zal herinneringen oproepen aan Siouxsie en PJ Harvey. Muzikaal gezien zitten er ook wel elementen van hen in, al zal de muziek die zich op imposante wijze beweegt als een emotionele sloopkogel, mede door zware bas en drums, je gedachten ook richting Swans, Chelsea Wolfe, Enablers, Carla Bozulich, Elizabeth Anka Vajagic, Jarboe en Babes In Toyland laten gaan. Daarbij krijgen ze steun van gitarist en producer Pierre Vervloesem (X-Legged Sally, dEUS, Madensuyu, Flat Earth Society), gitarist Kevin R. Thomson (Enablers) en andere gasten op keyboards en viool. Uit alles spreekt een zekere noodzaak, oprechtheid, scherpe expressie en analytisch vermogen. Het is geen muziek om te pleasen, maar om een onuitwisbare luisterervaring op te doen, die schuurt, bonkt, emotioneert, omarmt, wegduwt en tot nadenken aanzet. Maar dat alles is hoe je het went of keert ook gewoon van een overrompelende pracht. En kracht. IJzersterk en goudeerlijk.
Cakes Da Killa – Hedonism (cd, Six Shooter Records / Bertus)
Voor rapmuziek of hip hop hoef je me doorgaans niet per se midden in de nacht wakker te maken, al heb ik best wat in de kast staan. Maar veel van die muziek raakt me gewoonweg niet zo. Nu krijg ik Hedonism van Cakes Da Killa in de schoot geworpen. En vanaf de allereerste seconde heeft deze 25 jarige rapper me in zijn greep. Niet alleen door zijn vlijmscherpe, snelle en bovenal pakkende raps, maar ook door de eigenzinnige muziek. Deze bestaat uit een duistere, agressieve mix van crunk, hip hop en electro house. Dat pakt allemaal behoorlijk prikkelend uit. Hij mag dan ook rekenen op de vocale steun van Calore, Peaches, Rye Rye en Josh Dst, die zijn raps voorzien van franje. Hedonisme is in filosofische zin de leer binnen de ethiek die stelt dat genot het hoogste goed is. Nu is het hier ook genieten van de frisse kijk van Cakes Da Killa op onze huidige maatschappij, maar ook van hetgeen hieruit voorvloeit. Liefhebbers van Clipping., Dälek en Lil John doen er goed aan hier eens naar te luisteren.
Dakota Suite / Vampillia – The Sea Is Never Full (cd, Karaoke Kalk / Konkurrent)
Met enige regelmaat zal je van mij wel iets horen over Dakota Suite. De muziek ligt me dan ook nauw aan het hart. Dit project rond de immer melancholisch gestemde Chris Hooson start halverwege de jaren negentig. De discografie wordt eerst opgedeeld in instrumentale, filmische en klassiek getinte albums enerzijds en de songgerichte anderzijds. Na een hiaat van 5 jaar zijn het vanaf 2007 vooral albums in die laatste categorie, al dan niet samen met Emmanuel Errante, Quentin Sirjacq, David Darling. Voor de ramp in Fukushima (Japan) leert hij tijdens hun tournee de groep Vampinilla kennen. Deze groep maakt intense, droefgeestige orkestrale muziek die kan uitmonden in doom, hardcore en post-rock. Ze hebben al samengewerkt met Nadja. Op The Sea Is Never Full slaat het zevenkoppige collectief de handen ineen met hun vrienden van Dakota Suite, Chris Hooson en David Buxton. Het levert vier lange stukken op, waarvan 2 zeer lang, die gaan van dat intieme geluid van Dakota Suite met prachtig klassieke begeleiding tot aan de dreigende doom waar Vampilla nog wel eens op uitkomt. Ook Jarboe draagt nog wat bij aan de zangpartijen. Ambient, post-rock, neoklassiek, experimentele muziek en doom komen allemaal op spannende wijze voorbij, maar delen die intense droefgeestigheid en verpletterende schoonheid.
Dans Dans – Sand (cd, Unday)
In 2012 richt de onvolprezen gitarist Bert Dockx (Flying Horseman, Strand, Work) samen met bassist/toetsenist Frederic Lyenn Jacques (Work) en drummer/elektronicaman Steven Cassiers (Dez Mona) het experimentele jazztrio Dans Dans op. Ze brengen doorgaans op improvisatorische wijze een nachtelijke mix van jazz, blues, rock en allerhande experimenten. Het is intiem, intens en intrigerend wat ze doorgaans laten horen. Voor hun vierde album Sand, een omdraaiing van Dans, hebben ze zich laten inspireren door Chi Mai van Ennio Morricone. Het is zeker niet dat de muziek er ook maar enigszins op lijkt want die blijft bestaan uit de eerder genoemde stijlen, maar qua desolate sfeer vindt het wel aansluiting. Al zou ik de 9 tracks, die samen bijna 50 minuten duren, eerder bestempelen als de soundtrack van de nacht. Het gaat van mysterieuze, haast skeletachtige stukken tot muziek die hard bij de lurven grijpt. Het is van een volslagen unieke pracht wat ze hier laten horen.
Deutsche Ashram – Deeper And Deeper (lp+cd, Wormer Bros)
Je hoort van mij dan dikwijls die verhalen over G.W. Sok, maar die van Ajay Saggar zijn ook niet misselijk. Hij is al minstens zo lang een grote held voor mij met onderscheidende projecten als Donkey, The Bent Moustache en King Champion Sounds, waarbij hij het pad meermaals met Sok kruist. Telkens als de naam van deze multi-instrumentalist opduikt staat dat weer garant voor eigenzinnig geweldige muziek die wars is van hypes of wat dan ook. En telkens met een ander geluid. Nu is hij het nieuwe project Deutsche Ashram gestart met zangeres Merinde Verbeek. Op hun debuut Deeper And Deeper brengen ze een gruizige mix van shoegaze, psychedelische rock, post-punk, krautrock, droompop en noise. Wat moet je daar bij voorstellen? Welnu een gedurfde mix van de geluiden van weleer in een schurend, modern jasje. De zang van Merinde komt soms eng dichtbij die van Elizabeth Fraser (Cocteau Twins), zij het met een iets rauwere rand. Muzikaal gezien komen de bassen ook wel in het vaarwater van de Cocteau Twins. Maar ook de zang en muziek van Warpaint behoren tot de referenties. Om nog wat associaties te noemen, denk ook aan Lush, Joy Division, Wire, Slowdive, Bowery Electric en Space Siren. En laat dit gelijk weer varen, want de ontwapende, pure aanpak van dit duo zorgt dat dit een diepe indruk met een volslagen eigen smoel weet achter te laten. Wat een ongelooflijk mooi en nostalgisch werk dit.
Diamond Gloss – Primavera (cd, Fluttery Records)
Gonçalo Pereira is een muzikant uit Lissabon, die middels diverse projecten van zich laat horen. Dat is in eerste instantie de in 2005 opgerichte groep Purfect, dat na 2010 een doorstart maakt als How Comes The Constellation Shine. Hiermee maakt hij elektronisch gestuurde postrock. Daarnaast treedt hij naar buiten als Francis Alun Bell, waarmee de postrock wat naar de achtergrond schuift en de droefgeestige piano- en toetspartijen, ambient en gltch de dienst uitmaken. Maar hij houdt er tevens het project Diamond Gloss op na. Zijn debuut Bears verschijnt in 2011 waarop hij verstilde postrock met neoklassiek, ambient, idm en glitch mengt. De muziek is uiterst ingetogen en droefgeestig, wat wellicht alles te maken heeft met het feit dat hij het aan zijn overleden vrouw heeft opgedragen. De serene en rustgevende muziek kabbelt heerlijk je onderbewustzijn binnen, als een fijne dagdroom waarbij de nachtmerrie die erachter schuil gaat liefdevol bedekt wordt. In 2014 komt er het vervolg Nomawkish, waarop de neoklassieke, ambient en shoegaze elementen zijn toegenomen. Subliem. Dat hij daar overheen kan bewijst hij met de derde cd Primavera. Hoewel het bepaald geen lente is en de muziek verre van opgewekt, zou je de titel wel kunnen zien als een nieuw begin van waaruit iets opgebouwd wordt. De herfst is toch meer een teken van verval. Toch sluit het muzikaal gezien hier enigszins op aan door de droefgeestige mix van neoklassiek, ambient, experimentele muziek en idm, waarbij hij voor de arrangementen hulp krijgt van violiste Maria do Mar. De ingetogen muziek is wonderschoon en vouwt zich uit als een pas ontpopte vlinder. Fans van Library Tapes, Olan Mill, Nils Frahm en Set Fire To Flames zullen hier wel raad mee weten. Wat een aangrijpende, contemplatieve schoonheid.
Raphael Gimenes – As Montanhas de Som (cd, One World / Xango Music Distribution)
De in Brazilië geboren singer-songwriter Raphael Gimenes (zang, gitaar, dierengeluiden, handgeklap, koebellen, caxixi, agogo, programmering) woont sinds 2007 in Denemarken. Daar omringt hij zich met de locals om zijn intieme muziek ten gehore te brengen. Op zijn album As Montanhas de Som, ofwel het geluid van de bergen, wordt hij bijgestaan door diverse Deense inboorlingen op contrabas, Indiase tablas, pandeiro, caxixi, bellen, cimbalen, percussie, conga’s, triangel, bongo’s, zang,dwarsfluit, effecten, houtblokken en cello. Ondanks deze enorme bijdragen legt Gimenes een behoorlijk intiem geluid aan de dag. Aan de ene kant hoor je overduidelijk de Braziliaanse invloeden, waar João Gilberto en Antônia Carlos Jobim het patent op lijken te hebben, maar anderzijds lijken ook Nick Drake, Yonlu en Jose Gonzales tot de invloeden te behoren. Een exotisch, melancholisch pareltje van een authentiek artiest.
Katarzia – Agnostika (cd, Slnko)
Op de Tsjechische muziek staat echt geen maat. Ze komen daar gewoon met folkloristische muziek, pop, avant-garde, rock, Keltische muziek, klassiek en hedendaagse elektronica plus ludieke mixen van dat alles. Dat komt mede door de periode dat ze bij het Oostblok hoorden en muziek van buitenaf vaak daar niet doordrong of slechts deels. Daaruit zijn bijzondere mixen ontstaan, die zich niet hebben kunnen spiegelen met de gangbare hypes. Dat werkt tot op de dag van vandaag nog altijd door, mede omdat het gewoonweg zo gegroeid is. Daardoor komt er met enige regelmaat wonderschone muziek vandaan die je elders niet aan zult treffen. Katarzia, de groep rond zangeres/rapster Katarina Kubosiova, is ook zo’n voorbeeld van die unieke pracht. Op hun tweede cd Agnostika combineren ze net als op hun debuut folk met rap, trip hop en elektronica. Naast Katarina alias Katarzia (ook moog, rhodes, gitaar), treden hier ook Martin Valihora (drums), Marek Minárik (bas, elektrische contrabas) en diverse gasten op sampler, rhodes, zang, bas, elektrische contrabas, elektrische gitaar en effecten. De ene keer klinkt de muziek als frisse, typisch Tsjechische folk, maar op andere momenten als de elektronica en de beats hun intrede doen koersen ze ook richting Lamb, Oi Va Voi en Knarsetand. En het mooie is dat ondanks deze uiteenlopende muziek het allemaal prima naast elkaar past. Om nog maar te zwijgen over het feit dat het ook nog eens heel goed is.
Christian Löffler – Mare (cd, Kí)
Dankzij de wekelijkse mailinglijst van het label Kompakt blijf je aardig op de hoogte van niet alleen de nieuwe releases op hun label, maar ook alles wat ze distribueren. Sinds 2011 houd ik het Kí label in de smiezen, want daarop verschijnt een hoop moois in de meer droefgeestige elektronicahoek. Maar al een tijd zie ik niets meer van hen. Na mijn dagelijkse label of artiestenrondje ontdek ik dat ze toch nog bestaan, maar kennelijk op eigen benen staan. En tot verrassing zie ik dat één van de oprichters Christian Löffler het nieuwe album Mare net uit heeft gebracht. Löffler is opgegroeid in een bosrijk gebied in het noorden van Duitsland en wil de diepe band die hij heeft met de natuur ook altijd vertalen naar zijn muziek. Vrees niet voor new age, maar hij brengt wel natuursamples in zijn mix van techno, minimal house, IDM, glitch en licht experimentele muziek. Deze landen dan op een ondergrond van pure melancholie. Dat is hier niet anders. Op bitterzoete wijze brengt hij zijn organische elektronica ten gehore, waarbij je zo nu en dan de zang van Mohna krijgt. Het is allemaal net zo broeierig als biologerend. Zacht, mysterieus en met een enorme diepgang; soms is elektronische muziek zo menselijk. Liefhebbers van The Field, Markus Guentner, Kangding Ray en Swimwear Catalogue moeten deze ook maar eens uitproberen.
Marsias – O Dromos Pros To Oros Tmolon (cd, The In Sound / Xango Music Distribution)
Het komt toch niet vaak meer voor dat je een groep niet op internet terugvindt, maar het uit Kreta afkomstige kwartet Marsias laat weinig sporen na. Dan moet ik me maar beperken tot de muziek en daar gaat het eigenlijk altijd om. Ik ken eigenlijk maar één groep uit het Griekse Kreta, namelijk Loudovikos Ton Anogeion. En die leggen altijd een zeer ingetogen, melancholisch geluid aan de dag waar de folklore een grote rol speelt. In feite doet Marsias op hun debuut O Dromos Pros To Oros Tmolon, dat “De weg naar de berg Tmolon” betekent, net zoiets. Folklore en die intense melancholie. Alleen onderscheidt Marsias zich door het feit dat ze alternatieve rock in hun sound incorporeren. Dit geeft alles een duister tintje, maar dat leidt zeker niet tot terneergeslagenheid. Daarvoor is de muziek gewoonweg te mooi en intens. Geen navel staren, maar met een frisse blik de wereld in. Ik creëer oorlog als ik zeg dat ik ook wel wat Turkse muziek erin terughoor, dus dat is niet zo. De acht tracks die ze hier laten horen zijn echt van een bijzondere pracht. Traditie en toekomst gaan hier op fraaie wijze hand in hand.
Luister Online:
O Dromos Pros To Oros Tmolon
Charles Henri Maulini – Peaks (cd, Volkoren / Konkurrent)
De aan het conservatorium geschoolde en in Parijs gevestigde componist en pianist Charles Henri Maulini ontloopt ternauwernood de aanslagen in Parijs en later ook zijn geboortestad Nice. Bij beide gebeurtenissen is hij namelijk in de buurt en dat heeft natuurlijk z’n weerslag op de muziek die hij gedurende die periode schrijft. Samen met Jonas Pap (cello), Johan Borger (gitaar) en de drummers Jan Borger (Mensenkinderen) en Minco Eggersman (At The Close Of Every Day, The Spirit That Guides Us) laat hij nu het album Peaks het licht zien. Hij brengt 10 uiterst emotievolle pianotracks, die opgeleukt worden door de inbreng van de genoemde gasten. De tot de verbeelding sprekende pianostukken vormen samen met de overige instrumenten een fraai, bezinnend en melancholisch geheel. Hierbij word je compleet weggenomen uit de realiteit en beland je even in dromenland, alwaar je de rust krijgt om je gedachten te ordenen. Daarmee levert hij met zijn neoklassieke en aan de ambient grenzende muziek een geweldig troostend werk af, die fans van Nils Frahm, Erik Satie, Dustin O’Halloran, David Darling en Ólafur Arnalds op hun wenken bedient. Wat een ontzaglijke schoonheid.
Mono – Requiem For Hell (cd, Pelagic)
Twee jaar geleden komt de Japanse groep Mono met hun verbluffende tweeluik The Last Dawn & Rays Of Darkness, hun zevende en achtste album in hun dan 15-jarige bestaan, waarbij ik de twee splitalbums niet meereken. Ze maken gitaargerichte postrock die dikwijls afgewisseld of omwikkeld worden door prachtige orkestraties. Hun negende album Requiem Of Hell schept duidelijkheid met zo’n titel. Het zal geen vrolijke boel worden en vermoedelijk ook niet al te zacht. Slechts 5 tracks, maar die bestrijken wel drie kwartier. In de opener “Death And Rebirth” delen ze meteen al een flinke uppercut uit. Half lamgeslagen mag je daarna even bijkomen in het verstilde wonderschone “Stellar”. Daarna wordt je in de titeltrack alle kant op geslingerd. Half verpletterd mag je dan weer even op adem komen bij “Ely’s Heartbeat”. De gitaren zwellen daar wel aan naast de piano, maar het is mild en bezinnend wat ze laten horen. Een tikje voorzichtig begin ik dan aan “The Last Scene”, maar dat blijkt een emotioneel geladen stuk vol gruizige postrockgitaren. Het is allemaal weer van een aan de grond nagelende pracht en kracht.
Monokle – Rings (cd, Kí)
Om dezelfde reden als hierboven bij Christian Löffler beschreven kom ik er ook achter dat Monokle ook alweer zijn tweede cd Rings heeft uitgebracht. Maar goed, beter later dan nooit. Dit is het Russische soloproject van Vlad Kudryavtsev, die een afgestudeerd psycholoog en parttime visser is, die vanaf 2006 ook al diverse digitale releases uitbrengt. Op zijn nieuwste worp laat hij wederom een intieme en melancholische hybride horen van ambient, techno, IDM, glitch, deep house, dub en leftfield. De ene keer haast verstild en op andere momenten met een progressieve beat, al vormen de droefgeestige atmosfeer plus de vele subtiele details wel de rode draad. Hij mag in twee tracks op de steun rekenen van de elektronische muzikant Milinal en eenmaal op de soulvolle zang van Gala Ga. Voor de rest put hij uit samples van stemmen en koorzang om zijn muziek te verrijken. Het is van een intrigerende, pakkende schoonheid wat hij hier laat horen. Het zou ook zo op labels als Warp, R&S en Kompakt passen, dus mensen die The Future Sound Of London, Christian Löffler, The Field, Clark, Rival Consoles, Apparat en Gas hoog hebben zitten, zou dit zomaar een aangename verrassing kunnen zijn.
Motorama – Dialogues (cd, Talitres)
Motorama, waar een groot deel ook in Утро (Utro) speelt, is een geweldige, Russische post-punkband, die inmiddels drie releases het licht heeft laten zien. Het is doorgaans voor de liefhebber van de jaren 80 muziek een geweldig feest der herkenning, zonder dat ze nu in herhaling vallen of gedateerd klinken. En waarom zou je daar op je vierde album verandering in aanbrengen? Precies, daarom klinkt Dialogues gewoon weer heerlijk als een mix van Comsat Angels, Joy Division, Cure, Echo & The Bunnymen, Editors, New Order en veel van de bands dieje tegenwoordig op het Felte label aantreft. Maar ze zijn natuurlijk ook prima thuis op het Franse kwaliteitslabel Talitres. Het is alleen jammer dat de 10 nummers na ruim een half uur alweer voorbij zijn. Maar dat is punk! Meeslepende en heerlijke powerwave.
Arvo Pärt – Da Pacem Domine (cd, Ondine)
Een paar weken terug vertel ik dat ik van de Estlandse componist Arvo Pärt (1935) alleen alles volg dat op ECM uit wordt gebracht. Recensenten, vertrouw ze niet, want nu ben ik toch op het pareltje Da Pacem Domine gestuit dat op Ondine. En meteen wat doublures, maar die worden meteen weggepoetst door de prachtige uitvoering van het Letse Radiokoor, dat 12 mannen en 12 vrouwen rijk is. Het album bevat een verzameling van zijn sacrale koorwerken, uit de periode 1988 tot 2012 met Latijnse hymns en Bijbelcitaten, die met een titel als “Geef vrede” wel toepasselijk is in deze tijd. Het is allemaal volledig a capella en verstild, maar je mist de instrumenten geen seconde. De zang vormt de kathedraal waarin het gezongen wordt. Gewoon ogen sluiten en je laten meevoeren op deze ongelooflijke, diepgravende schoonheid.
Luister Online:
Da Pacem Domine (luisterfragmenten)
Radůza – Tenkrát V Ráji (cd, Radůza Records/ Supraphon)
Ik probeer met enige regelmaat eenieder op de hoogte te houden van de muziek uit mijn geliefde Tsjechië. Eén van mijn favorieten is de muzikante Radůza, die beschikt over een fabuleuze stem als een scheepsklok en zich doorgaans roert in de pakkende folkrock. Daarbij gaat ze geen genre uit de weg en kan het van chansons tot rap gaan, zij het met dat typisch Tsjechische sausje. Dat heeft sinds 2001 al 10 fantastische studioalbums opgeleverd, waarbij haar accordeon altijd een grote rol speelt. Nu waagt ze zich met Tenkrát V Ráji, hetgeen zoiets betekent als “Terug In Het Paradijs”, voor de gelijknamige film, voor het eerst op het soundtrack-pad. Ze wordt hierbij begeleid door een Filharmonisch orkest. De muziek heeft dan ook meer een klassiek karakter dan haar reguliere werk. Toch weet ze ook hier een diepe indruk achter te laten, die eens te meer aantoont dat ze een volslagen unicum is.
Repetitor – Gde Ćeš (cd, Moonlee Records / Sonic Rendezvous)
Repetitor is een indrukwekkend noisetrio uit Belgrado. Deze Servische band bestaat uit Boris Vlastelica (gitaar, zang), Milena Milutinović (drums, zang) en Ana-Marija Cupin (bas, zang). Na het geweldige debuut Sve Što Vidim Je Prvi Put (2008) en hun nog betere tweede album Dobrodošli Na Okean (2012) zijn ze nu terug met Gde Ćeš (waar ga je heen). Ze brengen op eloquente wijze weer hun bijtende noise afgewisseld met melancholische post-punk aan de man, waarbij liefhebbers van Joy Division, Karate, Gone Bald, Sonic Youth en Pain Teens de lippen zullen aflikken. Met name die afwisseling tussen die splijtende noise, die je tegenwoordig niet vaak meer hoort, plus die intens emotionele stukken maken dit ook tot zo’n feest. Dus. Waar ga je heen? Juist naar een plek om deze overdonderende cd aan te schaffen!
Shikor Bangladesh Allstars – Soul Of Bengal (cd. Funkiwala Records / Xango Music Distribution)
Hoewel Bangladesh alleen in het nieuws komt na een overstroming, een aardbeving, een tyfoon of een andere natuurramp, waar het land helaas rijk aan is, valt er ook heel veel mooie muziek op te duikelen. Oude songs vol poëzie en spiritualiteit, die van generatie op generatie zijn overgegaan. Hoewel Shikor Bangladesh Allstars klinkt als de plaatselijke sportclub, is het een groep gedreven muzikanten die de muziek uit hun land willen laten horen. De acht leden zijn Nazrul Islam (dhol, harmonium, mondira, tamboerijn, zang), Baul Rob Fakir (zang, dotara), Dewan Baby Akhtar (zang), Labik Kamal Gaurob (zang, khomok), Jalal Ahmed (bansuri fluit), Mokaddes Ali (dotara), Anup Kumar Mandal (tablas, dupki, achtergrondzang) en Md Bazrul Islam Bizu (ektara, achtergrondzang). Muzikaal is het goed te horen dat ze een buurland zijn van India, maar ook het aloude vermoeden dat Afrika ooit vastgezeten heeft aan het land. Bij de eerste klanken op de cd Soul Of Bengal had ik mijn geld zo gezet op een Afrikaans land, maar al snel wordt door de typische percussie en soms ook zang duidelijk dat het ook om India zou kunnen gaan. Enfin, Bangladesh dus. Ze brengen een rijk palet aan traditionele muziek, opgeleukt met modernismen als samples en veldopnames, die grofweg tussen Tamikrest en Musafir uitkomt. De zang en samenzang is zowel zinnenstrelend als pakkend en bijtend en het gebruik van de diverse locale instrumenten daarbij maakt dit tot iets dat z’n gelijke niet snel zal vinden. In alle opzichten een wereldplaat!
Tanya Tagaq – Retribution (cd, Six Shooter Records / Bertus)
De Inuit is een volk uit Canada en Groenland, die we hier vaak als Eskimo’s duiden, maar die voor sommigen van hen als een beledigende term wordt gezien. Zangeres Tanya Tagaq is een veelgeprezen Inuit uit Canada. Ze heeft al samengewerkt met onder meer Björk, Mike Patton en de Kronos Quartet. Maar ook haar eigen albums, dikwijls onder de naam Tagaq, liegen er niet om. Dat begint al met haar debuut Sinaa (2005), waarop ze haar bijzondere keelzang ten gehore brengt omhult met experimentele muziek. Dat krijgt allemaal nog meer gestalte met het vervolg Auk/Blood (2008), waarop ook Mike Patton te gast is. Tussendoor verschijnt er nog een live album. In 2014 lijkt ze iets meer door te breken met haar derde worp Animism, waar ze haar kunst weet te perfectioneren en zelfs een unieke cover van “Caribou” van de Pixies brengt. Toch blijft ze met haar experimentele muziek een beetje onder de radar van de muziekminnende media. Ze maakt het je ook bepaald niet gemakkelijk. Toch is dat hetgeen haar onderscheid van heel veel anderen. Nu komt ze met haar vierde wapenfeit Retribution aanzetten. Al snel blijkt dat ze ook hier geen concessies doet en gewoon haar eigen pad volgt. Ook de het thema liegt er niet om, want het gaat allemaal om verkrachting; verkrachting van vrouwen, verkrachting van het land, verkrachting van kinderen en plundering van traditionele landen zonder toestemming. Een terecht statement, maar vertaal dat maar eens naar muziek. Dat doet ze op onnavolgbare wijze met keelzang en zangimprovisaties, die soms grenzen aan het duivelse waar Diamanda Galas het patent op leek te hebben. Hoewel ook de experimentele kunsten van een Sainkho Namtchylak en Meira Asher soms voorbij lijken te komen. Daarnaast zijn ook rapper Shad en het koor The Element Choir hier te horen, die een mooi tegenwicht bieden aan de experimentele zang van Tagaq. De muzikale omlijsting daarbij is een soort avant-gardistische mix van neoklassiek, musique concrète en experimentele rock. Ik kan ook eigenlijk geen duidelijk referentiekader schetsen. Het is een soort oerkracht die hier vanuit gaat. En dan eindigt ze met de totaal eigengereide cover “Rape Me” van Nirvana, die zo uit een nachtelijke sessie van The Cranes zou kunnen komen. Een totaal uniek en bij de strot grijpend album.
Todd Tobias – Gila Man (cd, Tiny Room Records)
De Amerikaanse componist en multi-instrumentalist Todd Tobias kan je wellicht al eerder tegen zijn gekomen bij bands als 4 Coyotes, Clouds Forming Crowns, Circus Devils of Psycho And The Birds. Die laatste twee met Robert Pollard (Guided By Voice). Sinds 2012 laat hij ook solo van zich horen en dan komt de verhalenverteller in hem naar boven, ook al is zijn muziek hoofdzakelijk instrumentaal. Voor zijn nieuwste werk Gila Man heeft hij een psychedelisch Western avontuur in zijn hoofd. Zijn denkbeeldige soundtrack mag er wezen, met als voordeel dat hij de muziek gemaakt heeft zonder film en deze dus ook als zodanig te beluisteren is. De muziek spreekt zeker tot de verbeelding en is een eigengereide mix van neoklassiek, krautrock, dark ambient en avant-rock. Nu heb je soms echt wel een idee dat je in een Western zit, tuimelgras incluis, maar op heel veel momenten krijg je sterk de indruk dat je op een verlaten plek op een andere planeet bent terechtgekomen. Daar zijn het geen cowboys maar die boeven van de Residents die hun futuristische wapens trekken tegen Popul Vuh en Cocteau Twins. Schurken! Die laatste associatie komt mede door de prachtig woordloze zang van Chloë March. Ook Ennio Morricone, David Lynch, Stereolab en Broadcast passeren de dit surrealistische strijdtoneel. Tobias put uit behoorlijk wat bronnen, maar weet een intrigerend en coherent geheel van te maken. De ene keer verstild en dromerig, dan weer bevreemdend en onwerkelijk en op andere momenten schurend, spannend en duister. Een schitterend avontuur.
Suzanne Vega – Lover, Beloved: Songs From An Evening With Carson McCullers (cd, Cooking Vinyl, Amanuensis Productions)
De inmiddels 57 jarige Amerikaanse singer-songwriter Suzanne Vega behoeft denk ik weinig introductie. Sinds haar prachtige gelijknamige debuut uit 1985, waarop het nummer “The Queen And The Soldier” staat, voor mij één van de mooiste nummers aller tijden, brengt ze nog zeven sterke andere cd’s uit. Nooit maakt ze een kniebuiging voor de commercie, maar de commercie wel voor haar. Haar muziek is, mede door haar fluweelzachte, kenmerkende zang, van een tijdloze schoonheid. Mensen die bij het debuut zijn blijven hangen, iets wat ik nog wel eens hoor, doen er goed aan de rest ook een kans te geven. Op haar negende album Lover, Beloved: Songs From An Evening With Carson McCullers brengt ze een stemmige ode aan schrijfster Carson McCullers (1917 – 1967). Een schrijfster met een tragische en ziekelijke levensloop, die vooral schreef over de spirituele isolatie van de buitenstaanders in de zuidelijke staten van de VS. Dat levert menig boek, toneelstuk, dichtbundel en kindervers op. Nu wordt ze als één van de belangrijkste schrijfsters van de twintigste eeuw gezien, maar dat heeft ze zelf nooit mogen meemaken. Het is mooi dat Vega dit aangrijpt als hoofdthema voor haar nieuwe album. Haar typische zang is hier omwikkelt door jazz, blues en folk. Het levert een aangrijpend, nachtelijk geheel op. En een eerbetoon die McCullers verdient.
Viruuunga – Spank (ep, On The Camper Records)
Wat is dat Zwitserse On The Camper van Aris Bassetti (Peter Kernel) en Barbara Lehnhoff (Peter Kernel, Camilla Sparksss) toch een leuk en bijzonder label. Eerder brengt het ons naast hun eigen projecten al artiesten als Francesca Lago, Nadine Carina, Kovlo en The Lonesome Southern Comfort Company. Met mondjesmaat, maar allemaal van die heerlijk, ontwapende muziek. Daar komt nu het Zwitserse duo Viruuunga, ze houden wel van extra letters, bij met hun debuut Spank. Hun namen geven ze niet prijs, maar Aris Bassetti draagt wel synthesizer en percussie bij. Voor de rest wordt de muziek gemaakt met bas, gitaar, zang en een drumcomputer. De 5 nummers die ze hier presenteren bevatten lekker psychedelische rock en gruizige post-punk met heerlijk groevende baspartijen, schurende gitaren en pakkend uitzinnige zang, waarbij de beats en drums voor een jagende motorik zorgen. Alsof ze een dwarsdoorsnede van Joy Division, Suicide, Peter Kernel, Godheadsilo en A Place To Bury Strangers maken. Ruim 25 minuten lang weten ze je daarmee in een prettige houdgreep te nemen. Dit is een gigantische belofte voor de toekomst!
Voxtra – The Encounter Of Vocal Heritage (cd, Muziek Publique / Xango Music Distribution)
Het Belgische Muziek Publique heeft al jaren een open en frisse kijk op de wereld, ook met de muziek die ze brengen. Traditionele muziek en dans hebben ze er hoog in het vaandel staan. En ze weten ook keer op keer te verrassen met hetgeen ze brengen. Nu is er Voxtra, een wel een heel ambitieus project waarbij ze de meest uiteenlopende zangtradities met elkaar laten samenvloeien. Wat te denken van de verhalende volkszang uit België, de typische polyfonische zang uit Albanië, de cantu a tenore uit Sardinië (verwant aan die uit Corsica, met keelzang en polyfonie), de Beko-stijl uit Madagascar en de Finse joik (woordloze zang van de Lappen)? Een lange vraag die op The Encounter Of Vocal Heritage op zingende wijze al snel wordt beantwoord. Op voorhand kan je er eigenlijk geen voorstelling van maken. Het is ook onwaarschijnlijk hoe mooi al deze stijlen als van nature tot één geheel worden. Een wereldse oerkracht gebracht door 11 muzikanten/zangers, die maar eens te meer aantoont hoe muziek kan verbinden en al verbonden is. De 23 songs brengen je meer dan een uur de meest wonderlijke combinaties met liederen uit al diverse landen; nummers over het lot, het roepen van dieren, oorlog, leed, verdriet, de liefde, trouwen en plezier plus heldendichten, kinder-, slaap- en wiegeliederen. Dat begeleiden ze met kantele, trunfas (mondharp), percussie en klokkenspel, zij het dat het merendeel a capella is. Ze laten een verpletterende indruk achter en zorgen dikwijls voor bergen kippenvel met hun wereldse pracht, die me nog het meest aan die alles overstijgende projecten van Hector Zazou doet denken. Voxtra, vocals maar dan extra.
Wang Wen – Sweet Home, Go (cd, Pelagic)
Het Chinese Wang Wen, natuurlijk beter bekend als 惘闻, bestaat al sinds 1999 en ik heb er werkelijk nog nooit wat van gehoord. Ja ook dat komt voor. Ik probeer alle menselijke trekjes goed te verbergen, maar soms ontkom je er niet aan. Ze presenteren nu hun negende album Sweet Home, Go, sorry ik bedoel 岁月鸿沟, wat een overdonderende kennismaking blijkt. De acht muzikanten brengen gitaar, bas, drums, percussie, blaasinstrumenten (onder meer trompet en tuba), synthesizer, cello en in de slottrack ook zang. Ze serveren hier 7 tracks, die bij elkaar maar liefst 73 minuten duren. De groep neemt ook echt de tijd om te werken aan de opbouw van hun muziek. Deze zit vooral in de sfeervolle postrock hoek, maar ze maken ook neoklassieke, indie en jazzy uitstapjes. Maar als ze af en toe een eruptie laten horen maakt die ook wel extra indruk. Het mooie van Wang Wen vind ik dat ze in de houdgreep weten nemen en toch telkens te verrassen. Denk, om enig idee te krijgen, aan een gedroomde mix van Godspeed You! Black Emperor, Mono, Tortoise, Anoice, Nils Petter Molvær, Explosions In The Sky en Mogwai.
What Moon Things – the SWIM Tape (cd, What Moon Things)
De Amerikaanse groep What Moon Things wordt in 2012 geformeerd door Jake Harms en John Morisi met daarbij de min of meer vast bassist Chris Kehoe. Op hun gelijknamige debuut uit 2014 leggen ze de lat hoog en zijn er bepaald niet op uit het de luisteraar gemakkelijk te maken. Ze serveren een rauwe mix van post-punk, nu-wave, shoegaze, indierock, noise, avant-garde en experimentele muziek, de je tegelijkertijd omarmt en wegduwt. Naast een aantal andere associaties zitten ze wel in die licht complexe en bevreemdende avant-garde hoek van Xiu Xiu, de zang incluis. Veelbelovend noem ik ze in elk geval. De belofte wordt helemaal ingelost met hun tweede album the SWIM Tape. Nog altijd die emotioneel geladen, ongepolijste zang, maar de muziek is wat kaler en minder uptempo. Dit geeft ze eigenlijk alleen maar meer ruimte om de schitterende spanningsbogen te creëren die voor een bijzonder persoonlijke beleving zorgen. Op het eerste synthesizernummer na, dat was echt even schrikken, valt er geen zwakke schakel te ontdekken op dit album, waarbij ze nog altijd ergens het midden tussen de genoemde genres houden. Niet retro, niet nu en niet futuristisch, maar daarbuiten ergens. Naast Xiu Xiu zal je ook elementen van The Cure, The Black Heart Procession, The xx en Calla terughoren, zij het door de unieke, onconventionele bril van What Moon Things bezien. En vol met heerlijke melancholie. Dat verdient toch eigenlijk wel een grotere oplage dan de 100, met handgemaakte hoesjes, die ze nu hebben gemaakt. Aan de andere kant trekken ze zich toch gewoon nergens iets van aan. Klasse!
Martijn
Donnie @ Paradiso (Kleine Zaal), Amsterdam
Het fenomeen verkocht de kleine zaal razendsnel uit. Was natuurlijk een huiswedstrijd op Leidse door Leipie van het plein. Niet zo gek want zijn album, mixtapes en nieuwste EP Kwart Voor Monnie zijn leuk en divers. En het is mij er eentje. Babbels for days en hij kan wel een showtje neerzetten zo blijkt. Geholpen door een afwisselende setlist, met trap (Balenciagas) tot meer poppy songs zoals Winkeltje en Koud Als Ik Je Zoen. Perfect is het niet. De eerste keer door de autotune-microfoon loopt helemaal in de soep. De fles wordt geflasht, maar handen worden niet gewassen in Grey Goose. Halverwege verdwijnt hij wel even naar achteren om er – ook decadent – er een mixje van te maken. Het erg jonge publiek is erg stil na de set, maar er is toch een toegift. We krijgen de keuze: Batras of Mentaal. Het wordt de eerste wat dan toch wel weer erg enthousiast ontvangen wordt. Al met al een leuk uurtje maar dit trio (naast Donnie een gitarist/laptopper en iemand aan de mengtafel) moet duidelijk nog meters maken.
Cho Knock Knock III
Veel rappers worden serieus op hun eerste album, na op mixtapes lekker stoer te zijn geweest. Zo ook Cho, die op zijn debuut een stuk serieuzer overkomt. Liefdesliedjes (Eerste Keer), vaderlijk advies (Kleine Jongen), gebalanceerd met dansvloer- (Popalik) en zelfs festivalweidedingen (Baksteen). Dat pakt niet bij iedere rapper goed uit maar van Cho kan ik het goed hebben. Lekker plaatje.
Isaiah Rashad The Sun’s Tirade
De meningen op het internet zijn verdeeld, men vindt de tweede helft van dit officiële debuut inkakken. Misschien de gewekte verwachtingen door de mixtape Cilvia Demo (2014) die ik gemist heb, want het beschouw die experimentelere benadering geen terugval in kwaliteit. Ik hoor een avontuurlijk en jazzy, chill zelfs, album. Ondanks de zware onderwerpen (Rashad heeft verslavingsproblemen).