Moonrise Kingdom

Moonrise1
Cuckoo, cuckoo what do you do?



De jeugd heerste over dit filmjaar. Van ParaNorman en Hugo tot Monsieur Lazhar en Les Géants, het ging maar door. Als groot Wes Anderson-fan bewaarde ik
de kers op de taart bewust voor het laatst. Op het neurotische af,
volgens mij heb ik Moonrise Kingdom wel een maand uitgesteld. Waren de
omstandigheden perfect? Stonden mijn innerlijke 'receptoren' goed
afgesteld? Onzin natuurlijk. Zo leek ik zelf op een
Anderson-personage. (Of zouden die zeggen: 'gemiddeld gezien is elke
filmavond van het jaar hetzelfde'?) Serieuzer: een goede regisseur
breekt door de dag van vandaag heen, en sleept je mee zijn wereld in.

Negentien minuten
heeft Anderson hier nodig om me in te pakken. En dat is gedurende de
eerste kijkbeurt. Zoals ik eerder al opmerkte over The Darjeeling
Limited
zijn Wes Andersons films een tweede keer nóg
leuker. Diens cinemagische sprookjeswerelden zijn immers uiterst
zorgvuldig en detailrijk opgezet. Wél moet deze kijker zich eerst
altijd even over een zekere quirky hipster-kriebels heenzetten, het beruchte Miranda July-effect. Wes Anderson toont zich hier gestileerder dan ooit. Zo opent hij de film door de camera langs de kamers van een huis te
laten glijden. Het rode gebouw lijkt meer op een duur poppenhuis, of
een adventskalender, met in elk vakje een kleine kwinkslag.
Vervolgens worden eerst de bijfiguren geïntroduceerd, zodat we van alles óver de hoofdpersonages horen, vóórdat we ze leren kennen.

Moonrise4

De meeste van die
bijrollen zijn raak. In het geval van Bruce Willis en Edward Norton
(aan grote namen geen gebrek) schiet de term bijrol zelfs wat tekort.
Edward Norton is volkomen overtuigend als scoutingsleider, alsof hij
nooit iets anders heeft gedaan dan in een korte beige broek een
jongenskamp begeleiden. En dat zonder dubieuze trekjes. Hier is
iedereen gewoon lief, of een knipogend 'gemeen' citaat uit de
filmgeschiedenis. Norton houdt een kamp-dagboek bij, op bandrecorder,
waarbij hij er even verslagen uitziet als een vice-president die de verkiezingen
heeft verloren. Het is een van de elementen die de film de nerdy
structuur heeft waar het scouting-onderwerp om vraagt. Alles moet
gevangen en genoteerd worden. Niet voor niets klinkt het later: 'we
could make an inventory', en introduceert een excentriek Zissou-achtig
personage in detail de geografische locaties.

De aanwezigheid van
Bruce Willis in een níet-actiefilm is welhaast een zekerheidje voor
een fijne kijkervaring. Hij zou nog eens een hoofdrol moeten krijgen
in een feel-good-film. Of heb ik die gemist? Als aangever is hij in
elk geval keer op keer verrassend goed. Dat geldt zelfs voor een
belachelijke film als North (met een piepjonge Elijah Wood) waarin
Bruce Willis een 'wijze' man in een konijnenpak speelt. Ook in de
kerst-klassieker Nobody's Fool (met Paul Newman) is Willis op zijn
plek. Waar filmsterren (en zeker action heroes, denk aan Stallone)
eeuwig jong blijven, laat Anderson Willis hier een oude man
spelen. Plots zie je dat hij bijna zestig is. Willis heeft zo
de loserigheid van types uit Coens-films. Als island policeman
op een mini-eilandje is er ook weinig om zelfvertrouwen uit te
peuren. Of het moet Frances McDormand zijn. Vandáár dat ik aan de
Coens moest denken natuurlijk. McDormand is hier getrouwd met de
ultieme Anderson-figuur. Bill Murray. Die loopt er in
Caddyshack-stijl bij, en is verder zijn gewone filmzelf. Hij is
Andersons depri-Alleman. 'I hope the roof flies off, and I get sucked
up into space.' Zijn cynisme zorgt voor de beste grappen. Bovendien
verricht hij ook de leukste handeling, door een tent te verwijderen.

Moonrise5

En daarmee zijn we
aangekomen bij waar Moonrise Kingdom wérkelijk over gaat: twee
twaalfjarigen die, om het zwaar aan te zetten, samen volwassen
worden. Ontmoet Sam Shakusky, een jongen met een Salinger-naam. (Later
duikt er ook een Lionel op, recht uit Down at the Dinghy.)
Shakusky is een instant held, met zijn bontmuts, pijp, en wat
bekakte bollenbozen-stemmetje. In de eerder genoemde negentiende
minuut duikt Sam door een kledingrek en vindt een stelletje 'birds'.
Zijn blik annex waarderend hoofdknikje ís het klik-moment. Het
perfecte gecaste kereltje heeft nét een beginnetje snorretje (hoe
time je het?) en zit daarmee exact in die 'tussenfase des levens'.
Hij mag dan een nerd zijn, deze jongen waardeert het vrouwelijk
schoon op een andere, diepere, en vooral meer volwassen manier dan de
meeste andere jongetjes van zijn leeftijd. En dat biedt kansen. Zijn
vampy tegenspeelster giebelt óók niet (zoals haar vriendinnetjes)
maar zegt zwoel: 'I am the raven'.

Anderson gaat
uitermate economisch te werk. De eerste ontmoeting zien we in
flashbacks, waarvan de meeste slechts flitsen zijn. Het geeft de film
een jagend ritme, zodat de gebeurtenissen met de personages aan de
haal gaan. Het had ook héél anders gekund, want het tweetal begint
aan hun eigen Walkabout. Dé film over jeugdige liefde (om niet te
zeggen erotiek) van Nicolas Roeg. Daar duurt de gewandelde rite de
passage eindeloos. (En ja, dat is nog wat mooier.) Opvallend is de
overeenkomst in 'indigenous people'. (Ex)-Scout Shakusky loopt erbij
als een indianenjager, en onze twee helden volgen dan ook heel
toepasselijk het 'indian trail'. Indianen waren ten slotte de
meesters van dit soort rituelen op weg naar ontbolstering.

Moonrise3

En dat is dus wat
er gebeurd. En hoe. Net als in Beasts of the Southern Wild stormt het
letterlijk en figuurlijk. Hier spetteren naast de regen ook speeksel
en hormonen. Ik verwachtte elk moment Van Morrisons 'we were born
before the wind, also younger than the sun'. Ook zonder de Noord-Ier speelt
muziek een uitgekiende rol. Oude bekende Mark
Mothersbaugh draagt daaraan bij, net zoals nieuwe regular Alexandre
Desplat. Nog geslaagder zijn de 'al bestaande' stukken. Hank Williams zingt
over verleidelijke meisjes, en gebroken harten. Hij vertegenwoordigd
zo 'de bittere realiteit' in de film. Zijn muziek klinkt niet voor
niets door de autoradio van agent Willis. Dat Shakusky wel weet hoe
dit gaat eindigen bewijst het fraaie einde. Hij verlangt al terug
naar wat wás voordat het goed en wel achter hem ligt. Kunst is daarvoor de oplossing. Zo kan hij zich (net als Anderson zelf?)
wentelen in jeugdnostalgie. Zijn volwassen glimlachje verwordt
ondertussen wél tot een dappere grimas; hij weet dat het niet mooier
wordt dan toen. En 'toen' wordt vanaf minuut één verklankt door
(het kinderkoor van) Benjamin Britten.

in April, I open my bill
in May, I sing night and day
in June, I
change my tune
in July, how
far I fly…
in August, away I must!

(door Ludo)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.