Kan Mikami: woorden als vuisten en zinnen van zijde

Oftewel hoe een Japanse avantbluesmeneer het leven van de schrijver voorgoed veranderde. Joris Heemskerk doet uit de doeken waarom juist Ken Mikami zo hard aankomt dat het pijn doet.


Kanmikami3 Een lange en eenzame autorit, zaterdag, 28 oktober, 2006. Het Belgische asfalt als een maanlandschap voor me uitgestrekt. Ik ging alleen en er was geen andere manier om het te doen.  Een gemakkelijk offer met het vooruitzicht dat ik had. De Vooruit in Gent zou die avond geen podium zijn maar een tempel waarin zo’n dertig jaar Japanse muziekgeschiedenis ondergaan kon worden. Keiji Haino was er, Kazuki Tomokawa, The Overhang Party én Kan Mikami. Dit was weer een kans om mijn huidige perspectief op zijn kant te zetten en een nieuwe eureka ervaring te beleven, op zijn zachtst gezegd. Zo’n moment waarvan je achteraf zult zeggen; mijn leven zou nooit meer hetzelfde zijn.  Alleen erna is relevant, de dagen zouden rijker zijn, je wist dat hij er was.

Kan Mikami, geboren in 1950 in het noorden van Japan. Hij werd ooit gecast om als sinister yakuza-lid in een aantal Japanse maffiafilms te spelen. De man bezit een hoofd dat doet veronderstellen dat hij in drie seconden de huid van je schedel pelt. Vaak zingend  alsof hij het lichaam van een kind begraaft. Zijn stem elastisch en perfect aangepast op de emotie. Niet alleende meest donkere emotie, alle emotie. Zijn uithalen zijn legendarisch. Als Mikami zingt voelt het alsof je zenuwuiteinden aan de open lucht blootgesteld zijn. Het komt aan.

Op het podium van de Vooruit met alleen zijn stem en een gitaar in zijn handen is hij zoveel meer dan de optelsom van die twee delen. Dertig jaar lang geoefend in de kunst van het verhalen levert duidelijk wat op en zijn manier van zingen trekt je mee zijn wereld in. Die kale kop, expressieve lichaamstaal, hij beweegt zich als een roofdier op zoek naar prooi. Een bokser loerend naar een opening.  Slechts vijf seconden later is het ruwe gevoel waarmee hij zijn teksten zingt echter weer hopeloos romantisch. Hij is een weergaloos maar ultiem subtiel performer, iemand die de impact van zijn woorden, zijn stemgeluid door en door kent. En al zijn zijn vaak wonderlijke teksten in het Japans, je voelt ze. Misschien nog wel meer dan wanneer ze in een bekende taal zijn. Het is de mystiek van het exotische, de klank die intrigeert, zijn stem die een deel van de muziek wordt.

Elk woord dat Kan Mikami vandaag zingt staat nog steeds bol van dezelfde emotionele indruk Tokyo eind jaren 1960 op hem maakte. Uit de provinciale kalmte komend voelt hij de agressiviteit van het door het Westen beïnvloedde Tokyo. De rock ’n roll levenswijze is uit Amerika komen overwaaien en de Japanners in de grote steden volgen de laatste trends als schoothondjes. Gelukkig altijd beïnvloedt door hun eigen, sterke cultuur vormen zich eigenwijze varianten op de protestsongs, die in de Japanse Enka al ruim een eeuw geworteld zijn. Mikami went blijkbaar snel, hij staat binnen korte tijd vooraan op de barricades, sluit zich aan bij de talloze studentenprotesten en laat de mensen in de studentenbars huilend achter als hij zijn gitaar na een optreden naast zich neerzet.

Mikami beheerst de blues zoals Howlin’ Wolf die beheerste; de intensiteit snijdt door huid en haar, het zijn eerder seances dan liedjes. Mikami vindt de Japanse blues uit, vaak alleen in intensiteit vergelijkbaar met zijn Westerse tegenhanger. Maar luisterend naar een willekeur aan Mikami albums kom je veel meer tegen dan pure blues. Meer dan eens lijkt de ruwheid van zijn stem op die van een doorleefde punker die zijn ouderdomsheil zoekt in folkliederen. Orkestrale arrangementen gemengd met die stem doen denken aan de Franse chansonniers of soms zelfs aan ons aller Hazes, net zo bloedeerlijk, net zo echt en verbonden met de straat.

Mikami’s naakte rauwheid  trekt de aandacht van nog zo’n Japans icoon, Keiji Haino. “Ik wist niet dat zoiets ongelooflijks in Japan kon,” zegt Haino na Mikami voor het eerst gezien te hebben. De twee kunnen niet anders dan ooit te gaan samenspelen, eind jaren 1980 verschijnen Live in the First Year of Heisei Vol. l en Live in the First Year of Heisei Vol. 2 waarop Haino, Mikami en bassist wijlen Moto Yoshizawa een duivelse vorm van vrije blues creëeren. De stem van Mikami als middelpunt, daaromheen Haino die de electriciteit van zijn gitaar als een slangenbezweerder in zijn macht heeft. Een trio dat de kracht van vrije energie op waarde weet te schatten. De notie dat ruimte net zo beklemmend kan zijn als het gebrek eraan. De beide volumes van Live in the First Year of Heisei’ spelen met die uitersten, een oefening die dwars door de immense oeuvres van het trio snijdt.

De samenwerking tussen de Haino en Mikami eindigt gelukkig niet bij deze twee albums. Met drummer Toshiaki Ishitsuka vormt het tweetal Vajra (letterlijke vertaling: mensen die de vaardigheid bezitten een tijdperk te vormen).  De vertaling is in principe de spijker op zijn kop, als je afgaat op de heftige, emotionele kracht die van de muziek van het trio uitgaat. Pogingen tot omschrijven daarvan stranden vaak in pijnlijke understatements. Een explosieve vorm van vrije bluesrock met het ritme van freejazz, zoiets. Bijzonder relevant, vooral spannend en een keer of tien indrukwekkender dan de omschrijving doet vermoeden.

Kanmikami
Na een optreden op de Nakatsugawa Folk Jamboree (het Japanse Woodstock) haalt Columbia Mikami in de jaren 1970 als een soort popidool binnen, de looks heeft hij, maar zijn fascinatie voor de duistere onderkant van de maatschappij gaat de platenmaatschappij al snel te ver. Mikami doet niet aan concessies als het om zijn teksten gaat, soms lezen ze als wrede Manga strips :

When a raven crows in the morning
Someone's going to die by nightfall.
Today too some old sixty year old
Fucking a young girl, and dying on her belly.
In his mouth, gaping red
A gold tooth glitters under the mucus.
His shorts, thrown in a corner
A butterfly set free by the girl.

When your lace breaks in the morning
Someone's going to die by nightfall.
Today too some queer
Fighting over a man
Grabbing a knife, a military march
A black and hairy leg, the Adam's apple
Drenched in the blood that spurts
Flowers that bloom beside his mother's grave.

When a mouse cries at night
Someone's sure to die by morning.
Today too some butcher's wife
Killing herself with a young toy boy,
Her chipped manicure, dyed red again.
Forty chains until the morning
Until the morning starving bodies
Killing someone so they can live
The only destination, the chill of handcuffs.

Bovenstaande tekst is afkomstig van zijn eerste album, Mikami Kan no seka  (De Wereld van Kan Mikami). Het album lag niet al te lang in de schappen.

Kanmikami2 Toch weet Mikami zijn verblijf op het grote label goed te rekken en als je niet weet waar je moet beginnen in het omvangrijke oeuvre van de Japanner dan begin je best bij Hiraku yume nado aru ja nashi , zijn derde album op Columbia.  Alhoewel hij nog steeds het liefst verhaalt over moordenaars en zelfkantfiguren, zijn stem gegrepen door snijdende emotie, is de muziek eromheen soms wonderwel zalvend. Met als een van de vele hoogtepunten de saxintro’s van ‘Anata mo star ni nareru’ en ‘Yume wa yoru hiraku’. De saxofoon past hier zo perfect bij zijn stem, dezelfde reddeloze verbetenheid als belangrijkste overeenkomst. 

In zijn beginjaren op Columbia is Mikami vooral ook bezig met een imago opbouwen. Het album Kan daarvan als expliciet voorbeeld, niet onterecht nog steeds een favoriet onder Mikami volgers. Het is een vol en gelaagd album, orkestraal zelfs. Spaans geurend gitaarwerk, teksten, geïnspireerd door Franse schrijvers als Bataille, die hevige fascinatie voor de dood en andere donkere zaken, de strijkers die oneindige melancholie opwekken, zelfs gesproken stukjes die zo in een Yakuza film terecht kunnen en geluiden van motoren die de Japanse nacht verstoren. Het imago van een jongen van de straat, wars van regels, ultiem stoer maar toch ook weer hopeloos romantisch.

De Mikami van nu is iemand die weet waartoe hij in staat is. Experimenten met jazz musici (BANG!, 1974), de films, gedichtenbundels en de glorieuze samenwerkingsverbanden met Keiji Haino. Hij is gepokt en gemazeld in de Japanse underground en het wereldwijde live circuit. De wereld veranderen hoeft niet meer. Tegenwoordig brengt hij zijn albums uit op het legendarische Japanse underground label PSF, daar is hij naast gelijkgestemden in Keiji Haino en die andere Japfolk grootheid Kazuki Tomokawa meer op zijn plaats dan waar dan ook. Zijn meest recente album, Juw, is een album zonder al teveel  opsmuk, veel staccato gitaarspel en natuurlijk die allesverorberende stem. Het is misschien wel zijn beste werk op PSF. De romantiek van de jeugd niet voorbij maar tegelijkertijd is zijn realiteitsbesef ongenaakbaar in zijn harde oordeel.

In de Vooruit druppelt het zweet langs zijn voorhoofd, zijn ogen gesloten en die grote Gibson om zijn schouders schommelend. Hij zet een pas terug na elke zin, dan weer voorover leunend voor de volgende. De intensiteit gemeten in zweetdruppels, het zijn er een hoop. Ik koop na afloop elke cd die ik van hem kan vinden. Ik rij naar huis met een ultiem bevredigd gevoel, mijn wereld is net een beetje rijker geworden . De dagen mooier.

(Joris Heemskerk)

Comments

comments

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.